Verbod op vuurwerk: wordt dat wat?
De ene gemeente na de andere wil af van het afsteken van vuurwerk tijdens oudjaar. Ook in de Biblebelt wordt knal- en sierwerk meer taboe verklaard, blijkt uit RD-onderzoek. Maar zijn vuurwerkverboden te handhaven?
„Het is in Rotterdam een chaos aan het worden. De stad kent negentig vuurwerkvrije zones”, zegt jurist Karin Hofman. In het Academiegebouw in hartje Groningen laat ze op een scherm een plaat van een straathoek in een Rotterdamse wijk zien. Links van een straattegel mogen buurtbewoners geen vuurwerk afsteken, rechts wél. „Hoe handhaaf je al die vuurwerkverboden?” houdt Hofman de zaal voor tijdens een debatavond over vuurwerk.
Twijfel over de handhaafbaarheid van vuurwerkverboden klinkt er deze novemberavond vaker in de universiteitszaal. De politie kampt met nijpend personeelstekort – kan de sterke arm dan wel tijd vrijmaken om vuurwerkvandalen achter de vodden te zitten? En zal het waterbedeffect optreden: verplaatst de overlast zich van verbodswijken naar buurten waar je wel mag knallen?
Jong
De liefde voor knal- en sierwerk zit bij menigeen diep. Het afsteken van vuurwerk tijdens de jaarwisselig belandde in 2015 zelfs op de nationale inventaris immaterieel cultureel erfgoed. Dat de vuurwerktraditie hardnekkig is, bleek recent bijvoorbeeld in de nieuwe Groningse gemeente Westerkwartier (bestaand uit Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn). Pogingen om een vuurwerkverbod af te kondigen, leden schipbreuk. „Tegenstanders van zo’n verbod redeneren in de trant van: Toen wij jong waren, genoten we ook van vuurwerk. En: Er mogen dan jaarlijks honderden vuurwerkslachtoffers vallen, dat zijn er lang nog niet zo veel als de 4,4 miljoen sporters die jaarlijks een blessure oplopen”, verwoordt jurist Hofman de kritische geluiden.
Oorlogsgebied
Toch keert het tij. Er gaan steeds meer stemmen op om de vuurwerktraditie bij het oud vuil te zetten. Menigeen is het spuugzat dat sommige wijken in dorpen en steden tijdens de jaarwisseling veranderen in een soort oorlogsgebied. Waar lallende jongeren de boel molesteren en brandweerlieden, ambulancemedewerkers en agenten hun leven niet zeker zijn.
Van de Nederlanders was in 2018 48 procent voor een algeheel vuurwerkverbod, lieten de ministers Grapperhaus (Justitie en Veiligheid) en Van Veldhoven (Infrastructuur en Waterstaat) afgelopen zomer aan de Tweede Kamer weten. Harde knallen irriteren de burger meer dan lichtfonteinen – 63 procent is voor een verbod van knalwerk, 41 procent voor een ban op vuurpijlen.
Tal van gemeenten voerden afgelopen jaren vuurwerkvrije zones in, bijvoorbeeld rond verzorgingshuizen en kinderboerderijen. Een van de voorlopers is de gemeente Hilversum, waar vuurwerk sinds enkele jaren in een deel van het centrum is verboden (zie: ”Burgemeester: Je kunt niet blijven wegkijken”). Apeldoorn wil het particulier gebruik van vuurwerk tijdens oudjaar met wortel en tak uitroeien. Vanaf de jaarwisseling 2020/2021 zou er in de Veluwse stad een totaalverbod op vuurwerk moeten gelden. In enkele gemeenten namen CU en SGP stappen om vuurwerk aan banden te leggen, blijkt uit onderzoek van het Reformatorisch Dagblad.
Het kabinet kiest vooralsnog niet voor een totaalverbod. Tot verdriet van korpschef Erik Akerboom. De politiebaas vreest voor de veiligheid van zijn agenten. De lappendeken van vuurwerkverboden zint hem niet. „Ik voorzie dat een willekeur aan lokale verboden de handhaving van de openbare orde een stuk complexer maakt”, schreef Akerboom in oktober in een brief aan de Tweede Kamer.
Helpt een vuurwerkvrije zone? Gemeenten oordelen daar wisselend over, blijkt uit dit jaar gepresenteerd onderzoek van Bureau Beke. Dat bureau vroeg in opdracht van het ministerie van Justitie en Veiligheid zeventien gemeenten naar hun ervaringen met antivuurwerkmaatregelen. Sommige gemeenten willen het aantal vuurwerkvrije zones uitbreiden, andere gemeenten willen er juist weer van af. Omdat ze handhaving „ondoenlijk” vinden.
Schade
De overheid doet er wijs aan een algeheel vuurwerkverbod nu nog niet in te voeren, zegt prof. dr. Ira Helsloot, hoogleraar besturen van veiligheid aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Weliswaar neemt bij velen het enthousiasme voor vuurwerk afsteken tijdens de jaarwisseling af, toch hecht nog zo’n 40 procent van de bevolking sterk aan de traditie, stelt hij. „Als overheid wil je geen ruzie maken met 40 procent van de bevolking.”
Zinvoller dan een totaalverbod is om via voorlichtingscampagnes burgers de nadelen van vuurwerk onder de neus te wrijven, betoogt Helsloot. „Bewustwording creëren is heel belangrijk. De succesvolle bob-campagne leidde ertoe dat veel minder mensen met een slok op achter het stuur kruipen. Wat vuurwerk betreft kan de overheid wijzen op de schadelijke effecten voor het milieu. Al vraag ik me af of zo’n boodschap echt landt. Critici kunnen ertegen inbrengen: Hoe groot is die schade nou eigenlijk, we steken maar 1 van de 365 dagen vuurwerk af.”
Helsloot heeft twijfels bij het algehele vuurwerkverbod dat de gemeente Apeldoorn over een jaar wil invoeren. Hij heeft niet alleen een hard hoofd in de handhaving van zo’n verbod, maar vraagt zich ook af of dat is uit te leggen aan de burgers. „In de rest van Nederland mag je immers wel op de meeste plekken vuurwerk afsteken?”
Meer fiducie heeft de hoogleraar in vuurwerkvrije plekken binnen een gemeente. „Zelfs klierende pubers begrijpen de logica van het verbod op het afsteken van vuurwerk bij bijvoorbeeld een bejaardenhuis.”
Carbid
Stevig gewortelde tradities ban je niet zomaar uit, waarschuwt Helsloot. „Al zet je honderd keer zo veel politie in. In mijn woonplaats Renswoude geldt een verbod op afsteken van carbid, maar menigeen trekt zich daar niets van aan.”
Met de redenering dat burgers in het overgeorganiseerde Nederland één dag per jaar uit de band moeten kunnen springen, veegt hij de vloer aan. „Er is geen bewijs voor die stelling. Mensen hoeven echt geen regels te overtreden om te kunnen ontspannen. Hun verzetje kunnen ze zaterdag in de kantine van de voetbalclub krijgen.”
Verkoper: Knallen horen bij oudjaar
Of een vuurwerkverbod tijdens de jaarwisseling te handhaven is? Vuurwerkhandelaar Hans van der Louw uit Wagenborgen (nabij Delfzijl) schudt zijn hoofd. „Dat lukt niet. Want dan zou je bij wijze van spreken het leger moeten inzetten.” Sinds pakweg tien jaar verkoopt Van der Louw consumentenvuurwerk, in de drie dagen voorafgaand aan oud en nieuw. Het spul ligt opgeslagen in een bunker.
Liefhebbers laten zich hun vuurwerktraditie niet zomaar afpakken, denkt Van der Louw, in het dagelijks leven siersmid („iedereen kent me als Hans Hekwerk”). „Nederlanders krijgen al zo veel regels opgelegd. Vuurwerk hoort bij oudjaar. In deze regio steken ze bijvoorbeeld veel carbid af. Het jaar wordt knallend uitgeluid.”
Knal- en sierwerk of niet, hoe dan ook zullen veel burgers met oud en nieuw bezig blijven met vuur, voorziet de Groninger. „Een vuurwerkverbod lost het oudjaarsprobleem niet op. Door zo’n verbod wordt de overlast niet minder.” Hij denkt terug aan zijn jonge jaren. „Bij ons in het dorp verzamelden wel 150 jongeren caravans, karren en schaftketen. Met allerlei takken en hout erin. Tijdens oudjaar staken ze die op kruispunten in brand. Als de politie uitrukte naar zo’n straathoek, waren de jongeren alweer op een ander kruitpunt in het dorp brandjes aan het maken.”
Dat Nederland tijdens oudjaar verandert in een „vrijstaat” waarin „keurige vaders” uit de band springen, praat Van der Louw zeker niet goed. „Ik vind het waardeloos.”
Zou een algeheel vuurwerkverbod alleen al goed zijn om bijvoorbeeld ouderen te ontzien? „Nederlanders mogen maar een uur of acht vuurwerk legaal afsteken. Laten de autoriteiten die tijdstippen handhaven.”
Bommen
Hij vindt het vervelend wanneer hij als verkoper van legaal consumentenvuurwerk op één hoop wordt geveegd met criminelen die zwaar illegaal knalspul verhandelen. „Ik wil niet in één adem worden genoemd met bijvoorbeeld handelaren uit Polen die bommen verkopen die zes keer zo zwaar zijn als een handgranaat.”
Burgemeester: Je kunt niet blijven wegkijken
Voortrekker in de strijd tegen vuurwerkoverlast bij oudjaar. Zo kun je de gemeente Hilversum typeren. Sinds 2015 verandert het centrum van de stad tijdens de jaarwisseling in een vuurwerkvrije zone.
Zonder slag of stoot ging het weren van vuurwerk niet. Vuurwerkhandelaren voerden een juridisch gevecht met de gemeente. De Raad van State –de hoogste bestuursrechter– gaf Hilversum uiteindelijk gelijk.
Oorlog tussen gemeente en vuurwerkbranche is het niet, verzekert burgemeester Pieter Broertjes van Hilversum. „Vorig jaar deelden we op het marktplein samen vuurwerkbrillen uit.”
Wat drijft Broertjes in zijn strijd tegen vuurwerkoverlast? „Als bestuurder kun je niet blijven wegkijken. De Onderzoeksraad voor Veiligheid bestempelde in een rapport in 2017 de jaarwisseling als het onveiligste feest van het jaar. Jaarlijks klagen tienduizenden mensen over overlast. Iedere jaarwisseling lijden particulieren zo’n 15 miljoen euro schade. Artsen krijgen mensen met verminkte handen, voeten, oren en ogen binnen. Dat is toch belachelijk.”
Het handhaven van het vuurwerkverbod in het centrum van Hilversum „is echt goed te doen”, zegt Broertjes. In de vuurwerkvrije zone patrouilleren negen buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s). „Er is ooit één boete uitgedeeld aan een overtreder van het vuurwerkverbod.”
De burgemeester staat niet te juichen bij het plan van de gemeente Apeldoorn om vanaf 2020/2021 vuurwerk helemaal te verbieden. „De overlast zal zich naar buurgemeenten verplaatsen.”
Cruciaal is dat de gemeenten burgers alternatieven bieden, benadrukt Broertjes. Zo wordt er tijdens de jaarwisseling een door de gemeente gecontroleerde vuurwerkshow georganiseerd. Verder helpt Hilversum burgers die zelf hun wijk willen vrijwaren van geknal. Broertjes benadrukt dat hij de vuurwerktraditie niet om zeep wil helpen. „Ik vind het een mooie gewoonte om vuurwerk af te steken. Maar het moet wel veilig en gezellig blijven.”
serie Vuurwerk
Dit artikel is de tweede aflevering van een vijfdelige serie over vuurwerk.