Liturgische formulieren kennen verschillende tekstversies
Ze zitten achterin bij menig psalmboek. Toch is de ontstaansgeschiedenis van de gereformeerde, liturgische formulieren nooit grondig onderzocht. Een nieuw onderzoeksproject brengt hun bronnen in kaart.
De formulieren zijn miljoenen keren gedrukt en talloze keren gebruikt bij huwelijksbevestiging, doop, avondmaal en bevestiging van ambtsdragers. Maar de uitgaven ervan in de zestiende en de zeventiende eeuw waren lang niet altijd nauwkeurig. De Leidse hoogleraar Jakobus Trigland (1583-1654) klaagde hier al over en schreef dat drukkers „bij hun neus langs” drukken.
Soms kwam maar een deel van de formulieren in de psalmboeken en de weergegeven tekst verschilde nogal eens, vertelt prof. dr. W. H. Th. Moehn, bijzonder hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd protestantisme namens de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Hij begeleidt het onderzoeksproject naar de liturgische formulieren en gebeden vanuit de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). De PThU en de Theologische Universiteit Kampen (TUK) zetten elk twee promovendi op het onderzoek naar ”De Liturgie”, zoals deze formulieren kortweg heten. De Gereformeerde Bond financiert de twee promotieplaatsen aan de PThU voor 50 procent.
Waarom starten de PThU en de TUK zo’n groot onderzoek naar De Liturgie?
Prof. Moehn: „Er is nog nooit systematisch onderzoek gedaan naar de liturgische formulieren. We beschikken zelfs niet over een wetenschappelijke uitgave van de eerste editie van de formulieren. Daarbij is er veel interesse in nieuwe vormen van liturgie – ook in de gereformeerde gezindte. Het is daarom des te belangrijker om te weten waar wij, gereformeerden, vandaan komen.”
Waar richt het onderzoek zich op?
„De insteek is een grondige studie naar de oorsprong van de liturgische formulieren. We willen hun bronnen ontrafelen. Die komen uit de breedte van het gereformeerde protestantisme, met als belangrijkste de kerkorde van graafschap de Palts in Duitsland en de formulieren van de Nederlandse vluchtelingengemeente in Londen. Maar het grootste doel is dat de vier promovendi een kritische editie van De Liturgie gaan bezorgen. De zestiende-eeuwse Petrus Datheen, vertaler van de 150 berijmde psalmen, gaf in 1566 als eerste een beperkt aantal formulieren uit achterin zijn psalmboekje; alleen voor doop, avondmaal en huwelijk. Dat aantal werd na verloop van tijd groter. Er is een enorme hoeveelheid kerkboeken uit de zestiende en zeventiende eeuw, met verschillende tekstvarianten. Een kritische editie brengt die verschillen in kaart.
Daarnaast willen we nagaan hoe De Liturgie in de gemeenten functioneerde. Met de besluiten van de Synode van Dordrecht in 1618-1619 kwam de ontwikkeling van de formulieren tot een einde. Maar de vraag is of gemeenten de formulieren gebruikten zoals ‘Dordt’ voorschreef. Dat willen we ook onderzoeken.”
Is er in het onderzoek aandacht voor de theologie in De Liturgie?
„Het accent ligt op een historische insteek, maar het mooie aan dit project is dat we het vanuit verschillende vakgebieden benaderen; ook die van de systematische en praktische theologie. Bij de formulieren voor de bevestiging van ambtsdragers bijvoorbeeld worden theologische keuzes gemaakt die relevant zijn voor het heden. De ambtstheologie is in beweging, ook in de gereformeerde gezindte. De vraag naar wat het ambt is, komt iedere keer naar boven; op dit moment vooral bij de pioniersplekken. Zicht op de theologische keuzes in De Liturgie kan ons verder helpen.”
Het onderzoek richt zich niet op de formulieren voor tucht en gebed?
„De financiering voor onderzoek naar deze formulieren is nog niet rond, daarom moeten we ons voorlopig beperken tot de andere formulieren. Maar we hopen die in de toekomst ook te gaan onderzoeken.”
In het onderzoek werken PThU en de TUK samen. Een bewuste keuze?
„Met prof. dr. E. A. de Boer van de TUK heb ik nauw contact. De TUK en de PThU zijn binnen de academische wereld kleine partijen die elkaar snel vinden. Daardoor is deze samenwerking tot stand gekomen. Het mooie daaraan is dat we de krachten kunnen bundelen en in de toekomst wellicht heel De Liturgie kunnen onderzoeken.”