Politiek

Het Kamerlid en zijn komaf

Acht Kamerleden vertellen over hun ouderlijk huis en het gezin waarin zij opgroeiden.

Jakko Gunst, Coen Hermenet, Addy de Jong, Niels van Leeuwen en Gerard Vroegindeweij
7 September 2019 16:21Gewijzigd op 16 November 2020 16:53
GL-Kamerlid Kathalijne Buitenweg toont het huis, een woongroep, waarin zij opgroeide. beeld RD, Henk Visscher
GL-Kamerlid Kathalijne Buitenweg toont het huis, een woongroep, waarin zij opgroeide. beeld RD, Henk Visscher

Kathalijne Buitenweg (GL): Blijf altijd zelf nadenken

C-BUITENWEG-0002-HENK.jpg
GL-Kamerlid Kathalijne Buitenweg toont het huis, een woongroep, waarin zij opgroeide. beeld RD, Henk Visscher

„Als tiener woonde ik, met mijn ouders en drie jaar oudere broer, in een woongroep, in Hilversum. En hoewel daar soms vervelende dingen zijn gebeurd, had ik het er erg naar mijn zin. We woonden met drie gezinnen in een heel groot huis. In totaal waren er zeven kinderen, die vaak met elkaar speelden.

Ik ervoer Hilversum, toen we daar op mijn tiende heen gingen, als een bevrijding. Daarvoor woonden we in een rijtjeshuis in Voorthuizen. Dat christelijke dorp vond ik best beklemmend en weinig tolerant. M’n broer is er weleens in de sloot gegooid. Ons gezin was niet gelovig en wíj speelden op zondag wél buiten. Dat werd daar niet gewaardeerd.

Nee, m’n ouders hebben ons niet direct gestimuleerd politiek actief te worden. Mijn broer Joost werd acteur en speelde bijvoorbeeld in de soapserie Goede Tijden, Slechte Tijden. Zelf ben ik via een omweg in de politiek terechtgekomen. Ik was actief in het Nivon, kwam daarna bij de internationale Jonge Natuurvrienden en raakte als jongerenvertegenwoordiger al vroeg thuis in Brussel. Daar werd ik fractiemedewerker bij GL. Weer later kwam ik zelf in het EP. Na acht jaar niet in de politiek te hebben gezeten, werd ik in 2017 in de Tweede Kamer gekozen.

Hoewel mijn ouders niet actief waren in een partij, werden politieke thema’s thuis wel degelijk besproken. Mijn moeder streed zeer overtuigd voor het recht van vrouwen om voor abortus te kiezen en was begin jaren tachtig actief in demonstraties. Ook heeft zij zich sterk ingezet voor blijf-van-m’n-lijf-huizen.

Ik heb daar veel waardering voor. Natuurlijk, als puber vond ik dat niet altijd even leuk. Dat we vegetariër waren –in die tijd nog tamelijk bijzonder– maakte dat we maar op één plek uit eten konden: bij de pizzeria. En wat die vrouwenrechten betreft, dacht ik soms: Mam, moet dat nu allemaal zó fel? Kan het niet wat normaler, zoals bij andere moeders? Later zag ik in: ze heeft voor mij wel de weg gebaand.

Wat mijn ouders ons vooral meegaven: zelf je verantwoordelijkheid nemen. Wat anderen ook tegen je zeggen, blijf altijd zelf nadenken.

Dat proberen Maarten en ik (Buitenweg is getrouwd met Maarten van Poelgeest, oud-wethouder in Amsterdam, red.) ook onze kinderen, Jelle en Marit, mee te geven. En leuk om te melden: we denken er serieus over om over een paar jaar weer een gezamenlijk woonproject te starten. Eén die wat minder geïntegreerd is dan die in Hilversum, maar toch...”

Carla Dik-Faber (CU): De Bijbel ging elke dag open

C-DIK-FABER-0001-HENK.jpg
CU-Kamerlid Carla Dik-Faber 48 toont het huis waar zij vrijwel haar hele jeugd woonde. beeld Henk Visscher

„Ik kom uit een heel gewoon gezin en we woonden in een heel gewoon huis in Wassenaar. Van mijn 3e tot mijn 19e jaar heb ik samen met mijn ouders en broertje in het huis op de foto gewoond. Niemand kwam bij ons door de voordeur binnen; iedereen liep achterom. Ik kan me ook niet herinneren dat ik zelf ooit door de vooringang naar binnen ben gekomen. Kennissen en vrienden kwamen altijd graag bij ons over de vloer.

