Muziek

Musicus in geldnood

Musici verkeren niet zelden in zwaar weer. Hun werk wordt door veel mensen als een hobby gezien, en dat heeft zijn weerslag op hun inkomen. Ze krijgen te weinig, te laat of soms zwart betaald. Hoe houden zij zich staande? Drie christelijke musici aan het woord.

10 November 2018 16:33Gewijzigd op 16 November 2020 14:36
Kunst en geld hebben een moeizaam huwelijk. Onder musici is veel sprake van verborgen werkloosheid. beeld ANP, Koen Suyk
Kunst en geld hebben een moeizaam huwelijk. Onder musici is veel sprake van verborgen werkloosheid. beeld ANP, Koen Suyk

Organist Niels-Jan van der Hoek: Minder orgelconcerten, meer kwaliteit

Kunst en geld hebben een „moeizaam huwelijk”, vindt Niels-Jan van der Hoek. De 44-jarige titulair organist van de evangelisch-lutherse gemeente in Rotterdam klust daarom bij met een bedrijf in hr-dienstverlening en recruitment. „Het is bedrijfseconomisch niet realistisch om rond te komen van alleen de muziek. Ik snap dat collega’s die artistieke keuze maken, maar zelf doe ik dit niet.”

Van der Hoek, die nog bezig is met zijn master orgel aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, startte onlangs op Facebook de discussie over de matige broodwinning van de organist. „Er zijn te veel orgelconcerten in Nederland. Met 20 procent minder zou iedereen gebaat zijn. Door de overdaad vecht elke musicus voor zijn eigen hachje. Daarnaast is de toegangsprijs voor een concert veel te laag. In Nederland is 10 euro gebruikelijk, in de VS kijken ze niet op van 20 dollar.”

Van der Hoek is weleens gevraagd om voor een laag bedrag te komen spelen. „Sommige concerten waren net kostendekkend. Ik ben toch gaan spelen, omdat ik passie heb voor de muziek en omdat ik die graag wil overbrengen op mijn publiek.” De organist ziet een concert niet alleen als verdienmodel. „Ik gebruik een optreden als pr-moment. Een goed concert is er niet per se een met een volle kerk. Ik probeer ook in gesprekken met collega’s te benadrukken dat de uitvoering een moment van profileren is.”

In de hele sector kampen collega’s met financiële problemen, volgens Van der Hoek. „Veel collega-musici verhuren zich via een zzp-constructie. Soms moeten zij na hun optreden lang wachten op betaling. Ik ken iemand die het geld pas na drieënhalve maand kreeg, terwijl de betaaltermijn zeven dagen was. Dat is zwaar, vooral voor alleenstaande musici voor wie optredens de enige bron van inkomsten vormen.” Koren betalen de organist over het algemeen wel netjes uit. „Waarschijnlijk doordat koorleden dicht op het bestuur zitten. De lijnen zijn kort.”

Volgens Van der Hoek zou het helpen als er minder orgelconcerten waren, met een spannender en minder commerciële programmering. „Dan zijn mensen bereid een hogere entreeprijs te betalen. Dat zie ik zelf terug bij mijn concerten. Ik probeer altijd een bijzonder element toe te voegen, bijvoorbeeld een gesproken column van eigen makelij.”

De doorgewinterde organist piekert er niet over om de klavieren in te wisselen voor fulltime hr en recruitment. „Muziek is mijn passie. Het blijft een dankbare manier om invulling te geven aan persoonlijke gevoelens.”


Dirigent Patrick van der Linden: Een vuist maken tegen onderbetaling

„Muziek is een fantastisch vak”, aldus Patrick van der Linden (42). Hij is bijna 25 jaar werkzaam als dirigent van diverse koren en een orkest. „Kunst kan echter niet bestaan zonder financiële steun. Sinds de overheidssubsidies voor muziekgezelschappen acht jaar geleden gestopt zijn, kunnen zelfstandige musici moeilijk rondkomen.”

Door de uitholling van de kunstwereld worden musici volgens de Ridderkerkse dirigent soms gevraagd voor een luttel bedrag te komen spelen. „Opdrachtgevers hebben namelijk ook geen geld. Stel dat de gemeente Ridderkerk een concert wil organiseren en uitkomt op een gage van 250 euro per musicus. Op basis van negen uur werk plus voorbereiding en reiskosten verdient zo’n musicus dan 10 euro netto. Daar moet hij ook zijn pensioen en arbeidsongeschiktheidsverzekering van betalen.”

Van der Linden ziet veel „verborgen werkloosheid” om zich heen. „Musici die voor slechts 150 euro een opdracht aannemen, omdat ze anders helemaal geen werk hebben.” In reformatorische kring werkt hij als orkestdirigent veel samen met koren. „Enerzijds zijn er koren die goed begrijpen dat een orkest een prijskaartje heeft. Maar mijn Ars Musica Orkest is ook weleens gevraagd om ergens zwart te werken. Een koor biedt dan bijvoorbeeld 180 euro in een envelopje. We gaan daar niet in mee.”

Het is zaak om als musici een vuist te maken tegen deze ontwikkeling, vindt Van der Linden. „Zo’n aanbod is natuurlijk verleidelijk, zeker als het alternatief voor zwartwerken helemaal niet werken is. De musici in mijn orkest zijn allemaal freelancers, ik kan hen niet verbieden om voor een laag bedrag opdrachten aan te nemen. Bij een onredelijk voorstel probeer ik altijd mee te denken met de opdrachtgever.” Zelf vindt Van der Linden dat een orkestlid minimaal 30 euro per uur zou moeten krijgen, plus reiskostenvergoeding. „En dan nog zitten we hiermee aan de onderkant.”

Een van de manieren om de te lage salariëring van musici op te lossen, is het volgen van de zogenaamde Fair Practice Code (zie ”Fair Practice Code”) . „Deze code geeft richtlijnen voor honoraria. Als je daarbinnen blijft, verdient de musicus een eerlijke boterham. Het gevolg kan wel zijn dat concerten niet door kunnen gaan omdat de kosten te hoog worden.”

Van der Linden past zijn programmering soms aan het publiek aan. „Dat vind ik totaal niet erg, mits de muziek gewoon goed is. Maar ik wil niet het hele jaar door alleen de populaire klassiekers spelen. Er is zo veel meer.”


Harpiste Arrianne Schipper: Muziek is hobby én werk

Harpiste Arrianne Schipper (32) leeft van de muziek. Ze treedt op –zowel solo als in ensembles en orkesten–, geeft privélessen en verzorgt op basisscholen en middelbare scholen zo nu en dan uitleg over de harp. Dankzij die gevarieerde activiteiten kan de Utrechtse musicus aardig rondkomen. „Mijn man is zelfstandige en heeft ook een inkomen, dus er is altijd een buffer. Toch maakte ik geen andere keuzes toen ik er nog alleen voor stond.”

Schipper heeft diverse keren meegemaakt dat haar te weinig geboden werd voor een optreden. „Vaak krijg ik eerst de vraag wat mijn honorarium is. Wanneer een partij niet direct akkoord gaat, leg ik uit dat een concert studietijd en onderhoud van het instrument vergt. Meestal komen we dan tot overeenstemming.”

Zo nu en dan krijgt ze een voorstel om zwart te werken. „Daar ben ik nooit in meegegaan. In de opstartfase werkte ik wel vaker voor wat minder geld. Anders had ik helemaal niets.”

Haar uurtarief baseert Schipper op het minimumloon voor mensen met een afgeronde hbo-studie. Ze is zich ervan bewust dat een zelfstandig musicus vaak minder zal verdienen dan wanneer hij in loondienst is. „Veel musici hebben geldzorgen. Collega’s nemen soms opdrachten aan voor weinig geld, omdat ze anders zonder werk zitten.”

Inmiddels weigert Schipper meestal projecten die op verlies uitdraaien. „Ik ben moeder van een dochter en run een huishouden. Als ik een concert aanneem voor weinig geld, laat ik mijn gezin eigenlijk in de steek voor niets.” Soms maakt ze een uitzondering, als het een goed doel betreft. „Maar ik kan me voorstellen dat een collega andere keuzes maakt. Een boterham kun je niet smeren van zo’n project.”

Schipper ziet veel collega’s nieuwe muzikale paden inslaan om het hoofd boven water te houden. „Ze kiezen bijvoorbeeld een ander of een extra instrument of gaan een koor dirigeren.”

De lage vergoedingen komen volgens de harpiste voort uit onwetendheid. „Ik hoor vaak: wat mooi dat je van je hobby je beroep kunt maken. Mensen vergeten dat het ook echt mijn werk is.”

Een landelijke overkoepelende organisatie als de bestaande Kunstenbond zou wellicht iets kunnen betekenen in het doorbreken van die onwetendheid. „Dan zou elke musicus zich daarbij moeten aansluiten”, vindt Schipper, die zelf geen lid is. „Zolang lidmaatschap vrije keus is, lost het niet veel op.”

Ondanks de soms lastige zakelijke kant blijft Schipper erbij dat ze een „prachtig” beroep heeft. „Een dag geen muziek, is een dag niet geleefd.”


Fair Practice Code

In oktober 2017 presenteerde de Vereniging voor Kunst, Cultuur en Erfgoed een eerste versie van de Fair Practice Code. De code is een zogenaamde morele cao die een kader biedt om loon naar werk in de culturele en creatieve sector mogelijk te maken en om onderbetaling te voorkomen. In de code staan onder meer richtlijnen voor een eerlijke salariëring. Op dit moment wordt nog gewerkt aan de definitieve versie van de Fair Practice Code.

Zodra de uiteindelijke code er is, kunnen organisaties uit de kunstsector deze ondertekenen. De Fair Practice Code fungeert als een keurmerk. Musici kunnen er vervolgens voor kiezen om alleen nog samen te werken met organisaties die de code ondertekenen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer