Het verplaatsen van joodse graven in het Overijsselse Kampen is op waardige wijze gebeurd. Dat blijkt uit onderzoek nadat een sterk vermoeden was gerezen dat stoffelijke resten eind jaren vijftig van de vorige eeuw in zakken gedumpt waren in kolken rond de stad.
Dat meldde de gemeente Kampen dinsdag. Het onderzoek sluit echter niet uit dat na het herbegraven er toch botten op de voormalige begraafplaats zijn achtergebleven. De joodse gemeenschap onder leiding van rabbijn J. Jacobs aanvaardt dat mogelijk resten zijn achtergebleven, maar laat die rusten waar ze nu liggen, aldus de gemeente.
De joodse begraafplaats werd in 1948 geruimd nadat die sinds 1843 niet meer werd gebruikt. De resten werden op het joodse kerkhof in het bij Kampen gelegen IJsselmuiden herbegraven. Daarna werd op het terrein een speeltuin aangelegd. Eén getuige beweert dat onder de glijbaan een kuil ontstond, waar botten en schedels zijn gevonden.
Volgens de stadsarcheoloog is het mogelijk dat er botten zijn achtergebleven. Het verhaal dat in de jaren vijftig menselijke overblijfselen in zakken in kolken zijn gegooid, wordt door bijna alle gehoorde getuigen verworpen.
In Nederland zijn ongeveer vijftig joodse begraafplaatsen. Deze zijn meestal eigendom van joodse organisaties, die de graven onderhouden. Het komt zelden voor dat joodse begraafplaatsen worden geruimd.