Robots in de zorg: knuffelen en praten met een zeehond
Robots inzetten in verzorgingstehuizen: dat lijkt een onwenselijke combinatie. Toch doen de zorgverleners het bij woon-zorgcentrum Charim in Veenendaal. Van robotzeehond tot imitatiekat: Charim heeft de modernste snufjes in huis. „Ik zou de robots niet meer willen missen.”
Op de gang bij Zorggroep Charim, locatie De Meent in Veenendaal, komt muziek je tegemoet. Wekelijks zingt een groep bewoners in de aula psalmen en gezangen, legt manager welzijn Marlies Bochane uit. Bochane loopt de aula voorbij en stapt een kamer in die futuristisch aandoet. Een mobiele beamer projecteert natuurtaferelen op de muur. Bergeenden en andere watervogels dobberen rond. Treurwilgen op de achtergrond. Vanaf een waterbed kan een cliënt zich midden in een natuurgebied wanen.
Mevrouw Kah (87) met een vergevorderd stadium van dementie zit in de kamer. Op schoot houdt ze een poes. „Miaaauw”, klinkt het. Het dier gaat op zijn rug liggen. Zijn kop draait hij richting Kah.
Schijn bedriegt, want dit is geen echte poes maar een robotkat. Bewoners knuffelen het ding, dat een zachte zwarte vacht heeft, alsof het een echt dier is. Velen dénken dat ook. Aai je het beest, dan maakt het tevreden geluidjes. Of het gaat trillen als een spinnende kat.
„Van knuffelen krijg je een warm gevoel”, verklaart Ditty van Ruiswijk, coördinator team welzijn. „Als je merkt dat een kat het fijn vindt dat je hem aait, dan voel je je nuttig. Heel belangrijk, voor elk mens.”
Met levende dieren kun je toch ook knuffelen? Bochane: „Maar wie gaat die verzorgen, voeren en het hok schoonmaken? Dat kost veel tijd. Bovendien zijn mensen met gevorderde dementie over het algemeen niet zo fijngevoelig meer. Ze knijpen rustig hard in een dier, of prikken in zijn oog. Een echte kat is daar niet van gediend, maar bij een robot maakt dat niet uit.”
Zeehond
Bochane heeft nog een leuk speeltje voor Kah in petto: een robotzeehond. Paro heet het beest. Hij staat in het Guinness Book of Records als beste sociale robot. Overal zitten sensoren die geluid en druk waarnemen. Aai je hem onder zijn kin, dan doet hij zijn kop omhoog. Grote, donkere ogen kijken je vriendelijk aan. De geluidjes die het beest produceert, klinken nu eens vragend, dan weer bevestigend. Ga je ruig met hem om, dan klinkt er een knauw. Het beest is zelflerend en past zijn gedrag aan, afhankelijk van de manier waarop de persoon die hem vasthoudt zich gedraagt.
„Met Paro kun je knuffelen, maar hij stimuleert ook communicatie”, zegt individueel begeleider Margo Overweg. „Mensen die verder zijn in hun dementie zeggen weinig of zelfs helemaal niets. Met iemand praten die niet reageert, is lastig en er kunnen pijnlijke stiltes vallen. Maar ik kan wel bij iemand gaan zitten met Paro op schoot en tegen de robot gaan praten. Het kan ook zijn dat iemand tegen Paro gaat praten, die daarop reageert met geluiden. Bij mensen met dementie zijn niet zozeer de woorden belangrijk, als wel de toon waarop jij of een robot iets zegt.”
De zeehond stelt mensen op hun gemak, verklaart Overweg. „Mensen met dementie zijn vaak gespannen in een onbekende omgeving of met nieuwe mensen. Mevrouw Kah kwam net nerveus binnen. Nu is ze veel kalmer en praat ze ook. Ik zag dat Kah aandacht had voor de ogen van het dier. Die maakten haar zachter en rustiger.” Van Ruiswijk: „De zeehond stelt zich open voor een gesprek. Als je tegen hem praat, beloont hij dat door de spreker lief aan te kijken of geluidjes te maken.”
