Woensdag 12 december 1618. Wat er in een week tijd allemaal kan gebeuren. De synode verandert snel in een strijdtoneel.
We wachten al weken op de vijftien remonstranten, die per brief opgeroepen zijn om voor de synode te verschijnen. Vorige week woensdag las voorzitter Bogerman hun namen op zonder dat ze er waren. De drie Utrechtse remonstranten die zelf in de synode zitten, beweerden dat ze toch echt in aantocht waren.
Terwijl de schippers rond de Nieuwkerk die avond Sinterklaas vierden, meerde een schuit vol schimmige figuren aan bij het Groothoofd. Ik hoorde dat van iemand die hen ook nog haastig een herberg zag binnengaan. De volgende ochtend stond professor Episcopius op de stoep van de Kloveniersdoelen. Hij kwam sorry zeggen voor de vertraging, maar ook smeken om nog een dagje uitstel, zodat ze hun koffers konden uitpakken. Daar trapte de voorzitter niet in. Ze werden meteen om tien uur in de synode verwacht.
Mijn baas hoorde ervan en besloot naar de tribune te gaan. De volgende dag zou het mijn beurt zijn. Daarmee trof ik het, want die eerste ontvangst op donderdagmorgen was kort en saai. De sensatie kwam pas op vrijdag, toen de synode ter zake wilde komen. Ik zat al om negen uur op de voorste bank van de hoogste galerij. Ik had goed uitzicht op de tafel in het midden van de zaal. Daar zaten ze dan, die kerkelijke onruststokers. Ze keken brutaal om zich heen naar al die synodeleden die klaar waren voor de start.
Ademloos
Op enig moment begon Episcopius aan een rede die dik een uur duurde. De zaal luisterde ademloos toe. Je moet toegeven dat die jonge professor zijn woordje kan doen. Pal tegenover hem zat Bogerman zich echter te verbijten. Toen Episcopius uitgesproken was, vroeg de voorzitter hem om de tekst. Episcopius zei dat hij maar één exemplaar had, dat moeilijk leesbaar was. Bogerman hield vol. Dan maar die kladversie, met handtekeningen van alle vijftien remonstranten graag.
Wat er toen gebeurde, vergeet ik nooit. Episcopius aarzelde even, pakte een ander schriftje dan het stuk waaruit hij gelezen had, en gaf dat uit handen. Ik besloot in de lunchpauze meteen naar Bogerman te gaan om te vertellen wat ik had gezien. En ik was niet de enige. Er was deining onder het publiek over het bedrog van Episcopius. Nu zie je eens waartoe ze in staat zijn.
De secretaris van de politieken, Daniel Heinsius, ging er diezelfde middag nog achteraan. Toen hij bij Episcopius een ander exemplaar van de rede onder ogen kreeg, was hij met stomheid geslagen. De versies bleken niet overeen te stemmen en er waren meer dingen gezegd dan wat op papier stond.
Geruchten
Over de inhoud van de rede doen nu de vreemdste geruchten de ronde. Zondag weergalmden de preekstoelen van verontwaardiging over de houding van de arminianen. Er dreigden zelfs vechtpartijen. Afgelopen maandag heeft de magistraat overal een verordening laten aanplakken waarin hoge boetes worden gezet op het uitschelden of mishandelen van de gedaagden.
Ondertussen gaat de synode verder. De toon is gezet en de sfeer is slecht. Maar Bogerman houdt zijn roer recht.
Burgh Liebaert, een denkbeeldige inwoner van Dordrecht in de jaren 1618-1619, houdt een „synodael journael” bij waarin hij beschrijft wat hem opvalt rond de Nationale Synode (die op 13 november 1618 –400 jaar geleden– begon). Volgende week woensdag deel 10.