Toen ik 5 jaar oud was ben ik in een coma terechtgekomen. Daar ben ik goed van hersteld, maar hierdoor maakten mijn ouders zich wel veel zorgen om mij; ik ben een beetje beschermd opgevoed. Misschien wel een beetje meer dan mijn broertje. Misschien dat ik daardoor ook wat steviger gepuberd heb.

Mijn vader werkte als technicus bij de marine, mijn moeder heeft bij een aantal winkels gewerkt. Als ik uit school kwam, was ze altijd thuis. Dan kreeg ik twee koekjes en een kop thee van haar. Ze probeerde altijd binnen de schooluren te werken. Ik heb een heel goede jeugd gehad en mag echt in mijn handjes knijpen.

Het geloof speelde een grote rol in ons gezin. De Bijbel ging elke dag open, we baden samen en aan het einde van de dag zong ik samen met mijn ouders voor het slapengaan een kindergebed. Op zondag zaten we als gezin in de kerk. Ik heb uiteindelijk ook belijdenis van mijn geloof mogen afleggen.

De politiek ging in mijn jeugd volledig langs me heen. Ik was met andere dingen bezig. Mijn vader luisterde elke week naar het politieke praatprogramma van journalist G. B. J. Hiltermann. Dan moesten wij stil zijn – ontzettend saai vond ik dat. Mijn ouders waren vooral maatschappelijk betrokken, niet politiek actief. In de kerk zetten ze zich bijvoorbeeld in voor de hulpbehoevenden in de gemeente.

Een van de belangrijkste dingen die ik van mijn ouders heb geleerd, is dat een mens de dingen moet willen oppakken die God op zijn pad brengt. Ieder mens heeft talenten gekregen, die moet je niet begraven, die mag je benutten. Mijn ouders hebben het geloof echt aan mij voorgeleefd. Ik hoop dat mijn dochter dat later ook over mij kan zeggen.

Mijn ouders wonen nog steeds in dit huis in Wassenaar. Daar wonen ze dus al 45 jaar. De plek is veel drukker geworden. Elke paar minuten vliegt een vliegtuig over en er ligt een drukke weg langs het huis. De woning is nog steeds hoe ze was, maar de omgeving is heel anders geworden.”

Ronald van Raak (SP): Wel gelovig, niet kerkelijk

R-v-RAAK-0001-HENK.jpg
SP-Kamerlid Ronald van Raak toont het huis waarin hij in zijn jeugd woonde. beeld RD, Henk Visscher

„Tot mijn twintigste levensjaar woonde ik in Hilvarenbeek; in een klein huis met een kleine tuin. Mijn vader bezorgde van ’s morgens vroeg tot in de avonduren in het hele land bouwmaterialen.

Mijn moeder was huisvrouw. Een heel lieve vrouw voor mijn oudere broer en zus. En uiteraard ook voor mij. Ze kampte helaas met een slechte gezondheid. Als kind had ik relatief veel vrijheid. Ik was vaak op pad in de buurt met mijn fiets of met mijn skelter.

Ik mocht ook geregeld met mijn vader mee in de vrachtwagen. Dat vond ik prachtig. Ik hielp hem op zaterdag af en toe ook mee om zijn vrachtauto te wassen. De grootste hobby van mijn vader waren zijn duiven. Hij had een snelle duif in zijn bezit, maar veel prijzen won hij er niet mee. De duif bleef na terugkeer meestal op de dakrand zitten. En pas als het dier weer in de kooi zat en zijn ring eraf ging, kon mijn vader meedingen naar de prijzen.

Ik groeide op in een warm nest, zoals ze dat in Brabant zeggen. In het dorp leerde je ook altijd rekening te houden met elkaar.

Toen ik voor mijn studie verhuisde naar Amsterdam, kwam ik in een heel andere wereld terecht. Toen besefte ik dat het gewone van thuis juist heel bijzonder was. Tijdens mijn studie woonde ik ook in dorpen rondom Amsterdam. In de onze hoofdstad viert het individualisme hoogtij. Daar heb ik erg aan moeten wennen.

