Buitenland
Elke leerling is welkom op Noorse christelijke school

Christelijke scholen mogen van de Noorse overheid geen leerlingen weigeren. School Danielsen Sotra in Straume zou het ook niet willen. De school neemt graag voor lief dat de helft van de leerlingen geen christelijke achtergrond heeft. Docent Harald Ruud: „Wij zien het als kans om nieuwe mensen voor Christus te winnen.”

Harald Ruud (helemaal links op de foto) is blij dat hij met zijn gezin in Brattholmen woont. In deze plaats en directe omgeving wonen veel christenen. „Het is hier niet lastig om christen te zijn.” beeld familie Ruud
Harald Ruud (helemaal links op de foto) is blij dat hij met zijn gezin in Brattholmen woont. In deze plaats en directe omgeving wonen veel christenen. „Het is hier niet lastig om christen te zijn.” beeld familie Ruud

Harald Ruud (41) woont in Brattholmen. De bus vanuit Bergen stopt tegenover Brattholmen Skole in de gelijknamige plaats. Ruud zat vroeger zelf op deze school, net als alle kinderen uit de directe omgeving. Dat was tot ongeveer halverwege de jaren negentig vanzelfsprekend, weet Ruud. Daarna voerde de overheid in dat openbare scholen behalve het christendom ook andere godsdiensten moesten onderwijzen. Christelijke ouders waren daar fel op tegen. „Ze vonden dat verwarrend voor hun kinderen. De roep om een eigen school klonk.”

De plannen werden omgezet in daden. In 2001 ging in Straume school Danielsen Sotra van start. Eerst met een „Barneskole” (een kinderschool van 6 tot 13 jaar). In 2008 gevolgd door de „Ungdomskole” (een school voor kinderen van 13 tot 16 jaar). Ruud en zijn vrouw Hanne Marie (40) zijn allebei docent vanaf het eerste uur. Hij op de Ungdomskole, zij op de Barneskole.

Beiden werken fulltime. Dat is voor de meeste Noorse ouders gebruikelijk. De overheid stimuleert het tweeverdienerschap sterk en redeneert dat in het dunbevolkte land alle arbeidskrachten nodig zijn. Een kersverse moeder krijgt een jaar vrij om zich volledig aan haar kind te wijden. Daarna moet ze weer fulltime aan het werk. Het kind mag vijf dagen per week naar de kinderopvang.

Ik spreek het echtpaar bij hen thuis, 4 kilometer bij Straume vandaan. Voordat er sprake kan zijn van een interview over de christelijke school en dito opvoeding wordt er eerst gegeten. Om de lange keukentafel zitten behalve de vader en moeder Margrethe (11), Hans Martin (7) en Hanna-Alice (3). De oudste twee dochters, Marie (15) en Henriette (13), moeten nog uit school komen. De maaltijd begint met het gezamenlijk zingen van het lied ”Voor al uw goede gaven, Heer, zij u de dank en eer”.

Als iedereen genoeg van het rijstgerecht heeft gegeten, gaan de kinderen een voor een van tafel. Bijbellezen en de maaltijd met dankgebed besluiten wordt niet gedaan. Het gezin leest alleen ’s morgens gezamenlijk uit de Bijbel, legt de moeder uit. „We bidden dan ook met elkaar. Eerst bidden de oudste drie hardop voor iets, daarna wij en tot slot spreken we met elkaar het Onze Vader uit.”

Wat is de doelstelling van jullie school en hoe krijgt die gestalte?

Harald Ruud: „Kinderen een goede vorming bieden door hen christelijk te leren denken. ’s Morgens beginnen we met een dagopening. We denken na over een Bijbelgedeelte en bidden en zingen met elkaar. Hoewel de helft van onze leerlingen niet-christelijk is, moeten de docenten wel belijdend christen zijn. In een vak als godsdienst probeert de persoon voor de klas de leerlingen de essentie van het christelijk geloof bij te brengen.

