Woensdag 19 december 1618. Donker is de tijd van het jaar, streng is de winter, somber is het vooruitzicht van de synode.
Over het bedrog van Episcopius is nog lang nagepraat, ook door hemzelf in de synode. Hij wilde zijn straatje schoonvegen, maar uiteindelijk werd hij afgekapt. Er zijn belangrijkere zaken aan de orde. De remonstranten moesten verklaringen over hun leerstellingen op papier inleveren. Ook dat bleek een heel gedoe. Ze zijn meester in vertragingstactieken.
Afgelopen zaterdagmorgen was er een verzetje voor de synodeleden. Professor Abraham Scultetus uit Heidelberg hield een preek. Natuurlijk in het Latijn, dus het had voor mij geen zin om er bij te zijn. Het ging over Psalm 122, hoorde ik. Gisterochtend beluisterde ik wel de vroegpreek in de Augustijnenkerk. Wat ging dominee Lydius daar weer tekeer tegen de remonstranten!
Eigenlijk interesseert de theologische discussie me niet zo. Tenslotte ben ik maar een letterzetter bij ”In den Druckerije” van Pieter Verhaghen. Gistermiddag kregen wij opeens bezoek van Willem Berends, een collega uit Kampen. Heel collegiaal, maar we vertrouwen hem niet. Die boekverkoper was de rechterhand van de predikanten in dat arminiaanse broeinest in Overijssel. In zijn tas had hij een stapel exemplaren van een succesvol pamflet van een paar jaar geleden. Voor als het te pas komt hier in Dordrecht, zei hij. Remonstrantse reclame dus.
Beschuldiging
Vanmorgen ging Willem naar de publieke tribune in de synodezaal. Ik ging mee om te zien wat hij in zijn schild voerde. Toevallig of niet, aan de grote tafel in het midden van de zaal zaten nu een paar bezoekers uit Kampen, samen met een hoogleraar uit Franeker. Ze kwamen een goed woordje doen voor de contraremonstranten in de IJsselstad, die zich daar nog steeds niet veilig voelen.
Opeens hoorde Willem tussen alle Latijnse zinnen door zijn eigen naam noemen. Hij bleek te worden beschuldigd van het verspreiden van onrechtzinnige boekjes. We schrokken allebei. Ik wilde mijn buurman niet verraden, maar anderen legden al gauw het verband tussen de verdachte drukker in het verhaal en de vreemde bezoeker in de zaal.
Nu kwam Hugo Muys van Holy in actie. Je weet wel, de schout van Dordrecht, die voor de Staten-Generaal bij de synode zit. Hij liet Willem Berends aanhouden. Vanmiddag zou hij worden verhoord door de politieke gecommitteerden. Hij moest zijn gevulde tas alvast afgeven.
Terwijl ik dit schrijf, weet ik nog niet hoe het afloopt. Wel triest dat er ook in het boekdrukkersvak verdeeldheid is. Een gereformeerde uitgever zou toch niet moeten willen meewerken aan al die gezagsondermijnende publicaties. Gelukkig is de synode in samenwerking met de Staten-Generaal al een tijdje bezig met het ontwerpen van een plakkaat.
Gistermiddag heeft Bogerman de synodeleden opgeroepen met Kerst niet de stad uit te gaan. Het vriest dat het kraakt. Wie nu op reis gaat, is niet zomaar terug op het eiland. Volgende week donderdag moet iedereen weer om acht uur paraat zijn in de Doelstraat.
Zelf laat ik de synode even voor wat het is. Ik verkies de open haard in mijn schrijfkamer in het Steegoversloot. Begin 1619 vertel ik weer hoe de synodevlag erbij hangt.
Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon). Op woensdag 2 januari deel 11.