Veel mensen in de stad denken dat successen die ze behalen, helemaal hun eigen verdiensten zijn. Dat is een misvatting. Het dikke-ik zit mensen hier ook vaak in de weg. Je krijgt de mogelijkheden: van God, van de mensen om je heen en van de samenleving. Van huis uit heb ik bescheidenheid geleerd.

Thuis spraken we weinig over de Haagse politiek en over de problemen in de wereld. Mijn moeder volgde wel belangrijke politieke debatten; ze was enthousiast over PvdA’er Joop den Uyl en SP-voorman Jan Marijnissen. Ze was heel trots toen ik in 2006 voor de SP in de Kamer kwam. Mijn vader heeft dat helaas niet meer mee mogen maken.

Ik ben rooms-katholiek gedoopt en deed ook communie. Ik zie mezelf wel als gelovig, maar niet als kerkelijk. Als ik er behoefte aan heb, ga ik naar de kerk. Hoe vaak? Dat wisselt.

Solidariteit, of in christelijke bewoordingen: naastenliefde, vind ik wezenlijk. Dat leert het geloof mij ook. Solidariteit is het cement van de samenleving; als je dat weghaalt, gaan de stenen schuren.”

Lenny Geluk-Poortvliet (CDA): Kind van twee ondernemers

Beeld-Politiek-Henk.jpg
CDA-Kamerlid Lenny Geluk-Poortvliet en het ouderlijk huis in Goes van waaruit zij trouwde. beeld RD, Henk Visscher

„Het ouderlijk huis op de foto die ik hier vasthoud, is niet mijn geboortehuis. Dat stond in Kapelle-Biezelinge, in de Weststraat, maar het is al jaren geleden gesloopt. Later verhuisden we naar de Biezelingsestraat. Daar begon mijn vader een groothandel in bakkerijproducten en machines. Hij had een groot handelsgevoel en maakte van de zaak een bloeiend bedrijf.

Mijn herinneringen aan Kapelle zijn veel en goed. Dan denk ik aan de warme sfeer thuis, maar ook aan juffrouw Flipse van de christelijke basisschool. In de pauze zong zij vaak liederen, ook delen uit opera’s. Daarmee opende ze voor mij als kind uit een Gereformeerde Gemeentegezin een hele nieuwe wereld, want thuis werden we alleen met de psalmen opgevoed.

Ik was heel verlegen, maar juffrouw Flipse hield mij voor dat ik goed kon schrijven en leren. Dat gaf mijn zelfvertrouwen een enorme impuls. Toen een andere juf mij later vroeg om op een ouderavond solo een lied te zingen, zei ik spontaan ja. Juffrouw Flipse heeft voor mij dus echt het verschil gemaakt.

Toen ik negen was, verhuisden we naar Goes, uiteindelijk naar het huis dat je hier ziet. Van daaruit zijn mijn inmiddels overleden man en ik getrouwd. In mijn opvoeding kreeg ik mee dat zo’n huwelijksdag een dag van betekenis is. Dat is ook zo. Je gaat een verbintenis aan en bent vanaf dan zelf verantwoordelijk voor het stichten van een nieuw gezin.

Mijn interesse om politiek actief te worden ontstond pas toen ik al kinderen had. Het was toen zo’n rage om overal in het welzijnswerk vrijwilligers te vervangen door professionals; andrologen, sociologen. Iemand die lid was van de CHU zei: „Lenny, als je je daar kwaad om maakt, moet je in de politiek gaan. Dan zit je zelf aan de knoppen.” Dat heb ik gedaan.

Mijn ouders hebben daar dus geen rechtstreekse rol in gespeeld, al was mijn vader wel politiek geïnteresseerd. Elke zondag om 13.00 uur stemde hij af op ”De toestand in de wereld”; het politieke praatprogramma van mr. G. B. J. Hiltermann.

