Kan de tegenstelling groter? Het Wit-Russische bos heet Blagovtsjina, in het Nederlands ”gezegend oord”. Op die plek werden in de Tweede Wereldoorlog duizenden Joden omgebracht, onder wie „mijn overgrootmoeder en vier van haar kinderen.”
Yael Kurzbauer (24) uit Amsterdam bezocht in de zomer van 2017 het bos bij de Wit-Russische hoofdstad Minsk om haar vijf familieleden te herdenken. Haar opa, die in 1914 in Wenen was geboren, redde zich het vege lijf door bij de Anschluss van 1938 met zijn vrouw te vluchten. „Ze gingen eerst naar Nederland, maar omdat mijn oma Hitler op veilige afstand wilde houden, trokken ze verder naar de Verenigde Staten. Dat is hun redding geweest”, zegt Kurzbauer, die in de hoofdstad aan het conservatorium viool heeft gestudeerd.
„Over zijn omgekomen familie sprak mijn opa nooit”, vertelt Kurzbauer. „We vroegen er ook niet naar. De nadruk lag op het leven. We moesten zo goed mogelijk presteren.”
Een van de weinige keren dat haar opa over het verleden sprak was bij de geboorte van Kurzbauer. „Mijn moeder wilde me Sofia noemen. Wat ze niet wist is dat haar oma zo heette. Toen zei haar vader: „Doe dat niet, dat is de naam van mijn moeder. Iedere keer als ik dan mijn kleindochter zie zal ik met verdriet in mijn hart naar haar kijken. Dat zou me te veel worden.””
Kurzbauer kwam meer over het verleden te weten toen grootvader vijf jaar geleden overleed. Weggestopt in een doos op zolder in het huis van haar opa vond ze allerlei documenten en brieven. De correspondentie maakte duidelijk dat haar opa alles in het werk had gesteld om zijn familieleden naar Amerika te halen om hen te redden. Tevergeefs. Op enig moment hield het briefverkeer op.
Kurzbauers nieuwsgierigheid was nu gewekt. Ze zocht verder in de databank van Yad Vashem in Jeruzalem, waar alle namen van de slachtoffers van de Holocaust staan opgetekend. Ze vond de namen van de halfbroers en halfzussen van haar opa: Ruth, Joseph, Erich en Sonia. Samen met hun moeder Sofia, Yaels overgrootmoeder, waren ze op 2 juni 1942 vanuit Wenen op transport gezet naar Maly Trostenets.
Die naam zei Kurzbauer helemaal niets. Via Google ontdekte ze dat het een plaats in Wit-Rusland was waar in de Tweede Wereldoorlog Joden in het kader van de Endlösung door de Duitsers werden gedood. Foto’s van het kamp vond ze niet.
Executieplek
„Dat gaat ook moeilijk”, zegt Anne-Lise Bobeldijk uit, „want de Duitsers hebben toen het Sovjetleger naderde zo goed als alle sporen van hun misdaden uitgewist.” Bobeldijk is verbonden aan het in Amsterdam gevestigde NIOD (Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) waar ze doet promotieonderzoek naar de geschiedenis van en de herinnering aan Maly Trostenets.
„Blagovtsjina was een executieplek in het bos en maakte deel uit van Maly Trostenets. Het was geen concentratiekamp zoals Dachau. Het complex viel niet onder de Inspectie van de Concentratiekampen, IKL, zeg maar de overkoepelende organisatie van de concentratiekampen, maar stond onder gezag van de lokale SS. Daarom past het niet in het verhaal van de concentratiekampen”, vertelt Bobeldijk.
Een vernietigingskamp wil de onderzoekster Maly Trostenets ook niet noemen, omdat „de mensen, waaronder een grote groep Joden uit Duitsland, Oostenrijk en Tsjechië, buiten het kamp werden gedood, door kogels of gaswagens.”
Dr. Aliaksandr Dalhouski definieert de Wit-Russische plaats eveneens genuanceerd. „Er waren daar drie plekken waar executies hebben plaatsgevonden en een daarvan was Blagovtsjina”, zegt de Wit-Russische historicus, die betrokken was bij het maken van een reizende tentoonstelling over Maly Trostenets.
Dalhouski: „Toen de Duitsers eind juni 1941 Minsk veroverden, dreven ze 80.000 tot 100.000 Wit-Russische Joden samen in het getto. In het najaar begonnen de massa-executies van deze Joden om plaats te maken voor gedeporteerde Joden uit West-Europese landen. De Duitsers zochten nog een geschikte plaats buiten de hoofdstad waar ze de Joden konden afmaken.”
Eind 1941, begin 1942 dachten de nazi’s een goede plek voor het ombrengen van de Joden te hebben gevonden: Mogilev, een stad 200 kilometer ten oosten van Minsk. Dalhouski: „Het Duitse leger was daar op tegen omdat het spoor voor troepentransport nodig was. April 1942 viel de keus op Maly Trostenets, een kolchoz vlak naast het spoor 13 kilometer ten oosten van Minsk.”
Het grote vergeten
De plek groeide nooit uit tot een groot kamp. Het bleef bij enige barakken en schuren van de voormalige collectieve boerderij waar voor de Duitsers bruikbare Joodse vakkrachten aan het werk werden gezet en een open plek in het bos waar de Joden massaal werden gedood. Bij de transporten werden de Joden direct na aankomst naar het veld in het bos Blagovtsjina geleid. „De mensen gingen door een corridor van gewapende Duitsers naar het veld waar een kuil was gegraven. Daar werden de Joden massaal doodgeschoten. Vaders en moeders probeerden hun kinderen te beschermen. Tevergeefs. Niemand overleefde het”, zegt Dalhouski.
In de herfst van 1943, toen duidelijk was dat ze de oorlog niet konden winnen, begonnen de Duitsers hun sporen uit te wissen. Dalhouski: „De dode lichamen werden opgegraven en verbrand. De gevangenen die dit werk uitvoerden werden eveneens gedood en verbrand. Niemand overleefde de massaexecuties in het bos Blagovtsjina. Enkele dwangarbeiders wisten het kamp Maly Trostenets te overleven door bij de vernietiging van de barakken en schuren te vluchten. Toen het Russische leger begin juli 1944 bezit nam van het gebied wees er nauwelijks iets op dat hier tienduizenden Joden waren omgebracht.”
Na de Tweede Wereldoorlog volgde een periode die Dalhouski het grote vergeten noemt. „Met Maly Trostenets hebben de daders een plek uitgezocht die in de herinnering is weggezakt. Dat maakt het bijzonder.”
De grote vraag is waarom niemand meer over Maly Trostenets sprak. Dalhouski: „In de eerste plaats waren er vrijwel geen Joodse overlevenden.” Sovjetkrijgsgevangenen die Maly Trostenets hadden overleefd, zwegen na de oorlog. „Als ze hadden verteld dat ze dwangarbeid voor de Duitsers verrichtten, zouden ze naar de Goelag worden gestuurd. Krijgsgevangenen werden als verraders gezien. Pas in de jaren zestig begonnen ze te praten.”
Bobeldijk merkt op dat de geheime dienst van de Sovjet-Unie, de NKVD, in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog „mogelijk op dezelfde plek politieke tegenstanders heeft omgebracht. In het bos zou ook een massagraf van de NKVD zijn. Er zijn enkele Wit-Russische historici die ervan uitgaan dat in Maly Trostenets executies zijn uitgevoerd door de geheime dienst van de Sovjet-Unie. Dit aspect is echter onvoldoende onderzocht. Of dit aspect van de geschiedenis nu waar is of niet, de herinnering aan deze twee narratieven lopen door elkaar heen. ”
Antisemitisme
Een niet onbelangrijke factor waarom Maly Trostenets jaren is vergeten definieert Dalhouski als „de specifieke herinneringscultuur in de Sovjet-Unie.” „De Sovjets spraken uitsluitend over vreedzame omgekomen Sovjetburgers. De omgekomen Joden, Wit-Russen, partizanen en militairen werden over één kam geschoren. Het waren stuk voor stuk vreedzame Sovjetburgers.”
Volgens Bobeldijk hangt dat samen met het idee van het nationalisme binnen de Sovjet-Unie. „De Sovjet-Unie werd als één geheel gezien waarin je geen verschillende bevolkingsgroepen benoemde. In 1947 kwam er een monument voor de Joden van het getto van Minsk. Dit was echter geen staatsmonument, maar een privé-initiatief van de Joodse bevolking van Minsk die de oorlog had overleefd. Joden zijn na de oorlog nooit als slachtoffer genoemd door de overheid maar er was ruimte om zelf een monument neer te zetten voor de Joodse slachtoffers. Rond 1948 nam het antisemitisme in de Sovjet-Unie toe. De dood van Sovjetleider Josef Stalin in 1953 bracht hier geen verandering in.”
De Nederlandse onderzoekster plaatst hierbij de kanttekening dat „het aanduiden van de dwangarbeiders en de Joden als Sovjetburger hen niet specifiek erkent. Anderzijds worden ze niet buitengesloten. Iedereen werd onder de noemer Sovjetburger geschaard.”
In de jaren zestig verschenen er verschillende monumenten in en rond Maly Trostenets, maar niet in het bos van Blagovtsjina omdat daar na de jaren zestig een militair oefenterrein was ingericht. En op de gedenktekens maakten de autoriteiten melding van vreedzame burgers, partizanen en Sovjetkrijgsgevangenen als slachtoffers. Pas in 2002 werden op een monument de Joden vermeld. Dalhouski: „Op dat gedenkteken is er sprake van omgekomen verzetsmensen, krijgsgevangenen en –pas aan het eind– Joden uit Minsk en gedeporteerde Joden.”
Dat de Joden toen wel werden genoemd hangt samen met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991. Dalhouski: „De archieven over de oorlog gaan open en vanuit het Westen komen er historici en journalisten onderzoek naar doen. Zij ontdekken een naam: Maly Trostenets. De Duitse journalist Paul Kohl spreekt over het Auschwitz van Wit-Rusland. Hij geeft aan dat er niet alleen burgers en verzetsstrijders zijn omgebracht maar ook gedeporteerde Joden.”
Joodse nabestaanden wisten aanvankelijk niet beter dan dat hun dierbaren ergens in het oosten waren omgekomen. Als de Joden ontdekten dat hun familieleden als vreedzame burgers werden aangeduid ontstonden er initiatieven om de omgekomen familieleden als Joden te benoemen.
Namen
De Oostenrijkse Waltraud Barton is een van de initiatiefneemsters. Ieder jaar organiseert de Weense een herdenkingsreis naar Minsk en Maly Trostenets om met nabestaanden zoals Yael Kurzbauer het Joodse dodengebed, het kaddisj, op te zeggen. Vast onderdeel van de trip is het bevestigen van bordjes aan de bomen met daarop de namen van Joden die in het bos zijn omgebracht.
Van de Oostenrijkse is de eerste vrouw van haar grootvader in Maly Trostenets omgebracht. Toen ze de plek bezocht, ontdekte ze dat niets er aan de doden herinnert en dat de plaats zo goed als onbekend is. Sindsdien maakt ze zich sterk voor een permanent grafmonument voor de meer dan 10.000 Oostenrijkse Joden die naar Minsk en van daaruit naar Maly Trostenets zijn vervoerd. „We moeten de Oostenrijkse doden weer deel van onze samenleving laten uitmaken door ze te geven wat alle Oostenrijkers krijgen: een graf. En op dat graf moet hun namen staan. Als ze geen naam krijgen, blijven ze waarvoor ze 75 jaar geleden zijn uitgemaakt: uitgestotenen.”
Dat is voor een deel gelukt. Eind maart van dit jaar is er een monument voor de omgekomen Oostenrijkse Joden onthuld. Op het gedenkteken staan alleen de voornamen van de Oostenrijkse Joden vermeld. Barton. „Daarom ga ik door met het aan de bomen bevestigen van de naamkaarten. Zo kan de herinnering groeien en houden we die levend. Ik ben blij dat de Wit-Russische autoriteiten hier niet moeilijk over doen. Deze naamkaartjes aan de bomen zijn zo langzamerhand het monument van Maly Trostenets geworden.”
Het aangeven van de Joodse voor- en achternamen op het monument is voor Minsk blijkbaar een brug te ver voor Minsk. Dalhouski merkt op dat op dit moment de Holocaust niet eens in de Wit-Russische schoolboeken wordt genoemd. „Of om het diplomatiek te formuleren: de Holocaust is praktisch niet aanwezig.”
„We moeten af van onze nationale herdenkingscultuur”, stelt Dalhouski. „Het wordt tijd dat we bovennationaal denken. De nazi’s zochten een plek uit waar de slachtoffers zouden worden vergeten. Het is aan ons gezamenlijk te herdenken. Concurrentie moeten we vermijden.”
Herdenken
Twee jaar geleden reisde Yael Kurzbauer met Barton mee naar Maly Trostenets. Ze ontdekte dat de nazi’s de Joden die op vrijdagmiddag aankwamen in de overvolle wagons lieten wachten tot maandag om ze te executeren. „Op zaterdag werkten ze een halve dag en dan hadden ze te weinig tijd om ze allemaal te doden. Dus zat iedereen het hele weekeinde onder erbarmelijke omstandigheden opgesloten in een wagon, om op maandag te worden doodgeschoten. Het transport van mijn overgrootmoeder en haar vier kinderen kwam laat op een vrijdag aan.”
Op de plek waar haar vijf familieleden zijn omgebracht speelde Kurzbauer op haar viool het stuk ”Nigoen” van de Joodse componist Ernest Bloch. „Ik dacht in het bijzonder aan Sonia. Zij was tien jaar jong. Wat voor leven heeft zij gehad? Ik heb nooit iets over haar geweten en nu heb ik haar herdacht.”
Dodenherdenking in het Auschwitz van Wit-Rusland
In de Tweede Wereldoorlog was Wit-Rusland het middelpunt van de confrontatie tussen nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie. Het gevolg laat zich makkelijk raden.
In ”Bloedlanden” schrijft de Britse historicus Timothy Snyder hoe in het huidige Oekraïne, Wit-Rusland, Polen en de Baltische staten de nazi’s 4 miljoen Joden en ook miljoenen andere burgers systematisch hebben vermoord. Anne-Lise Bobeldijk bevestigt de uitspraken van Snyder. „De Wit-Russen hebben enorm geleden. Er wordt gezegd dat een op de vier mensen in de oorlog is vermoord in Wit-Rusland. Dat kunnen Wit-Russen zijn, maar ook mensen die op dat grondgebied waren.”
De onderzoekster noemt als voorbeeld het dorpje Chatyn waarvan de bevolking als represaille na de gewelddadige dood van een SS’er is uitgemoord en platgebrand. „De bewoners zijn samengedreven in een boerderij en die is vervolgens in brand gestoken. En zo zijn er nog meer dorpen van de kaart geveegd in Wit-Rusland. Op de plek waar Chatyn ooit was is nu een enorm monument dat herinnert aan wat er met de bewoners is gebeurd maar ook aan de inwoners van al die andere dorpen die het slachtoffer van de nazi’s waren.”
Hoeveelheid slachtoffers
Maly Trostenets was het kamp op het grondgebied van de vroegere Sovjet-Unie waar de meeste mensen zijn omgebracht. Na de oorlog stelden de Sovjetautoriteiten dat er tussen 1941 en 1944 ongeveer 206.500 slachtoffers te betreuren waren. Zij kwamen op dit aantal op grond van de gevonden as van de verbrande slachtoffers.
Dit aantal is, voor zover nu bekend is, te hoog. West-Europese onderzoekers gaan uit van ongeveer 60.000 doden. Wit-Russische historici spreken over een dodental van 206.500.
In West-Europa zijn van de Jodentransporten de complete namenlijsten bewaard gebleven. Die zijn er niet van de Wit-Russische Joden, partizanen en krijgsgevangenen. Omdat bijvoorbeeld het archief in Minsk is verdwenen, valt niet met zekerheid te zeggen hoeveel Joden vanuit het getto naar Maly Trostenets zijn vervoerd en gedood. Bovendien zijn de Joden uit het getto op diverse plekken in Minsk omgebracht.