”Kantaten-Ring” in Leipzig: muzikale preken in de kerk van Bach
In de Duitse stad Leipzig ging vrijdag het jaarlijkse Bachfest van start. Afgelopen weekend voerden beroemde dirigenten tijdens een zogenoemde ”Kantaten-Ring” dertig cantates van de Thomascantor uit.
Het komt vaker voor in de geschiedenis, mensen die tegelijk eenzelfde idee hebben. Buskruit in China en in Europa, de boekdrukkunst in Duitsland en Nederland. Zo ook met het zingen van oude motetten bij Bachconcerten. Jos van Veldhoven deed het onlangs bij zijn laatste Matthäus Passion. Hij liet zijn koor na het slot een motet van de 16e-eeuwse componist Jacobus Gallus zingen, zoals dat in de kerkdiensten van Bach ook gebruikelijk was.
Op het moment dat Van Veldhoven dat deed waren de programma’s voor het Leipziger Bachfest, dat nog tot zondag duurt, vast en zeker ook al rond, met daarin het grote, unieke project van de ”Kantaten-Ring”: dertig cantates van Bach in tien concerten binnen ruim 48 uur. En tijdens die concerten klonk telkens: het motet dat in Bachs tijd ook klonk. Een prachtige, zinvolle en fraaie toevoeging.
Volle Nikolaikerk
Minstens zo prachtig en zinvol was een andere toevoeging: bij alle uitvoeringen werd het Schriftgedeelte gelezen dat in de lutherse eredienst waarvoor Bach zijn cantates schreef aan de beurt was. De predikant preekte daar in zo’n dienst dan over – en Bach verzorgde de muzikale preek. En wat tijdens alle geweldige uitvoeringen van deze zo bijzondere muziek heel duidelijk werd, was dit: de predikanten moeten regelmatig het gevoel gehad hebben dat alle gras voor hun voeten werd weggemaaid door de prediking van deze Johann Sebastian.
Zo klonken naar aanleiding van de opwekking van de jongeling van Naïn vier indrukwekkende cantates over de dood: ”Liebster Gott, wenn wird ich sterben”, ”Komm, du süsse Todesstunde”, ”Wer weiss, wie nahe mir mein Ende” én ”Christus, der ist mein Leben”. Veel hemelverlangen, veel zacht klinkende doodsklokken: Jezus roept, wie zou niet gaan?
Na de lezing van de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus hoorde een volle Nikolaikerk de cantate ”O Ewigkeit, du Donnerwort”, als één lange waarschuwing voor een eeuwigheid zonder God: zelfs na „duizend miljoen jaar” zal het nog niet voorbij zijn. Er is veel gediscussieerd over de vraag of de kerk mensen die niet geloven moet lokken met Gods liefde of moet waarschuwen met Zijn eeuwige toorn. Hier gebeurde het laatste ondubbelzinnig, met als uitloper de bede: neem mij in Uw genade op in Uw heerlijkheid.
Kerkelijk jaar
Historisch boeiend was natuurlijk dat alles zich afspeelde in de kerken waar deze stukken 300 jaar geleden klonken. Muzikaal interessant was dat er maar liefst drie dirigenten meededen die alle Bachcantates compleet op cd hebben opgenomen: Ton Koopman, Masaaki Suzuki en John Eliot Gardiner, de bedenker van het plan. Gardiner had voor zichzelf de avondconcerten in de Nikolaikerk gereserveerd: voor het publiek het interessantst, omdat de muziek niet van boven af vanaf de orgelgalerij klinkt, maar beneden, dicht bij het publiek. Ook mocht Gardiner zelf uitkiezen welke cantates elke dirigent uitvoerde. Hoewel, de cantates werden uitgevoerd in de volgorde van het kerkelijk jaar, en daarmee stond in feite vast wie wanneer welke cantate dirigeerde.
Bijzonder was dat tijdens de zondagochtenddienst in de openlucht op de Markt precies de cantate ”Die Himmel erzählen die Ehre Gottes” aan de beurt was, geschreven voor de tweede zondag na Trinitatis – wat het zondag juist was.
Die cantate werd uitgevoerd onder leiding van de vierde dirigent, Hans-Georg Rademann (afgezien van Thomascantor Schwarz, die in een zaterdagmiddagdienst ook nog twee cantates voor zijn rekening nam). Zijn uitvoeringen waren levendig en zwierig, zoals die van Suzuki en Koopman dat ook waren: prachtig, verzorgd, enerverend, rijk.
Meeslepend
Maar de meest meeslepende ervaringen waren er toch bij Gardiner. De vrijheid die hij zich veroorlooft om elke cantate weer met elke draad passie die hij in zich heeft te lijf te gaan, gebaseerd op een diepgaande kennis die in zijn toelichtingen in het programmaboek steeds weer blijkt: dat alles leidde tot memorabele uitvoeringen van telkens weer verbijsterende stukken.
Want echt, Gardiner hád niet de mooiste cantates voor zichzelf uitgekozen. Als er één ding duidelijk werd in deze ”Kantaten-Ring”, dan is het wel dat er telkens maar één allermooiste is: de cantate die op dat moment klinkt.
De lange serie werd afgesloten met een van de beroemdste cantates, ”Wachet auf, ruft uns die Stimme”. Na al die indrukwekkende relatief onbekende cantates was het bijna een opluchting dat die overbekende er toch ook echt bij hoorde, bij de beste dertig, die dus daadwerkelijk niet de beste zijn.