Jonge duiker zoekt in haven van Beiroet naar slachtoffers
Mooie initiatieven ontstaan te midden van de chaos in de Libanese hoofdstad Beiroet. Zo zoekt de 21-jarige Shawn Raad als geoefende duiker in de haven naar slachtoffers.
„Het was een heftige dag”, zucht Shawn Michael Raad. Het is woensdagavond en de jonge christelijke Libanees is net terug van een lange dag in de haven van Beiroet. De dag begon voor de 21-jarige Raad al vroeg: om 6.00 uur ’s morgens werd hij gebeld door een collega van de Let’s Dive Academy, waar Raad manager is. Of hij onmiddellijk naar de haven wilde komen om te helpen met een zoek- en reddingsmissie in het water. Raad aarzelde. „Ik dacht: Kan ik dit wel? Maar aan de andere kant: ik duik al jarenlang en dit is wat ik nu aan mijn land kan bijdragen. Door te helpen kan ik echt iets betekenen.”
Eenmaal in de haven moesten Raad en zijn collega’s wachten. De bedoeling was dat ook duikers van het Libanese leger mee zouden doen, maar hun duikmaterieel bleek niet in orde. De 21-jarige schokschoudert. „Weet je, dit land is corrupt. Daardoor is er veel oud materiaal in omloop. De uitrusting van de militaire duikers is niet goed, terwijl wij alle moderne hulpmiddelen bij ons hadden.”
Een ander probleem was dat het water in de haven mogelijk vervuild was met chemische stoffen. Het leger wilde dat eerst onderzoeken – een onderzoek dat uren duurde. Intussen hielpen de jonge duiker en zijn collega’s de hulptroepen die op het terrein van de haven aan het werk waren. „We zochten de kade af. Dat is lastig, want de verwoesting in de haven is compleet. Er ligt een enorme berg aan puin, as en stof. Daartussen zag ik bloed. Soms heel veel bloed.” Terwijl Raad zocht, vond een ander team verschillende lichamen. „Zeker drie doden werden geborgen in de tijd dat wij op de kade waren.”
Zodra het leger het veiligheidssein gaf, doken Raad en zijn collega’s vanuit een boot het water in. De jonge duiker had eerder gedoken in de buurt van de haven, maar deze ervaring was totaal anders. „Onder water reikte het zicht niet verder dan 30 centimeter tot een halve meter. Het water was groenig, soms bijna zwart door alle stof en as.”
Klap
In drie uur tijd doorzochten de duikers zo’n 20 procent van het water in de haven. Ze gebruikten hun handen om te kunnen bepalen welke voorwerpen ze tegenkwamen. „Gezonken bootjes, personenauto’s, hele vrachtwagens. De klap had alles wat op de kade stond in het water geblazen. Aan ons was de taak om te zien of er nog mensen in zaten. Dat was het moeilijkste deel van het werk.”
Sommige auto’s konden niet worden geopend. De duikers braken het glas als het nodig was en probeerden met sterke zaklantaarns naar binnen te schijnen. Uiteindelijk vonden ze niemand. „Alle auto’s en vrachtwagens die we hebben geïnspecteerd, waren verlaten. Ik weet ook niet of ik er klaar voor was om dode lichamen in trucks te vinden.”
Raad denkt even na, vult zijn woorden dan aan. „Ik denk dat ik daar nooit echt klaar voor kan zijn. Maar daar gaat het niet om. Wat voor ons belangrijk was, was dat we dit móésten doen. Het voelde als onze plicht. En als Beiroet mijn hulp nog een keer nodig heeft, dan kom ik weer.”