De boekenkast van Carolien Boender: Boeken zijn als vrienden
Boeken zijn voor haar als vrienden die je gedachten aanreiken en je doen nadenken over belangrijke levensvragen. Historica Carolien Boender las vroeger de halve bibliotheek leeg en is nog steeds een fervent lezer. „De inzichten die ik uit boeken meekrijg, geven me rust.”
De gezellige, lichte woonkamer van Carolien Boender (30) in Leiden wordt gedomineerd door een grote boekenkast. Ernaast staat een donkerrode wegzakbank, die vraagt om uren lezen met een kop thee erbij. De kamer biedt uitzicht op een kleine tuin, waar net de eerste planten zijn gepoot. Carolien, opgegroeid in een tuindersgezin: „Nu we moeten thuiswerken, ga ik in mijn pauzes even naar buiten om een kwartier in de aarde te wroeten.”
Ze las als kind al veel, ontdekte op de middelbare school het bestaan van literatuur en koos even later voor een studie geschiedenis. Op dit moment is ze bezig met haar proefschrift, maar af en toe lonkt het fictie schrijven. „Daar kan ik mijn verbeelding in kwijt.”
Die verbeelding vormt meteen de rode draad in haar boekenkeuze, net als humor, het verhaal van de ”gewone man” en de zin van het lijden.
1. Grimm: kracht van fantasie
„De sprookjes van de gebroeders Grimm horen bij mijn jeugd. Mijn tante las ons altijd voor uit dit boek, met stemmetjes erbij. Ze is beeldend kunstenares en als ik bij haar kwam, mocht ik altijd met haar potloden tekenen. Ik leerde van haar dat je innerlijke verbeelding een wereld is waarin je kunt rondwandelen. Voor mij was dat als kind heel bevrijdend.
Later heb ik mijn eigen exemplaar van het sprookjesboek gekocht, ergens op een boekenmarkt. Ik bladerde het pas weer door en kwam er toen achter dat ze bepaalde voorleesfavorieten had. Hans en Grietje bijvoorbeeld, en het verhaal van de wolf en de zeven geitjes. Vooral dat laatste verhaal vond ik vroeger heel spannend. Het geitje dat als enige overblijft, en zich dan verstopt in de klok. Als kind kon ik me dat zó goed voorstellen, hoe het moet zijn geweest om als enige over te blijven in de klok. Die sprookjes stimuleerden mijn fantasie.”
2. Bomans: heerlijke humor
„Op de middelbare school genoot ik van de lessen literatuur. Het idee dat boeken je uitdagen, je kunnen helpen om bepaalde vragen in het leven helder te krijgen, was voor mij nieuw. Voor de literatuurlijst las ik boeken van Louis Couperus, Ina Boudier-Bakker en ”Het negende uur” van Pieter Nouwen. En ik ontdekte Godfried Bomans. ”Pieter Bas” gaat over een fictieve minister van Onderwijs die zijn jeugdjaren en studententijd beschrijft. Ik vind de humor van Bomans heerlijk. Het is zo opgeschreven alsof Pieter Bas vindt dat hij iets voorstelt, maar tegelijkertijd weet dat hij weinig heeft te betekenen. Waar Bomans mee speelt, is dat we als mensen allemaal simpele wezens zijn die in de marge zitten te krabbelen, maar dat we toch graag iets willen voorstellen.”
3. Petterson: de gewone man
„In dit lijstje moest een non-fictieboek over geschiedenis, want die lees ik veel voor mijn werk. Ik heb gekozen voor ”Eigenwijs vaderland” van Anne Petterson, omdat het qua type geschiedenis aansluit bij wat ik interessant vind.
Het gaat over nationalisme in negentiende-eeuws Amsterdam. Historici denken dat het nationalisme, het vaderlandsgevoel, rond die tijd is ontstaan. Anne Petterson zegt in dit boek: dat kan zo zijn, maar hoe zit het met de gewone man op straat, de turfverkopers en dienstmeisjes? Wat voelden mensen als ze het volkslied zongen? Of de straat versierden omdat de koning jarig was?
In geschiedschrijving krijgen centrale figuren vaak de meeste aandacht, de gewone mensen komen minder snel aan het woord. Ook onze verhalen zijn straks waarschijnlijk vergeten. Als je naar jezelf kijkt, ben je maar een klein piekje op de hele tijdbalk. Dit boek haalt mensen naar voren met wie je je kunt identificeren.
Mijn proefschrift gaat over stedelijk burgerschap, ook daarin komt de gewone burger naar voren. Ik zit in de laatste schrijffase, rond 1 september moet het klaar zijn. Na mijn promotie verschijnt een handelseditie. Bijzonder, want op de middelbare school wist ik niet dat schrijven een baan kon zijn. Pas toen ik tijdens mijn studie voor de GezinsGids ging schrijven en voor de eerste keer mijn naam boven een stuk tekst zag staan, dacht ik: o ja, dit is een mogelijkheid. Nu verdien ik mijn geld met schrijven en college geven.”
4. Lewis: probleem van het lijden
„Een halfjaar na de start van mijn promotietraject werd ik ernstig ziek. Als je kanker krijgt, wordt als het ware je toekomst afgekapt. Uiteindelijk viel de ernst van de ziekte mee en ben ik genezen. Maar door een medische inschattingsfout heb ik een aantal maanden in de veronderstelling geleefd dat ik niet lang meer te leven had.
Die wetenschap doet veel met je. Gelukkig zijn er dan mensen die soortgelijke dingen hebben meegemaakt en daarover hebben geschreven. In die zin zijn boeken je vrienden, omdat ze je gedachten kunnen aanreiken, als het begin van een antwoord op een vraag.
Tijdens die moeilijke periode kreeg ik ”Het probleem van het lijden” van C. S. Lewis van iemand. In dit boek zegt Lewis dat we als mensen geluk vaak definiëren in termen van gezondheid en welvaart. Maar het pad waarvan wij denken dat het ons leven is, is niet het pad dat God met ons loopt. Als Vader gebruikt Hij alles wat we meemaken om ons te vormen tot schepselen naar Zijn beeld. Dat inzicht gaf voor mij zin aan wat me overkwam. Het gaf me een bepaalde rust. Ik kan mezelf eindeloos afvragen: waarom moet ik dit meemaken? Maar je kunt de vraag ook anders stellen: wat betekent het voor mijn persoonlijk leven dat dit me overkomt? Wat heeft God hiermee te zeggen? Lewis hielp me mijn vragen anders te formuleren.
Ik moet er wel bij zeggen dat Lewis dit boek schreef voordat hij zelf met ontwrichtend lijden werd geconfronteerd. Toen heeft hij nog een ander boek geschreven, ”Verdriet, dood en geloof”. Dat moet ik nog lezen.”
5. Hill: alles loslaten
„Dit boek, ”Het ga zo ’t wil” van John Hill, kreeg ik ook als leestip. Het gaat over de Sunamitische vrouw en de Bijbeltekst „En zij zeide; het is wel” uit 2 Koningen. Hill behandelt de onderwerping aan Gods wil. Hij begint met te zeggen: je mag juist wel vragen waarom je moet lijden. Niet omdat je God ter verantwoording wilt roepen, maar juist vanuit de vraag: wat betekent dit voor mij? Dat vind ik een mooi inzicht.
Lijden vraagt van ons dat we alles loslaten en ons onderwerpen aan God. Dat blijf ik ingewikkeld vinden. Bij het lezen van dit boekje moest ik denken aan de liedregel ”Leer mij volgen zonder vragen”. Terwijl het voor mij juist de kunst is om God te leren volgen mét mijn vragen. Dat ik ondanks mijn vragen uiteindelijk zeg: God is goed, rechtvaardig, wijs en liefdevol.”
6. Schoemann: de schuldvraag
„Het mooie aan een goede roman vind ik dat je met je verbeelding het verhaal verder kunt inkleuren. In ”Verliesfontein” van Karel Schoemann komen geschiedenis en fictie op een prachtige manier bij elkaar. ”Verliesfontein” is het verhaal van een Zuid-Afrikaans dorp dat tijdens de Boerenoorlog bezet wordt. Het is geschreven vanuit een onderzoeker die in het heden een paar sporen vindt van die gebeurtenis. Hij is bezig met zijn onderzoek en komt dan in het verleden in het dorp terecht. De inwoners merken niet dat hij aan het rondwandelen is. Gaandeweg ontdekt hij dat bijna niemand zich druk maakt om de zwarte slachtoffers van de Boerenoorlog. Geen van de blanke hoofdpersonages wil de verantwoordelijkheid nemen voor het lijden van de zwarte bevolking. Veel van het menselijk handelen gaat over schuld en verantwoordelijkheid en als historicus vind ik dat een interessant vraagstuk.”
7. Robinson: leren berusten
„Marilynne Robinson heeft een serie van drie boeken geschreven, waarvan ”Lila” het laatste deel is. Hoofdpersoon Lila heeft jarenlang als zwerfster geleefd en komt dan in aanraking met een dominee. Hij preekt elke zondag dat God goed is. Terwijl zij zich afvraagt: waarom zijn er dan mensen die moeten vechten voor hun bestaan? Uiteindelijk zegt de dominee: ik weet het antwoord niet, maar ik weet wel dat we God onze Vader mogen noemen. Dit boek leerde me dat niet alle vragen een antwoord hebben, en dat je ook kunt berusten in het feit dat je niet meer weet dan je weet.”
www.rd.nl/uit de boekenkast
Carolien Boender
Carolien Boender wordt in 1989 geboren in Nieuw-Beijerland. Ze groeit op in een gezin met drie broers.
In 2008 begint ze met een studie geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Ze werkt momenteel aan dezelfde universiteit aan een proefschrift over het voortbestaan van stedelijk burgerschap na 1795. Haar onderzoek richt zich op de steden Haarlem en Groningen tussen 1747 en 1848.
Daarnaast geeft ze college aan geschiedenisstudenten en begeleidt ze een aantal afstudeerders bij het schrijven van hun scriptie.
Carolien Boender is hoofdredacteur van Transparant, het tijdschrift van de Vereniging van Christen-Historici.
Ze woont in Leiden.
Serie Uit de boekenkast
Mensen uit alle geledingen van de maatschappij vertellen over boeken die invloed hebben gehad op hun leven.