Doden herdacht op een lege Dam
Leeg was de Dam tijdens de dodenherdenking. Nederland beleeft 4 en 5 mei thuis. Maar ditmaal –zei de koning– „maken we die keuze zelf. Toen wérd de keuze voor ons gemaakt.”
Geen overvol plein tijdens de herdenking van degenen die de Tweede Wereldoorlog en latere oorlogsoperaties en vredesmissies niet overleefden. Geen dranghekken, geen veteranen, geen militairen. Geen massaal toegestroomd publiek. Herdenking van 75 jaar vrijheid, midden in de coronacrisis.
Duiven hebben het hele plein tot hun beschikking. Symbolen van vrede.
Namens het koningspaar wordt de eerste krans gelegd, als altijd. Ter gedachtenis aan de velen die vielen.
Twee minuten is de Dam nog stiller dan anders. Het Wilhelmus klinkt. Dan draagt Eva Pronk haar gedicht voor.
De twee scouts die alle kransen plaatsen, zijn broer en zus, zodat ze geen afstand van elkaar behoeven te houden. Op het videoscherm verschijnen hoogbejaarden die anders vooraan zouden hebben gezeten. Een kind of kleinkind achter hen vertelt hun verhaal. Het verhaal van verzetskoeriersters, Joodse overlevenden, veteranen.
De slachtoffers worden herdacht, hun inspanningen geëerd. Net als elk jaar. Maar zonder publiek. „Het voelt vreemd, op een bijna lege Dam”, begint koning Willem-Alexander zijn toespraak. Nooit eerder sprak het staatshoofd tijdens de plechtigheid. Nu gebeurt het omdat de Duitse bezetting 75 jaar achter ons ligt.
De koning spreekt over Jules Schelvis (1921-2016), wiens getuigenis hij in 2014 beluisterde in de Amsterdamse Westerkerk. „Daar stond hij, breekbaar, maar ongebroken.” En Schelvis vertelde over het vervoer naar het vernietigingskamp: met 62 mensen in een veewagon. Over de honger, de uitputting, de smerigheid in Sobibor. Over zijn vrouw, die hij nooit terugzag. „Hoe kan de wereld dit toestaan? Die vraag bleef hangen tussen de pilaren van de kerk.”
Wilhelmina
Nederland telde „helden die bereid waren om te sterven voor onze vrijheid, onze waarden”, zegt de koning. Maar ook veel mensen die zich niet verzetten. Het Joodse volk voelde zich onvoldoende gesteund. „Ook vanuit Londen.” En de koning noemt ook zijn overgrootmoeder, koningin Wilhelmina, hoe standvastig ze ook was.
De boodschap voor nu: „Niet wegkijken. Niet goedpraten. Niet uitwissen. Niet apartzetten. Niet normaal maken wat niet normaal is. Onze vrije, democratische samenleving koesteren en beschermen.”
Schelvis behield zijn vertrouwen in de mensheid. „Als hij het kon, kunnen wij het ook”, zegt de vorst. „We kunnen het, we doen het samen, in vrijheid.”
Na de toespraak van de koning worden kransen gelegd namens het parlement, de Rijksministerraad, de krijgsmacht en de burgemeester van Amsterdam. Premier Rutte en burgemeester Halsema kijken zelf toe. Het koningspaar opent het defilé, als elk jaar. Het volk kijkt thuis mee, via een al dan niet haperende live verbinding.
Onthoofd
Ook de Nieuwe Kerk is leeg, tijdens de bijeenkomst die steevast aan de herdenking voorafgaat. Dat die bijeenkomst uitloopt, is ditmaal niet erg.
Veteraan Maria Donk zegt deze avond aan haar vader te denken, die in een strafkamp zat. Peter van Dongen gedenkt zijn opa, die een dag na de Japanse capitulatie –dat nieuws was kennelijk nog niet doorgedrongen– werd onthoofd. Liselotte Staal haar grootvader, die een van de jongste Engelandvaarders was, nadat hij aan verdere dwangarbeid in Zuid-Duitsland was ontsnapt. Rob Bauer, commandant der strijdkrachten, vertolkt de taak van de krijgsmacht: het is een schild voor onschuldigen. „In alle missies zie ik dat mijn mensen doorgaan waar anderen stoppen.”
Nee
”Nee”, is het thema van de toespraak van schrijver Arnon Grunberg. Het „nee” klonk uit de mond van een Nederlandse gevangene in Auschwitz die weigerde kerosine over een kuil vol levende vrouwen en kinderen uit te gieten. Toen werd hij zelf het vuur in getrapt.
Grunberg spreekt over de Joodse moeder die haar baby tegen een geweerschot probeerde te beschermen en –toen dat niet langer lukte– het bloedende kind in het gezicht van de Duitse moordenaar smeet. „Als herdenken ook verlangen naar kennis is, zijn details belangrijk. Dan kunnen we ons niet permitteren te zeggen dat we bepaalde details niet willen horen.” De rauwe werkelijkheid ook dat de meeste gevangenen de vernietigingskampen „via de schoorsteen verlieten.”
Grunbergs moeder overleefde het kamp. Haar ouders niet. Zijn vader overleefde de oorlog als onderduiker. Hun zoon staat hier nu, in de Nieuwe Kerk, en wijst Kamerleden en ministers op hun verantwoordelijkheid om woorden geen gif te laten zijn, waarbij mensen niet beoordeeld worden op wie ze zijn, maar op de groep waartoe ze behoren.
Na de toespraak volgt een gebed van hoofdkrijgsmachtrabbijn Menachem Sebbag. Zes zangeressen, op gepaste afstand van elkaar, zingen het Indisch Onze Vader. Vertrouwde klanken in een lege kerk. Nederland herdenkt. Vanuit –zegt Grunberg– „het besef dat het verleden niet voltooid is.”