P. J. Oud van de VVD; die had hij hoog. „Zo’n man snapt tenminste wat ondernemers bezighoudt”, zei hij dan, maar hij stemde SGP. Na zijn overlijden heeft mijn moeder de zaak nog een tijdje alleen voortgezet. Dat deed ze heel knap. Mijn eigen werk doen is voor mij dus nooit iets vreemds geweest: ik had twee ondernemende ouders. En mijn moeder is tijdens mijn politieke carrière altijd mijn grootste supporter geweest.”

Achraf Bouali (D66): Altijd Arabische les op zondag

A-BOUALI-0002-HENK.jpg
D66-Kamerlid Achraf Bouali toont een foto uit zijn jeugd: hijzelf met zijn vader Marokko. beeld RD, Henk Visscher

„Van de tijd dat ik in Marokko woonde, herinner ik me weinig. Als ik foto’s zie, dénk ik soms dat ik nog iets weet. Maar zeker is dat niet.

Mijn eerste levensjaren bracht ik door in Imzouren, een stad van zo’n 40.000 inwoners, dicht bij Al Hoceima. Ergens tussen mijn vijfde en zevende kwam ik naar Nederland. Vanaf toen woonde ik in het Brabantse dorp Goirle. Samen met mijn jongere broertje groeide ik op in een eenoudergezin. Want al snel nadat wij naar Nederland kwamen, zijn mijn ouders gescheiden.

Als ik terugkijk op die jaren zeg ik: wat heeft mijn moeder het toch knap voor elkaar gebokst. Overdag werkte ze, ’s avonds deed ze haar opleiding –aan de pabo en aan de Katholieke Universiteit Tilburg–, en dan ook nog twee jongens opvoeden. Ik heb trouwens nog vaak contact met haar. Ze woont hier in Den Haag, om de hoek. Vaak wandelen we samen, of lunchen we of drinken we koffie.

Ja, ze was best streng voor ons. Elke zondag kregen mijn broertje en ik van haar Arabische les. En we moesten op muziekles. Man, wat had ik er een hekel aan om met die gitaar op mijn rug naar de muziekschool te fietsen, terwijl vriendjes lekker buiten speelden! En we móésten sporten. Tennis of voetbal.

Ook studie werd erg gestimuleerd. Van mijn moeders kant kom ik uit een oude, Marokkaanse familie met veel geestelijken. Ooms en broers van mijn moeder hadden in het buitenland gestudeerd. Mijn grootvader was opgeleid aan de universiteit van Fez, de oudste academie ter wereld.

Toch heb ik ook een leuke, moderne opvoeding gehad. Mijn moeder, zelf erg gelovig, leerde ons wat de islam was. Maar heel erg waren we er niet mee bezig. En we hoefden nooit te vasten. Zelf ben ik nu agnost.

Of ik in Goirle, waar geen andere Marokkanen woonden, gediscrimineerd ben? Ach, overal gebeurt weleens wat. Maar ik heb er geen last van gehad. Met veel jongens van toen ben ik nog steeds bevriend. En wat grappig is: bij ons in de straat woonde een lesbisch stel. Veel Brabantse kinderen mochten met hún kinderen niet spelen. Mijn broertje en ik wel.

Nee, dat ik in bestuur en politiek terechtkwam, komt niet door mijn moeder. Op de middelbare school had ik een lerares Frans, Caroline. Haar man was Wim van de Donk, toen hoogleraar in Tilburg. Die raadde mij aan: jij moet politicologie gaan doen, in Leiden. Dat advies heb ik opgevolgd. Met, na een carrière in de diplomatieke dienst, het Kamerlidmaatschap tot gevolg.”

Frank Wassenberg (Partij voor de Dieren): Nooit van het geloof gevallen

2019-08-12-katVR1-Wassenberg-8-FC_web.jpg
Tweede Kamerlid Frank Wassenberg Partij voor de Dieren woonde in zijn jeugd in Oost-Maarland. beeld Henk Visscher

„Ik ben opgegroeid in het Limburgse dorpje Oost-Maarland. Dit is een plattelandsdorpje met ongeveer 850 inwoners en ligt acht kilometer ten zuiden van Maastricht. In het huis op de foto heb ik van mijn 6e tot mijn 19e jaar met veel plezier gewoond. Wij hadden veel ruimte om het huis, dus vriendjes kwamen vaak bij mij spelen; verstoppertje spelen kon er bijvoorbeeld erg goed. Ook hebben mijn ouders een groot hart voor dieren; er liepen kippen, ganzen, drie geiten en een ezel in onze weilanden.

Mijn mooiste herinnering aan het huis was de tuin. Er stonden veel fruitbomen en bosjes. Ik heb jarenlang geprobeerd om een boomhut te bouwen, maar dat is helaas niet gelukt. Het was echt een zorgeloze jeugd, samen met mijn jongere broertje en zusje en mijn ouders. Ik kom uit een warm gezin; we zien elkaar nog steeds vaak. Het vervelendste wat ik me van die periode kan herinneren, is dat ik door weer en wind naar de middelbare school in Maastricht moest fietsen. Ik kan me maar één ochtend herinneren dat mijn vader ons met de auto wegbracht; toen was het twintig graden onder nul. Die afstand tot de stad vond ik wel vervelend.

Mijn vader is bioloog en heeft lang lesgegeven op de middelbare school. Mijn moeder was maatschappelijk werker, tot ik als eerste kind in het gezin geboren werd. Mijn moeder was dus veel thuis in mijn jeugd. Als ik uit school kwam, was ze er altijd. Ze heeft wel altijd vrijwilligerswerk gedaan.

Het geloof speelde geen grote rol in mijn jeugd, al ben ik wel heel veel in de katholieke kerk geweest. Ik ben een periode misdienaar geweest, toen was ik in sommige weken elke dag in de kerk. Maar ik ging, behalve met Kerst, nooit met mijn ouders op zondag naar de kerk en we baden ook niet voor het eten. Het ging thuis eigenlijk nooit over het geloof. Ik ben niet gelovig, maar ben ook nooit van het geloof afgevallen. Zo ervaar ik dat.

Er werd weinig over politiek gesproken aan de keukentafel. Mijn ouders hebben zelfs een poosje niet gestemd omdat er geen partij was waar ze zich bij thuis voelden. Toen de Partij voor de Dieren werd opgericht, was vooral mijn moeder erg enthousiast. Mijn liefde voor dieren en de natuur heb ik duidelijk van mijn ouders.

Mijn ouders wonen nu in Maastricht. Ik probeer elk weekend even bij ze langs te gaan. Nu ze op wat hogere leeftijd zijn, hebben ze meer hulp nodig; die probeer ik waar dat kan te geven.”

Sophie Hermans (VVD): Ik brand graag kaarsje in kerk

2019-08-20-katVR1-beeldpagina_Hermans-8-FC_web.jpg
VVD-Kamerlid Sophie Hermans. beeld RD, Henk Visscher

„Tot mijn negende jaar woonde ik in Nijmegen. Toen mijn vader een benoeming kreeg als burgemeester van Zwolle, verhuisden we, in 1990, naar die stad. Dat vond ik niet leuk en ook heel spannend.

Ik bewaar goede herinneringen aan het huis waarin ik de eerste jaren van mijn leven woonde. Een fijne plek waarin ik met mijn twee jongere zussen en kleine broertje speelde, ruzie maakte, lachte en huilde. Vriendjes en vriendinnetjes mochten altijd komen.

Daar in Nijmegen is de basis gelegd voor onze goede onderlinge relatie als broer en zussen. Onze familieband is voor mij heel waardevol. Hoewel mijn vader door de week best veel weg was, was hij er in het weekend altijd. En dan was hij ook echt thuis voor en met ons.

Nee, over politiek ging het thuis niet zo vaak, ondanks het feit dat mijn vader voor de VVD in de Tweede Kamer zat. Den Haag was een ver-van-mijn-bed-show. Ik ben wel eens met mijn vader mee naar Prinsjesdag geweest. Dat vond ik leuk, maar geen haar aan mijn hoofd die eraan dacht om zelf de politiek in te gaan. Ik wilde juist iets doen wat mijn vader níet deed. Later veranderde dat. Toen ik werkzaam was als politiek assistent van Stef Blok en later Mark Rutte, rijpte de gedachte dat het mooi werk is om als politicus een bijdrage te leveren aan het mooier maken van de samenleving.

En over het liberalisme en de VVD-ideologie als zodanig spraken we niet aan de keukentafel, nee. Daar hadden we het over de alledaagse dingen. Gelukkig maar. Wel ging het over waarden die uit het liberalisme af te leiden zijn, namelijk dat je je talent moet ontwikkelen, dat je kansen moet grijpen, maar vooral dat je dingen moet doen die je leuk vindt. Verder kreeg ik van thuis mee dat je oog moet hebben voor mensen om je heen.

Als kind ben ik gedoopt en heb ik in de Rooms-Katholieke Kerk eerste communie gedaan. Ik herinner mij dat ik toen best wel wat vragen had over het geloof. Met mijn moeder besprak ik dat.

Toen we naar Zwolle verhuisden en later naar Friesland, waar mijn vader was benoemd tot commissaris van de Koningin, raakte het geloof wat verder naar de achtergrond. Ik ga niet vaak naar de kerk, maar als ik daar kom, brand ik graag een kaarsje. Dat vind ik een mooi ritueel. Als ik in een kerk kom en daar een preek hoor, dan haal ik er wel dingen voor mezelf uit. Dat is verrijkend, maar ik ben er niet continu mee bezig.”

Roelof Bisschop (SGP): Voortdurend discussies

2019-08-30-katVR1-Bisschop-8-FC-V_web.jpg
SGP-Tweede Kamerlid Roelof Bisschop 62 met een foto van zijn ouderlijk huis in Staphorst​. beeld RD, Henk Visscher

„Vanaf 1956, mijn geboortejaar, tot aan mijn huwelijk in 1979 heb ik in hetzelfde ouderlijk huis in Staphorst gewoond. Ik kan me nog herinneren dat het eruitzag zoals op de foto. Het was een eldorado voor een ondernemend jochie. Overal kon je hutten bouwen en je verstoppen.

De positieve herinneringen aan deze tijd overheersen. Ik ben de vierde van in totaal elf kinderen. Twee daarvan zijn inmiddels overleden. Ja, natuurlijk had je in de jonge jaren af en toe ruzie met je broertjes, en dan sloeg je erop los, of je kreeg zelf klappen. Maar dat hoort allemaal bij het opgroeien en opgevoed worden. Alles bij elkaar kijk ik dankbaar terug op de opvoeding, die vrij streng was.

Thuis gingen de gesprekken vaak over de boerderij. Het was normaal dat je daar hielp. Verder spraken we regelmatig over politiek. Zelf werd ik in de puberteit politiek actief. Ik zat toen op een algemeen christelijke school. Het was de tijd dat het erg modieus was om links te zijn. Maar ik heb geen genen om links te zijn; ik ben van nature wat rechtser gebakken. Dat gaf voortdurend discussies, bijvoorbeeld over abortus, vrouwenrechten en Vietnam.

Ik weet nog dat ik me heel erg heb verdiept in de standpunten van anderen, om de discussies goed te kunnen voeren. Zelf stond ik er in die tijd ook vrij open in. Ik kom uit een SGP-nest, maar het was voor mij een oprechte kennismaking met ander gedachtegoed. En ja, alles bij elkaar leidde dat er wel toe dat ik heel bewust voor de SGP gekozen heb.

Op de middelbare school schreef ik een keer over utopisten en anarchisten. Ik kocht toen voor een gulden een partijtje socialistische boeken die me hielpen om me in te leven in het gedachtegoed van die groepen. Anarchisme heeft wel iets aantrekkelijks, moet ik zeggen. Ik denk dat, als ik geen SGP’er was geworden, ik dan anarchist zou zijn geworden, zeg ik met een knipoog.

Van huis uit kreeg ik het SGP-gedachtegoed en de Bijbelse waarden mee. Ma zorgde er ’s morgens voor dat er gedankt werd voor de nacht; dat deel van de opvoeding was heel duidelijk. Een belangrijke waarde die ik meekreeg, was verantwoordelijkheid nemen, voor je naaste en voor je omgeving. Verder kreeg ik ook het diepe besef mee dat dit leven een doorgangsweg is, en dat God ons een handreiking heeft gegeven hoe wij hebben te leven. Net als de noodzaak van levensvernieuwing. Het christelijk geloof is de bagage geweest die ik heb meegekregen en waaruit ik put, tot op de dag van vandaag.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer