Boekenweekgeschenk: dubbel schrijversleven van Jan Siebelink
De dood is tastbaar op elke bladzijde van het Boekenweekgeschenk. Jan Siebelink probeert in ”Jas van belofte” de angst ervoor –en voor het oordeel– te bezweren.
Meteen op de eerste pagina krijgt de hoofdpersoon –schrijver Arthur Siebrandi– een beroerte. Liggend in de ambulance denkt hij aan wat komen gaat en aan het leven dat achter hem ligt. „Hij is grootgebracht met een sterk geloof in het hiernamaals. Daar zal een oordeel volgen door de Opperrechter. Het leven op aarde is slechts voorbereiding. Het echte, eeuwige leven gaat nog komen. Een deel van dat geloof heeft hij nooit losgelaten.”
Wie geen vreemdeling in Jeruzalem is herkent in ”Jas van belofte” veel van de thema’s die Siebelink eerder in zijn romans aansneed. Ook in dit verhaal is er de vader, een kweker, die in de ban raakt van een sektarische groep gelovigen. Een moeder die dit allemaal niet kan meemaken, maar loyaal aan haar man blijft.
Maar anders dan in ”Knielen op een bed violen” (2005) verdwijnt de vader op een dag plotseling als hij op de fiets naar een bijeenkomst van „die duistere broeders” gaat. Zoon Arthur probeert hem nog tegen te houden en volgt hem te voet. Maar hij vindt slechts de jas en even verderop de fiets van zijn vader. Een misdrijf, vreest de politie; opgenomen in de hemel gelooft zijn zoon.
Tweede vader
Die vaste overtuiging heeft Arthur proberen vorm te geven in een roman over zijn vader; om grip te krijgen op het mysterie. Daarbij kreeg hij aanvankelijk de hulp van de befaamde literatuurcriticus Edwin Wopereis. Maar deze ontpopte zich als een tweede vader die het verhaal naar zijn eigen hand wilde zetten. Arthur kon het verhaal pas schrijven nadat het tot een breuk was gekomen tussen hem en Edwin.
Tegelijk vroeg hij zich toen af of hij in staat zou zijn het verhaal ongeschreven te laten. „Dan blijft het in mij. Met het schrijven zou ik een gevangene van mezelf en anderen blijven. Ik zou het willen opofferen voor iets anders…” De roman zou hem juist verder van het mysterie, van de onthechting vandaan voeren.
Siebelink verbindt de jas die Arthur op straat terugvond met de Bijbelse geschiedenis van de hemelvaart van Elia; de profeet liet zijn mantel na aan zijn opvolger Elisa. De vraag is wat de vader aan Arthur heeft nagelaten én wat de zoon vervolgens zelf weer doorgeeft. Dat er meer is tussen hemel en aarde dan waarneembaar is, lijkt voor Siebelink wel vast te staan. Arthurs (lees: Siebelinks) vader was gericht op iets buiten zijn gezichtsveld. Dieper nog: hij was „een man die ja zegt tegen Iets wat hem alles afpakt” – en ging daarin zijn eigen, onverzettelijke gang. Dat gegeven heeft Siebelink zijn leven lang geïntrigeerd. In een interview met dagblad Trouw zei hij eerder deze week: „Zo blijf ik vasthouden aan het vertrouwen dat ik straks word opgevangen en dat er een weerzien volgt.”
Intussen is ”Jas van belofte” een stuk gecompliceerder dan het voorgaande suggereert. Siebelink haalt veel overhoop in deze novelle, tot kritische passages over onderwijsvernieuwingen toe. Het lijkt alsof hij al zijn thema’s nog één keer heeft willen samenpersen in één verhaal. Tegelijk buigt de novelle zwaar door onder de symboliek die Siebelink hanteert en dat maakt het lastig om er grip op te krijgen: een onvoldragen zwangerschap, gewonde katten, een dynamo die het achterlicht van een fiets rood laat oplichten, doorschijnend duister in een schrijverscafé.
Twee gedachten
Wel duidelijk is dat Siebelink op twee gedachten hinkt. „Wat ik zie is verfijning en verloedering, in ingenieuze vervlechting vaak”, zegt Edwin Wopereis over het romanmanuscript van Arthur Siebrandi. En dat geldt het Boekenweekgeschenk zelf evengoed. Siebelinks flirt met het hogere ten spijt blijft ”Jas van belofte” zeer aards. In de novelle grossiert de schrijver in amoureuze relaties, dure auto’s en exquise diners. Typerend voor deze dubbelheid is dat Siebelink de vloek die een collega-schrijver in het verhaal bezigt voluit noteert en direct een correctie plaatst. „Jammer dat je vloekte in een openbare ruimte”, zegt Arthur.
De grens over
Uiteindelijk deinst Arthur tóch terug voor de onvoorwaardelijke overgave die zijn vader had gekend. Van de hoge duikplank in een Frans zwembad keert hij onverrichter zake terug. En hij schrijft alsnog zijn roman. Het einde van het verhaal is veelzeggend. Nadat Edwin (hij zit dementerend in een verzorgingstehuis) zijn boek letterlijk van tafel heeft geveegd, rijdt Arthur Siebrandi met zijn exclusieve Maserati met V8-Ferrari-motor de grens met Duitsland over. Op de autobaan laat hij een Lamborghini met open dak en hoge spoiler achter zich. „Dan de ultieme sensatie. De voorwielen spoten vuur door de wrijving, werden vuurballen, vuurkolommen. Ze maakten zich los van de aarde.” Hij heeft alles uit het leven gehaald. Mag hij nu naar binnen?
Een fiets en een jas zijn al te veel.
Jas van belofte, Jan Siebelink; uitg. Stichting CPNB; 96 blz.; gratis bij aankoop van boeken tijdens de Boekenweek.