„Toetsing bekering asielzoeker door IND deels subjectief”
De beoordeling van de geloofwaardigheid van een bekering van een asielzoeker door de IND is „voor een deel subjectief.” Dat kan leiden tot verschillen in de besluitvorming.
Dat concludeert Ralph Severijns in een studie over de menselijke invloed op het besluitvormingsproces bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Hij promoveert woensdag op zijn onderzoek aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Of een asielzoeker in Nederland mag blijven, hangt volgens Severijns niet alleen af van het beleid maar ook van individuele afwegingen van IND-medewerkers. Hij sprak 36 medewerkers van de IND op Schiphol, in Zevenaar en Ter Apel. Ook keek hij eind 2014 en begin 2015 mee tijdens hun gesprekken met asielzoekers.
Severijns signaleert dat de hoor- en beslismedewerkers van de IND te maken hebben met diverse onzekere factoren. Dit betreft bijvoorbeeld de vraag of het klopt wat een asielzoeker vertelt over wat hij in zijn land heeft meegemaakt, maar ook de inschatting van risico’s die hij loopt bij terugkeer. De promovendus wijst ook op medische zaken waarmee IND-medewerkers verschillend kunnen omgaan. „De kansen van een asielzoeker kunnen wezenlijk verschillen, afhankelijk van de IND-medewerker die deze spreekt”, concludeert Severijns.
IND-medewerkers hebben ook te maken met asielzoekers die claimen homoseksueel te zijn of die zeggen bekeerd te zijn tot het christelijk geloof. „Het gaat in zulke gevallen om een innerlijk proces bij de asielzoeker. Je kunt niet via een soort spoorboekje objectief vaststellen of iemand daadwerkelijk is bekeerd. Subjectieve factoren spelen bij de beoordeling van een bekering een grotere rol dan bij het vaststellen of iemand uit een bepaalde stad komt.”
Bij het toetsen van de geloofwaardigheid van een bekering maken IND-medewerkers gebruik van een zogeheten werkinstructie. „Hoe die wordt toegepast, hangt deels af van de persoonlijke interpretatie van die instructie door de desbetreffende IND-medewerker. Deze moet de algemene instructies immers toepassen op een individueel geval.”
Betekent dit dat bij twee identieke bekeringsverhalen het ene als geloofwaardig kan worden beoordeeld en het andere niet?
„IND-ambtenaren vertellen dat er inderdaad verschillen kunnen optreden bij de beoordeling van asielaanvragen. Ik heb gekeken welke strategieën ze hanteren bij onzekerheid over de geloofwaardigheid van bijvoorbeeld een bekering. Vaak voeren ze dan overleg met een collega, bijvoorbeeld met iemand die gelovig is of is geweest, om te vragen wat je mag verwachten van iemand die zegt te zijn bekeerd. Dit kan leiden tot verschillen in de manier waarop medewerkers onderzoek doen naar iemands verhaal en ook bij het gewicht dat zij toekennen aan de antwoorden die een asielzoeker geeft.”
Het komt voor dat een IND-medewerker die een asielzoeker hoort, zelf de beslissing neemt. Hoe beoordeelt u dat?
„In de meeste zaken hoort de ene ambtenaar een asielzoeker, terwijl een ander over die zaak de beslissing neemt. Ik vond het opvallend dat ervaren medewerkers soms zelf de beslissing nemen na een gehoor. De rollen van hoor- en beslismedeweker zijn gescheiden omdat dit een objectieve beslissing ten goede zou komen. Als één persoon zowel het gesprek met de asielzoeker voert als de beslissing neemt, draagt dat niet bij aan de beoogde objectiviteit.”
Hoe kan ongelijkheid bij de beoordeling van bekeringsverhalen zo veel mogelijk worden voorkomen?
„Je kunt die ongelijkheid nooit helemaal wegnemen, want het blijft mensenwerk. Om de verschillen zo klein mogelijk te maken, zou het goed zijn als er binnen de IND meer gesprek over de werkwijze komt. Ik merkte dat de aanpak op het ene IND-kantoor op onderdelen anders was dan op het andere, zonder dat men dit van elkaar wist. Ook zou het goed zijn als de IND meer dan tijdens mijn onderzoeksperiode gebeurde, deskundigen op het gebied van bijvoorbeeld bekeringen en lhbt-zaken van buitenaf inschakelt bij het trainen van medewerkers.”