„Fundamentalisten zijn niet gek; ze zijn mensen zoals jij en ik”
Fundamentalisme heeft vele gezichten. Het kan rechts-extremistisch of links zijn, christelijk of islamitisch. Dr. Rik Peels, onderzoeker aan de Vrije Universiteit (VU), hoopt dat nieuw onderzoek helpt om een fundamentalist beter te begrijpen.
Met een EU-beurs van 1,5 miljoen euro heeft de Amsterdamse theoloog en filosoof vijf jaar de tijd om onderzoek te doen naar fundamentalisme. Hij doet dit aan twee VU-faculteiten: geesteswetenschappen en religie en theologie. In de onderzoeksgroep zitten vooral theologen, filosofen en godsdienstwetenschappers. Deze zijn voortdurend in gesprek met juristen, criminologen, historici en psychiaters.
Een kenmerk van fundamentalisme is dat er een onderliggend verhaal bestaat over een paradijs, een val en een verlossing die fundamentalisten zelf teweeg moeten brengen, zegt Peels. Andere kenmerken zijn volgens hem de letterlijke lezing en toepassing van een heilig geschrift en een sceptische houding ten aanzien van de wetenschap. Nog een belangrijke: fundamentalisten kennen minder rechten toe aan minderheden met een bepaalde geloofsovertuiging of van een bepaald ras of gender.
De onderzoeker schetst hoe het begrip fundamentalisme aan het begin van de vorige eeuw in Amerika ontstond. Conservatieve christenen maakten zich zorgen over maatschappelijke ontwikkelingen. Ze wilden terug naar de grondslagen van het christelijke geloof. „Fundamentalisme reageert vaak op een dominante meerderheid, vaak de moderniteit. Het is in die zin parasitair, niet onafhankelijk en vrij.”
De term fundamentalisme heeft een negatieve lading. Voor u ook?
„In het dagelijkse spraakgebruik is dat zeker zo. In de literatuur valt het wel mee. Daarin kun je het begrip prima neutraal definiëren. Historisch gezien kan iemand die aan de definitie voldoet zich zelfs op een geweldige manier inzetten voor de maatschappij. Wil je het begrip in je onderzoek gebruiken –en daar kun je niet omheen– dan is het goed om een stapje terug te doen en op de kenmerken te letten. In het tweede deel van het project zoomen we in op een bepaalde fundamentalistische overtuiging en de morele toelaatbaarheid ervan. Het onderzoek gaat dus zeker ook om de vraag of een overtuiging moreel juist is of niet. Er komt dan ook een moment van evaluatie, maar niet vooropgezet. Het is geen uitgangspunt dat fundamentalisme in al zijn facetten verkeerd is.”
U gooit het met dit onderzoek over een andere boeg. Hoe zit dat?
„Het bestaande onderzoek berust op experimenten en interviews of is historisch van aard. Dat is waardevol, maar ook beperkt. Tot nu toe is onvoldoende verklaarbaar waarom mensen radicaliseren in hun denken. Voor het eerst gaan we een filosofische methode gebruiken om mensen beter te kunnen begrijpen. Veel modellen benaderen de fundamentalist niet als een normaal, rationeel persoon, maar als iemand die aan een psychiatrische ziekte lijdt of sociaal en economisch op achterstand staat. Dat blijkt in de meeste gevallen niet te kloppen. Mensen die hiervoor kiezen, zijn als jij en ik. Ze hebben misschien een rare of zelfs schadelijke overtuiging, maar zijn verantwoordelijke individuen.”
Denkt u dat de uitkomsten nuttig kunnen zijn voor de samenleving?
„Zeker. Het is goed om in te zien dat we van gedachten kunnen wisselen met mensen die een fundamentalistische overtuiging hebben, in plaats van dat we ze knettergek noemen. Het gaat om een grote groep mensen, niet alleen om terroristen. Terroristen vormen een subgroep binnen de fundamentalisten. Zij kiezen ervoor om hun ideaal met geweld te realiseren.”
Dat er fundamentalisten zijn, is geen probleem?
„Niet meteen voor de veiligheid. Maar er zijn andere vormen van schade denkbaar. We moeten met elkaar samenleven. Ook als je geen geweld gebruikt, is het schadelijk om een ander minder rechten toe te kennen of je op te sluiten in je eigen gelijk.”