Verder krijgt het leven van alledag veel aandacht: welke keuzes maak je als christen? Denk bijvoorbeeld aan tijdsbesteding, omgang met de medemens en de zorg voor de aarde. Maar ook behandelen we thema’s als relatievorming, seksualiteit en abortus.

De christelijke vakken maken onze school tot wat hij is, want algemene vakken als wis- en natuurkunde worden exact hetzelfde onderwezen als op de openbare school. Dat moet van de staat.”

Hoeveel christelijke scholen zijn er in Noorwegen?

„Zo’n 3 procent van alle Noorse kinderen zit op een christelijke school. Er is enige variatie in christelijk onderwijs. Sommige instellingen zijn luthers, zoals scholen die mede zijn opgezet door de Noorse zendingsorganisaties Norsk Luthersk Misjonssamband (NLM) of Indremisjonsforbundet (ImF). Een andere belangrijke christelijke scholengemeenschap, Oasen, heeft haar wortels in de pinkstergemeente.

Hoewel de kerk waarvan wij lid zijn is gelinkt aan ImF, is er tussen onze kerk en de school formeel geen band. Danielsen is met acht scholen, van kinderopvang tot volwassenenonderwijs, de grootste aanbieder van christelijk onderwijs in Noorwegen. Onze eerste school werd in 1932 in Bergen opgericht. Andere scholen van Danielsen werden in omliggende gemeenten gestart.

Net als veel scholen zijn wij verenigd in de Kristne Friskolers Forbund (wat grofweg vertaald bond voor christelijke privéscholen betekent, BP), de KFF.”

Hanteert uw school een gesloten toelatingsbeleid?

„De overheid financiert onze school voor 85 procent. Wij mogen niemand weigeren, maar we zouden dit ook niet willen. Van onze 378 leerlingen is ongeveer de helft niet-christelijk. Dat zien wij niet als probleem maar als kans om nieuwe mensen voor Christus te winnen. Wel leggen we ouders die hun kinderen naar onze school willen sturen uit dat het in de lessen veel over Jezus gaat.

Dat laatste kan uitsluitend als onze docenten christelijk zijn. We nemen daarom alleen christenen aan. Dat betekent overigens niet dat iemand per se luthers moet zijn. Ons personeelsbestand is dan ook divers. Een enkeling is zelfs lid van de Orthodoxe Kerk.”

Moeten kinderen actief deelnemen aan bijvoorbeeld de godsdienstles?

„Alle leerlingen doen hieraan mee en de praktijk leert dat niet-christelijke leerlingen aan het eind van hun schoolperiode net zo veel weten van het christelijk geloof als leerlingen die dit van huis uit meekrijgen. Dwingen om mee te bidden kunnen we niemand. Maar bidden voor hen kunnen we wel.”

Een lutherse leraar heeft soms andere opvattingen over het christelijk geloof dan iemand die lid is van een pinkstergemeente. Is dat voor leerlingen niet verwarrend?

„Zo’n 30 procent van onze leerlingen is luthers. Zij zijn allen als kind gedoopt en zien dat als iets vanzelfsprekends. Wij gaan er niet krampachtig mee om als een docent uit de pinkstergemeente daarover een andere mening heeft en die ter sprake brengt. Kinderen leren zo dat er ook andere zienswijzen bestaan. Dat vinden wij positief.”

Wat is de belangrijkste uitdaging voor uw school in de toekomst?

„Er ontstaat in de samenleving een steeds grotere kloof tussen christenen en niet-christenen. Dat merken we het sterkst als het gaat om het uitdragen van de christelijke visie op het gezin. Een paar jaar geleden was er in de samenleving een korte maar hevige rel nadat Noorse media hadden gemeld dat een NLM-leraar alleen het klassieke standpunt doceerde over homoseksualiteit.

