Op de bres voor de boom
Kappen met kappen – steeds vaker komen Nederlanders in verzet tegen weghalen van bos en bomen. Vanwaar dat protest?
Een tijdje geleden liep Jaap Cannegieter met zijn vrouw in de bossen bij Vorden. Op een plek waar bomen werden omgezaagd, hing een bordje met een tekst in de trant van: ”Hier wordt het bos verjongd”. De gepensioneerde huisarts, voorzitter van de Bomenstichting Achterhoek, kan zich er nog over opwinden. „Verjonging? Wat een onzinverhaal, wat een pr-praatje. Waarom moeten gezonde populieren of beuken van vijftig jaar oud gekapt worden? Die bomen kunnen nog wel honderd jaar mee. We ruimen mensen van half in de veertig toch ook niet op?”
Cannegieter is echt geen „ bomenknuffelaar”, maar maakt zich grote zorgen over bomenkap. Sterker nog, aan de keukentafel met uitzicht op oude bomen in zijn tuin, klinkt scherpe kritiek op Staatsbosbeheer en lokale en regionale autoriteiten. Die hakken nogal eens „ondoordacht en zonder visie” bomen om.
Petitie
Met hand en tand verzet Cannegieter zich tegen het uit veiligheidsoogpunt kappen van bomen langs provinciale wegen. Hij was vorig jaar een van de drijvende krachten achter de petitie ”Bomen langs N-wegen moeten blijven”. Die leverde 46.000 handtekeningen op. Cannegieter drukte minister Cora van Nieuwenhuizen (Infrastructuur en Waterstaat) op het hart om bomen langs die wegen te sparen.
„De gedachte achter het kappen van die bomen is dat auto’s dan niet meer tegen een boom aan kunnen botsen”, legt Cannegieter met nauwelijks verholen ergernis uit. „Die redenering doet me denken aan de kleuter die zich stoot aan een tafelpoot en vervolgens zegt: „Stoute tafelpoot!””
Het verzet tegen bomenkap langs de weg heeft succes, zegt Cannegieter. De provincie Gelderland zette bijvoorbeeld een streep door het plan om honderden bomen tussen Zutphen en Ruurlo neer te halen. „Aanvankelijk zouden er zo’n 600 bomen sneuvelen. De botte bijl; zinloze vernietiging van landschapscultuur. Vaak gaat het om joekels van bomen, meer dan een eeuw oud. We gingen om tafel met de provincie. Uiteindelijk hoefden er op een gevaarlijk stukje in de weg slechts twee bomen te worden gekapt. Al dreigen elders op dat traject helaas wel 343 even oude, gezonde eiken te sneuvelen.”
Er zijn andere methoden om de weg veiliger te maken, betoogt Cannegieter. „Plaats een houten vangrail langs de weg. Zo voorkom je dat auto’s tegen een boom botsen.”
Knuffeleik
Steeds meer Nederlanders lijken in beweging te komen om bomen te behouden. Kappen met kappen, is letterlijk de boodschap van deze bomenridders in lokale comités. Onlangs nog liep bijvoorbeeld Stichting Groen in Amersfoort te hoop tegen de kap van duizenden bomen vanwege de aanleg van een rondweg. Het protest mocht niet baten. De rechter gaf in februari groen licht voor de bomenkap. Ook in steden als Almere en Arnhem rees verzet tegen het omzagen van bomen.
Als ‘mythische’ bomen het loodje dreigen te leggen, mort het volk. Zo is er al jaren verzet tegen de dreigende kap van de zogeheten knuffeleik in de middenberm van de A58 bij Breda. In plannen voor verbreding van die weg zou voor de oeroude eik, verkozen tot Nederlandse Boom van 2018, geen plaats meer zijn.
Staatsbosbeheer kreeg onlangs van een voormalige leidinggevende de wind van voren om haar kapbeleid van de laatste jaren. Frits van Beusekom, van 1979 tot 1989 directeur natuurbehoud bij Staatsbosbeheer, vindt dat de organisatie „roofbouw” pleegt op bossen in Nederland. „Goed ontwikkelde bossen verworden tot primitieve plantages. Zo gaat Staatsbosbeheer terug naar het begin van de twintigste eeuw, toen bossen ook vaak bestonden uit woeste grond met wat kale dennetjes”, zei hij in februari in het Reformatorisch Dagblad. „Gooi geen hectares bos plat voor kortstondig financieel gewin”, adviseerde Van Beusekom, doelend op opbrengsten uit houtverkoop.
Feller
Discussies rond bomenkap worden in Nederland feller en ongenuanceerder, merkt Gerrit-Jan van Prooijen. De Arnhemmer is bestuurslid van de landelijke Bomenstichting en runt een „onafhankelijk” bureua dat boomtechnisch advies biedt aan bedrijven, overheden en particulieren. Lokale autoriteiten maken meer werk van boombeheer dan pakweg dertig jaar geleden, stelt de Arnhemse bomenspecialist. „Gemeentes of provincies hebben vervanging van bomen doorgaans best goed geregeld. Anders dan een jaar of dertig geleden is groenvoorziening geen sluitpost meer op de begroting. Aankoop van nieuwe bomen mag wat kosten.”
Kritiek dat Staatsbosbeheer louter omwille van geldelijk gewin hectare na hectare bos platwalst, is „veel te zwart-wit”, vindt Van Prooijen. „Het doet geen recht aan de werkelijkheid om te zeggen dat Staatsbosbeheer er een zootje van maakt. Bomen kappen is nu eenmaal van alle tijden, net als jonge aanplant plaatsen.”
Dat Staatsbosbeheer de laatste jaren meer bos kapt dan pakweg twintig jaar geleden heeft zijn redenen, betoogt Van Prooijen. Vanwege Europese regels, die behoud van biodiversiteit beogen, zijn in Nederland zogeheten Natura 2000-gebieden aangewezen. In die gebieden moeten bijzondere dier- en plantsoorten worden beschermd, legt hij uit. „Zo worden in ons land heidegebieden uitgebreid. Daarom heeft bijvoorbeeld op de Sallandse Heuvelrug al veel bos plaatsgemaakt voor hei. Aan dat project doen naast Staatsbosbeheer ook Natuurmonumenten en de provincie mee.” Op open terrein zoals heide gedijen (bedreigde) dieren als zandhagedis, tapuit, veldleeuwerik en nachtzwaluw.
Een andere reden voor de kapactiviteiten van Staatsbosbeheer is dat de club veel meer dan in het verleden de eigen broek moet ophouden. „De organisatie krijgt flink minder subsidie”, zegt Van Prooijen. Verkoop van gekapt hout brengt geld in het laatje. „Daarmee kunnen bijvoorbeeld recreatievoorzieningen worden betaald.”
Voordeel van houtkap- en verkoop is dat Nederland dan „iets minder afhankelijk” is van hout uit het buitenland, stelt hij. „Nu komt 85 procent uit het buitenland, zoals uit landen als Brazilië, Maleisië en Congo. Je kunt je afvragen of de bosbouw daar net zo duurzaam is als in ons land.”
Ongelukkig
Ondanks zijn begrip voor de beweegredenen van Staatsbosbeheer, is Van Prooijen soms ongelukkig met de werkwijze van de organisatie, die een kwart (96.000 hectare) van het bos in Nederland onder zijn hoede heeft. „Staatsbosbeheer moet oppassen met grootschalige boskap, met behulp van zware machines. Probleem is dat de bodem vaak zwaar wordt beschadigd en het tientallen jaren duurt voordat het oorspronkelijke bos weer terug is.”
Hoewel Van Prooijen de toon van menig boomactivist te fel vindt, maakt ook hij zich zorgen over de toekomst van bomen langs wegen en het spoor. Het is de Arnhemmer een doorn in het oog dat de boom „steeds vaker” wordt gezien als een veiligheidsrisico. „Prorail streeft naar boomloze spoortrajecten. Tot dertig meter van het spoor zou er geen boom mogen staan. Om zo te voorkomen dat een boom tijdens storm op de rails valt. Dat soort extreme veiligheidsmaatregelen gaan mij veel te ver.”
Sceptisch is hij ook over het weren of kappen van bomen langs wegen. „We konden onlangs als Bomenstichting in gesprek met provincies. Drenthe nodigde ons daarna uit om mee te denken over maatregelen waarbij bomen langs karakteristieke lanen kunnen blijven staan en tóch de verkeersveiligheid wordt vergroot. Toch vrees ik dat autoriteiten kiezen voor een uitsterfbeleid, zodat op de lange termijn pal langs de weg geen boom meer is te bekennen. Dat zou ik erg jammer vinden.”
Laten we ons „gezonde verstand” gebruiken, bepleit Van Prooijen. „Het is onterecht om op een boom het predikaat ”onveilig” te plakken. Als iets veilig en voorspelbaar is, is het een boom. Ik zeg altijd: Een boom springt je niet op je nek en bijt je ook niet. Ja, bij een zware storm kan een boom omwaaien. Maar houd daar dan rekening mee. Dakpannen kunnen bij een storm ook naar beneden komen. Dan zeggen we toch ook niet: We verbieden dakpannen.”
Onwaarheden
Aan de keukentafel in Groenlo is Jaap Cannegieter niet te betrappen op vergoelijkende uitlatingen over Staatsbosbeheer. De voorman van de Bomenstichting Achterhoek heeft het helemaal gehad met „onwaarheden” van de organisatie over „verantwoord beheer” van het bos. „Ik heb geen enkele moeite met bos dunnen vanuit oude bosbouwkundige principes. Maar Staatsbosbeheer verovert met grote harvesters (robuuste voertuigen, JV) complete hectares bos. Dat heeft niks met verantwoorde bosbouw te maken. Het gaat Staatsbosbeheer puur om het geld.”
Dat Staatsbosbeheer hout (in de vorm van bijvoorbeeld houtsnippers) „als biomassa levert aan kolencentrales” zint Cannegieter allerminst. Het argument dat gebruik van biomassa een duurzame vorm is van energieopwekking, is volgens hem zeer twijfelachtig. „Gelikte verhalen over duurzaamheid geloof ik niet. Staatsbosbeheer is uit op geld verdienen. Niet alleen maar snippers, ook complete bomen worden als biomassa aangeboden. Het beleid van Staatsbosbeheer leidt tot uitputting van de aarde. Het klopt natuurlijk dat we kolen niet kunnen vervangen en bomen wel. Maar voor houtsnippers als biomassa moeten bomen gekapt worden. Terwijl we die bomen hard nodig hebben. Ze houden immers CO2 vast.”
Cannegieter beijveren zich ook voor aanplant van nieuwe bomen. Zo werden de laatste paar jaar in de Achterhoek honderden zogeheten solitaire bomen geplant op terrein van particulieren. Dus bijvoorbeeld één eik midden op een stuk grasland. „Bij dat project geven emotionele en esthetische overwegingen de doorslag. We willen als het ware de cultuur van vroeger terug zien in het landschap. Waarbij bijvoorbeeld een groep koeien schuilt onder een eik.”
Agrariërs lopen vooralsnog niet warm voor het idee. Cannegieter: „Leer mij als voormalig plattelandshuisarts boeren kennen. Ooit legde ik per telefoon iemand van boerenorganisatie LTO het idee van de solitaire bomen in weilanden voor. De man antwoordde: „Ik heb een veel beter plan. Plant op alle middenstippen van voetbalvelden een boom.” Die reactie was redelijk dodelijk.”
Graag steekt Van Prooijen van de Bomenstichting de loftrompet over de boom. „De boom biedt plaats aan allerlei vogels, vlinders en insecten en filtert schadelijk fijnstof uit de lucht. Ook wordt CO2 in de boom vastgelegd én fungeert de boom als een soort airco. Bomen bevorderen onze gezondheid en gemoedsrust.”
„Wij kappen niet om financieel gewin”
Kapt Staatsbosbeheer bos om zoveel mogelijk geld binnen te harken? Harrie Hekhuis, hoofd van de afdeling beheer & productie bij Staatsbosbeheer, weerspreekt die kritiek. „We zijn geen commerciële organistie die bos kapt voor financieel gewin. We beheren de bossen uiteraard niet alleen voor houtkap, maar ook voor natuur en recreatie. Aan bomenkap houden we nauwelijks geld over, omdat we van de opbrengst van de houtverkoop ook het bosbeheer moeten betalen. Komende decennia dreigt er in Europa een groot houttekort. Onze kleinkinderen moeten later ook duurzame, houten producten kunnen kopen.”
Het staat voorzitter Cannegieter van de Bomenstichting Achterhoek niet aan dat Staatsbosbeheer biomassa (zoals houtsnippers) levert aan centrales. Wat vindt Hekhuis van die kritiek? „Cannegieter schetst een volstrekt onjuist beeld van wat Staatsbosbeheer op dit terrein doet. Houtsnippers van Staatsbosbeheer gaan niet naar kolencentrales, maar alleen naar centrales die volledig op biomassa draaien, zoals de stadsverwarming in Purmerend.”
Cannegieter gruwt ervan dat Staatsbosbeheer „complete bomen” aanbiedt als biomassa. Hekhuis is ontstemd over die kritiek. „We leveren alleen takhout en dunne stammetjes als biomassa. En dat doen we alleen als we uit die stammetjes geen zaaghout voor bijvoorbeeld meubilair kunnen maken. We vinden hoogwaardige toepassing belangrijk, denk aan plankenproductie. We zouden dwaas zijn als we grote bomen zouden versnipperen. Want snippers brengen minder geld op dan zaaghout.”
Staatsbosbeheheer haalt houtsnippers die bedoeld zijn voor biomassacentrales voor een groot deel uit beheer van bijvoorbeeld houtwallen en dus níet uit bos, zegt Hekhuis. „De onafhankelijke stichting Probos toonde recent nog aan dat slechts 29 procent van de houtsnippers daadwerkelijk uit bosgebied komt.”
Critici die stellen dat Staatsbosbeheer roofbouw pleegt, „slaan de plank echt mis”, zegt Hekhuis. „Ons bos wordt steeds rijker. Bijvoorbeeld wat betreft de toename van gemengd bos, dikke bomen en het aantal bosdieren. Nederland heeft relatief weinig bos en wij willen juist dat er de komende jaren meer bij komt. Bomen houden niet alleen CO2 vast, maar zorgen ook voor een mooi landschap.”
Bomenkap met zware voertuigen kan soms beter, geeft hij toe. „Af en toe zijn de machines die we inzetten toch te zwaar en dat leidt dan tot spoorvorming. We treffen allerlei maatregelen om schade aan de bodem zo veel mogelijk te beperken. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van speciale rupsbanden. Maar laten we wel nuchter blijven. We leven niet meer in een tijd van paarden en handzagen.”
„Bos krimpt in rap tempo”
Het bos in Nederland kromp de afgelopen jaren in „rap tempo”, stelde tv-onderzoeksprogramma De Monitor (KRO-NCRV) zondag. In 2013-2017 werd het bosoppervlak 5400 hectare kleiner. Jaarlijks gingen 4500 voetbalvelden aan bos tegen de vlakte. Bijna twee keer zo veel als er aan nieuw bos bij kwam. In het programma is prof. dr. ir. Gert-Jan Nabuurs, hoogleraar Europees bos aan de Wageningse universiteit, bezorgd. De boskap in Nederland is „in percentages vergelijkbaar” met Brazilië.
Vaak zijn provincies (mede-)verantwoordelijk voor kap. Volgens De Monitor hebben „slechts” drie provincies „concreet” gebieden aangewezen waar bos weer mag groeien. In Zeeland gaat het om 22 hectare, in Gelderland om 242 hectare en in Drenthe om 40 hectare. Staatsbosbeheer heeft 96.000 hectare bos onder haar hoede; een kwart van het Nederlandse bos. De organisatie kapte afgelopen tien jaar zo’n 1300 hectare bos en wil „komende jaren” 5000 hectare nieuw bos aanplanten.