Kah heeft door haar dementie moeite met spreken. Afasie, noemt Overweg haar spraakgebrek. Woorden vormen onsamenhangende zinnen. Kah: „Wat een feest… Kijk eens. Hij… komt eraan.”
Mannetje
Naast het waterbed staat een robot die er ook echt uit ziet als een robot: Zora. In tegenstelling tot de kat en de zeehond kan hij niet zelfstandig zijn werk doen, maar moet hij op afstand worden aangestuurd. Via een tablet activeert Overweg het mannetje. De robot lijkt er vandaag geen zin in te hebben en blijft op zijn plek staan. Enkele lampjes knipperen.
Na tien minuten komt er beweging in. Zora zet een paar stappen vooruit. Een vrolijk muziekje klinkt uit het apparaat. Dan zakt hij door de knieën en gaat op zijn rug liggen. Het lukt Zora zowaar om op eigen kracht weer overeind te komen en te gaan staan. Overweg: „Hij kan dansjes doen, of bepaalde sporten nadoen. Iemand moet dan raden om welke sport het gaat. Hij kan ook praten. Je moet de woorden dan wel vooraf intypen.”
Zora functioneert alleen met een begeleider ernaast. Heeft het apparaat dan wel toegevoegde waarde? Bochane: „Je hebt hier echt een ambassadeur voor nodig. We hebben gelukkig een actieve vrijwilliger die het leuk vindt om met Zora te werken. Die heeft zich in het apparaat verdiept en weet hoe ermee om te gaan. Een bewoner uit Java vindt het geweldig om uit de robot Javaanse muziek te horen. En een mevrouw genoot van de bewegingen van Zora en zei: „Wat een eigenwijs kereltje!” Ze kon er tijden naar kijken.”
Missen
Bochane, Van Ruiswijk en Overweg zijn blij met de robots. Vooral Overweg. „Als ze weg moesten, zou ik ze gaan missen. Ze zijn een handige tool die ik dagelijks gebruik. De robots hebben echt een meerwaarde.”
Een nadeel is de hoge aanschafprijs. Zeehond Paro kost zo’n 6000 euro, robot Zora wel 15.000 euro. De kat is goedkoper: zo’n 140 euro. Daar komt het onderhoud nog bij. Paro krijgt voor 500 euro jaarlijks een beurt. En een nieuwe batterij kost 400 euro. Bochane: „Het zijn pittige investeringen.”
Robots gaan zorgverleners niet vervangen, benadrukt Bochane. „Ze ondersteunen de zorgverlener en maken het werk makkelijker. Ik zou het prachtig vinden als we straks over rijdende robots beschikken die medicatie kunnen verstrekken. Of die weten waar elke cliënt zich in het gebouw bevindt en familie naar hem of haar kunnen verwijzen.”
Bovendien moeten de robots worden aangestuurd. Overweg: „Je moet weten hoe je een robot kunt inzetten, en voor wie. Een dove bewoner genoot van de kat maar moest niets hebben van de zeehond. „Je gaat toch geen zeehond knuffelen?” Anderen, die verder in hun dementie zijn, zien dat probleem niet, maar genieten gewoon van de vriendelijke oogjes van de zeehond.”
Ook blijven mensen van vlees en bloed nodig voor het contact met de bewoners. Van Ruiswijk: „Iedereen wil liefde ontvangen. Alleen mensen kunnen liefde geven.” Bochane: „Mensen hebben ook behoefte aan fysiek contact. Al leg je maar een hand op iemands schouder. Robots kunnen dat niet.”
Eten geven: taak voor mens of robot?
„De ontwikkelingen in de robotica kun je niet tegenhouden, maar wel sturen. Laten we daarom tijdig nadenken over de vraag welke zorgtaken we willen reserveren voor robots, en welke we liever als mens zelf willen blijven doen.”
Daarvoor pleit drs. Tom Ederveen, oprichter van adviesbureau Robotzorg. Ederveen ziet toegevoegde waarde in robots, maar roept tegelijkertijd op tot bezinning. Xenia Kuiper, programmamanager sociale robotica bij Philadelphia gehandicaptenzorg, zit op dezelfde lijn.
Waar zijn robots goed in?
Kuiper: „Robots zijn neutrale objecten: nooit boos of blij. Daardoor krijgen ze soms meer voor elkaar dan mensen. Zorgbehoevenden durven in bepaalde gevallen meer te zeggen tegen een robot dan tegen een mens. Bovendien voelen mensen zich soms meer in hun waarde als ze door een neutraal object worden geholpen dan door een mens. Zorgbehoevenden voelen zich meer gelijkwaardig met een robot dan met een zorgverlener. Ook een belangrijk voordeel: een robot heeft altijd tijd, en kan 24 uur per dag bij een cliënt zitten. Voor zorgverleners is dat meestal niet haalbaar.”
Ederveen: „Robots zijn goed in het uitvoeren van één taak. Je kunt ze zo programmeren dat ze beter in staat zijn om bijvoorbeeld emoties te herkennen dan wij als mens dat kunnen. Een robot zou kunnen registreren dat iemand zich eenzaam of verdrietig voelt en daarop een seintje geven aan een hulpverlener of familielid.”
Waar kun je beter de mens voor inzetten?
Ederveen: „Mensen hebben bewustzijn, emoties en creativiteit. Die zaken maken de mens tot mens en geven hem waarde. Zet geen robots in bij creatieve processen zoals het bedenken van innovatieve oplossingen. Houd emotionele momenten bij voorkeur in een mens-menssituatie. Denk aan het geven van eten of pillen aan een oudere.”
Kuiper: „Het hangt heel erg af van de wensen van de cliënt. Sommigen hebben er een hekel aan om eten te krijgen van een mens. Met de hulp van een robot kan iemand zich langer zelfstandig redden.”
Waar worden robots nu al voor ingezet?
Ederveen: „In thuissituaties wordt gebruik gemaakt van digitale assistenten, maar nog bijna niet van echte robots. Zo ondersteunt assistent Tessa mensen met dementie bij het ritme van de dag en herinnert zij hen aan afspraken. Omdat Tessa niet kan bewegen, noem ik haar geen robot. Met andere digitale assistenten kun je spelletjes doen of boeken lezen. In verpleeghuizen en ziekenhuizen worden
robots soms ingezet bij de receptie, om mensen de weg te wijzen. Bij andere toepassingen gaat het meestal om experimenten. Robots in de zorg staan echt nog in de kinderschoenen.”
Kuiper: „Bij Philadelphia experimenteren we met veel verschillende robots. We testen robots zo’n vijf tot zeven jaar, voordat we vinden dat ze goed genoeg zijn om daadwerkelijk te worden ingezet.
We gebruiken nu al wel vier Peppers non-stop. Dit zijn sociale robots die gesprekken met een cliënt kunnen aangaan. Ze kunnen mensen instrueren bij het koken, of iemand eraan herinneren de keuken schoon te maken of boodschappen te gaan doen. Robots kun je saaie, repeterende taken laten doen, zoals helpen bij de structuur van de dag. Maar een robot kan ook ingewikkelde vragen stellen, zoals: „Zit je iets dwars? Waar wil je het over hebben? Dan zijn dit mijn tips.” Voor veel cliënten kan een robot een emotionele uitlaatklep zijn. Een jonge cliënt fleurde helemaal op sinds hij een robot had. Hij staat dagelijks een kwartier met het ding te praten. Terwijl hij doorheeft dat de robot er niets van begrijpt.”