Maar er zijn ook interne issues. Steeds meer Noren scheiden en dat gaat helaas personeel van christelijke scholen niet voorbij. Als zij opnieuw een partner vinden en willen trouwen, kun je hen als christelijke school niet zomaar ontslaan. Ik verwacht dat dit in de toekomst met enige regelmaat gaat voorkomen.

Verder wordt het op sommige scholen, met name in rurale gebieden, in toenemende mate lastig om voldoende christelijk personeel te vinden.”

Is er over een halve eeuw nog christelijk onderwijs in Noorwegen?

„Ik denk van wel. Politieke partijen in ons land zijn hier eensgezind voorstander van.”

Hoe is het om in Noorwegen kinderen christelijk op te voeden?

Lachend: „Oh, dat is heel moeilijk.”

Om serieuzer te vervolgen door te zeggen dat hij blij is om in Brattholmen te wonen, een plaats waar in de directe omgeving veel christenen wonen. De kerk in Straume waarvan ze lid zijn, heeft zo’n 350 leden. „Het is hier niet lastig om christen te zijn.”

Hoe geeft u godsdienstige opvoeding gestalte binnen uw gezin?

Nu mengt Hanne Marie Ruud zich weer in het gesprek. „We zingen veel. Vaak gebeurt dat spontaan; we zingen mee met de muziek die ik aanzet. Vaak zingen we ook voor het slapengaan.

In ons gezin gebruiken wij huiswerk van de zondagsschool. Dat is een goed hulpmiddel om met elkaar over het geloof door te praten. Er staan ook Bijbelteksten in die de kinderen uit hun hoofd kunnen leren.

Zondag gaan we met z’n allen naar de kerk. Maar ook doordeweeks zijn we daar vaak te vinden: voor het koor of voor de Bijbelstudie. Marie gaat eens in de twee weken naar de jeugdvereniging. Met zo’n tien meisjes praten ze met een leider door over de relevantie van de Bijbel voor het dagelijks leven.” Quasi verongelijkt: „Mijn man en ik zijn actief in het jeugdwerk van onze kerk. Dat heb je als je in het onderwijs zit; dan vragen ze je overal voor.”

Zijn er bepaalde dingen die u uw kinderen verbiedt, of zaken die u juist stimuleert?

„Wij praten met de kinderen over alles. Strenge regels hanteren we nauwelijks, die zijn ook niet nodig. Terughoudend zijn wij met televisie en films. We verbieden het niet, maar ze mogen lang niet alles kijken. Dat gebeurt ook niet, want via een app op mijn telefoon kan ik precies zien welk programma onze kinderen hebben gekeken.

We zijn heel strikt in de omgang met internet. Onder de 13 jaar mogen onze kinderen niet op sociale platforms als Facebook en Snapchat. Als 12-jarige vond Henriette dat moeilijk, want veel klasgenoten zaten er wel op. Wij hielden echter voet bij stuk.”

Moeten uw kinderen zondags per se mee naar de kerk?

„Ja, hoewel moeten een groot woord is. We gaan altijd met z’n allen en het is nooit punt van discussie.”

Twee keer naar de kerk op zondag is ongebruikelijk voor Noorse christenen. Ook de familie Ruud houdt het bij één dienst. „De rest van de dag doen we iets leuks met elkaar”, zegt Hanne Marie Ruud. „We spreken af met vrienden of maken een bergwandeling. Shoppen doen we nooit, behalve de zondag voor Kerst. Dat is de enige zondag in het jaar waarop de winkels hier open zijn.” Haar man vult aan dat zij geen voorstander zijn van winkelopenstelling op zondag, maar iets kopen op zondag niet zien als zonde.

Ondertussen is ook Henriette thuisgekomen. Na voldoende moed te hebben verzameld, informeert ze in haar beste schoolengels of Nederlandse kinderen een schooluniform aan moeten. „Nee? Wij gelukkig ook niet.”

Dit is het eerste deel in een drieluik over de Noorse Biblebelt.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer