Gebruik NIP-test stijgt tot 42 procent
De nieuwe prenatale bloedtest, ook wel NIP-test of NIPT genoemd, is het afgelopen jaar bij zo’n 42 procent van alle zwangere vrouwen in Nederland afgenomen.
Dat maakte het landelijk samenwerkingsverband van ziekenhuizen en andere bij de test betrokken organisaties maandag bekend.
De niet-invasieve, prenatale test werd een jaar geleden jaar beschikbaar gesteld voor alle zwangere vrouwen en niet, zoals daarvoor, alleen voor vrouwen in een hoogrisicocategorie. Het is de bedoeling dat de ervaringen met dit bredere aanbod volgend jaar worden geëvalueerd. Met de NIPT bepalen artsen de kans dat een kind wordt geboren met het syndroom van Down, Edwards of Pau.
Voor 2017 koos nog 34 procent van de zwangere vrouwen voor prenatale screening met behulp van de zogenaamde combinatietest. Daarbovenop kwam echter een onbekend percentage dat uitweek naar het buitenland om daar de NIPT te laten doen.
In Denemarken laat meer dan 90 procent van alle zwangere vrouwen de NIPT doen. Het lagere percentage in Nederland kan volgens de onderzoekers komen door de eigen bijdrage van 175 euro die hier voor de test wordt gevraagd. Een andere verklaring is dat vrouwen in Nederland vooraf meer voorlichting krijgen, waardoor ze sneller afzien van deelname.
„Nederland is op het gebied van prenataal onderzoek geen koploper”, reageert NPV-directeur Diederik van Dijk. „Evengoed kan de belangstelling voor de NIPT later alsnog verder toenemen. Dat is bij de 20 wekenecho ook gebeurd.”
De NPV hoopt dat de financiële bijdrage voor de test wordt gehandhaafd. „Intussen blijft het de vraag waarom we baby’s, anders dan volwassenen, aan zo’n uitgebreide ”health check” moeten onderwerpen”, aldus Van Dijk. „Zweeft op de achtergrond toch niet de misplaatste gedachte dat wij naar believen kunnen beschikken over ongeboren leven?”