De Luizenmoeder: Spiegel van de samenleving
Meer dan 4 miljoen Nederlanders kijken wekelijks naar de televisieserie De Luizenmoeder. Wat is er zo fascinerend aan een programma vol ruziënde ouders op een schoolplein, vol geneuzel over traktaties, speelafspraken en schoolregels?
In een paar weken tijd is juf Ank van basisschool De Klimop een begrip geworden. De liedjes die ze in de klas zingt, echoën door het hele land. Ze klinken in de huizen en op straat: niet alleen in carnavalsoptochten, maar ook op reformatorische schoolpleinen. Carillons strooien de noten vanaf de kerktoren over steden en dorpen. En er zijn zelfs organisten geweest die voor of na de zondagse kerkdienst stiekem een juf Ank-melodie met de gewijde klanken van het in- of uitleidend orgelspel hebben vermengd: ”Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent”.
Hoe je het wendt of keert, of je het er nu mee eens bent of niet, de serie De Luizenmoeder heeft –meer dan menig ander televisieprogramma– invloed op onze samenleving. Al die Nederlanders die op zondagavond niet naar de kerk gaan, kunnen op deze manier vanuit de luie stoel hun zondagse portie moraal, kritiek en confrontatie tot zich nemen en er de hele verdere week over nadenken – als over een preek. En wie op zondagavond wél in de kerk zit, benut maar al te vaak de mogelijkheid om De Luizenmoeder op maandag of dinsdag terug te kijken en er dan alsnog over mee te praten.
Door de alledaagse onderwerpen die aan de orde worden gesteld, komt het programma voor menigeen dichtbij. Daar zit waarschijnlijk de grootste aantrekkingskracht –en opvoedingskracht– van De Luizenmoeder: mensen herkennen zichzelf en kunnen dankzij de humor, overdrijving en zelfspot in het verhaal ook van een afstandje naar hun eigen gedrag kijken en meewarig om zichzelf glimlachen. Maar behalve veel herkenbaars bevat de serie voor christenen ook de nodige vervreemdende zaken.
Kijken of niet kijken, dat is een discussie apart – daar gaat dit artikel niet over. De vraag waarom het hier draait is: wat zegt De Luizenmoeder over onze samenleving, en welke moraal wordt hier overgedragen? De serie is overigens niet voor kinderen, maar voor volwassenen gemaakt.
1. Zedenspiegel
De Luizenmoeder houdt Nederlanders een spiegel voor. Menigeen kan zich herkennen in de ouders op het schoolplein met hun kneuterige discussies, de zich onmisbaar makende hulpmoeder, de softe schooldirecteur, de gestreste juf of de leden van de ‘moedermaffia’ die niets anders doen dan zichzelf en hun kinderen met elkaar vergelijken. Om beurten worden hun gebreken aan de kaak gesteld, en dat leidt tot ongemakkelijkheid en een beetje schaamte bij de toeschouwer.
Als vanzelf ga je denken: ben ik ook zo’n moeder die andere moeders afrekent op wat ze allemaal voor school doen of niet doen? Ben ik zo’n juf die de stress om al die irritante ouders en managers nauwelijks verbergen kan? Ben ik zo’n directeur die altijd vol wereldvreemde idealen en rare plannen zit zonder oog te hebben voor werkdruk en andere praktische zaken? Ben ik zo’n vader die gaat schreeuwen of zelfs op de vuist kan gaan als een andere vader een andere mening heeft over zoiets kinderachtigs als Zwarte Piet?
2. Schoolregels en hangouders
„Dag, dag, dag, dag, ouders van groep 3”, zingt juf Ank doordringend aan het begin van elke schooldag, ongeveer op de wijs van ”Schaapje, schaapje, heb je witte wol?” Als het lied uit is moeten de ouders uit de klas verdwenen zijn. Maar de praktijk is anders. Menigeen kan geen afscheid nemen van zijn oogappel en blijft nog eindeloos op de gang staan zwaaien. Reden voor juf Ank om een speciaal ‘zwaailicht’ voor ouders in de klas op te stellen: „Als het zwaailicht áánstaat, mogen jullie naar hártelust zwaaien – doe het allemaal maar even. Maar nu is het half négen... en níémand zwaait meer, anders zwaait er wat!”
In zo’n fragment wordt een duidelijke wetmatigheid zichtbaar: hoe beschermender en bemoeizuchtiger de ouders worden, hoe meer regeltjes de school gaat maken. En omgekeerd. Of het nu gaat om verjaardagstraktaties (maximaal één per dag, en zonder suiker) of om meehelpen in het schooltuintje als groenevingermoeder (niet aangemeld op de lijst, dan ook niet meedoen). „Als je als school geen duidelijke regels opstelt dan gaan ouders zwabberen en als ouders gaan zwabberen doen kinderen dat ook.”
3. Discriminatie
Er worden in De Luizenmoeder behoorlijk harde opmerkingen gemaakt over homo’s, huidskleur en spleetogen – wellicht waarschuwt de Kijkwijzer daarom voor discriminatie in de serie. Religie is tot nog toe buiten schot gebleven, maar er komen nog vier afleveringen; het onderwerp kan dus nog aan de orde komen.
Intussen zijn er al volop hete hangijzers aan bod geweest. De beladen discussie rondom Zwarte Piet bijvoorbeeld, die in het absurde wordt getrokken als de aanhangers van de oude Sinterklaas met zijn roetzwarte pieten en de nieuwe Winterklaas met zijn witte ijsberen (een ideetje van schooldirecteur Anton) de confrontatie aangaan op het schoolplein. Het tafereel eindigt in een complete veldslag.
Veel recensenten van de serie vinden het „bevrijdend” om eindelijk weer eens om zulke niet-politiek correcte grappen te kunnen lachen. Dat zegt vooral veel over wat de gemiddelde Nederlander van deze tijd als absoluut taboe ervaart: discriminatie op het punt van ras, geslacht of geaardheid.
„Dat vinden wij niet raar, dat vinden wij alleen maar heel bijzonder”, zegt juf Ank als blijkt dat een nieuwe leerling niet één vader en één moeder heeft, maar „twee papa’s.” Maar juist door de manier waarop ze dat zegt, voel je heel goed dat ze het eigenlijk wél een beetje raar vindt. Vervolgens is het weer de bedoeling dat je als toeschouwer voelt dat het best raar is dat ze dat raar vindt. En dat laatste is dan toch, onderhuids, de moraal.
4. Taalgebruik
De schrijvers van de serie (Eva Aben, Ilse Warringa en Diederik Ebbinge – de laatste twee spelen ook juf Ank en directeur Anton) zijn niet de minsten. Hun teksten krijgen hier en daar vleugels en sommige zinnetjes worden bijna meteen spreekwoordelijk. „Hallo allemaal, wat fijn dat je er bent.” „Dat vinden wij niet raar, dat vinden wij alleen maar heel bijzonder.” „Teleurstelling hoort bij het leven, Ursula, daar kun je kinderen niet vroeg genoeg mee confronteren.” „Het is voor mij echt niet makkelijk om jou de schuld te geven.”
Des te schrijnender doet het aan dat er in De Luizenmoeder geregeld stuitende en grove taal gebezigd wordt; diverse personages krijgen vloeken in de mond gelegd. Dat geeft de andere, op zichzelf leuke en grappige zinnetjes uit de serie een bittere nasmaak – op dit punt geen volksopvoeding. De eerlijkheid gebiedt overigens te zeggen dat dat niet alleen voor De Luizenmoeder, maar ook voor veel andere Nederlandse films en series geldt.
Diverse kijkers zijn daardoor afgehaakt en hebben hun kritiek op dit punt verwoord, ook naar de verantwoordelijke omroep toe (zie kader ”Grove taal”). Die lijkt evenwel niet van plan er iets mee te doen, behalve dan middels het icoontje van de Kijkwijzer te waarschuwen voor ”grof taalgebruik”.
5. Relaties en seksualiteit
De meest recent uitgezonden aflevering van de serie heet ”Lentekriebels” en gaat over seksuele voorlichting op de basisschool. Zelfs in groep 3 laat juf Ank niets aan de verbeelding over. Over welke terminologie je het best kunt gebruiken bij het aanduiden van de geslachtsdelen discussiëren de leerkrachten in de pauze langdurig voort. Juf Ank heeft een voorkeur voor het woord ”voorbips”, maar juf Helma gebruikt heel wat plastischer en schaamtelozer termen.
Waar de moraal van het verhaal op neerkomt: iedereen moet vooral doen wat hij of zij het fijnste vindt. Als een van de moeders moeite heeft met het feit dat twee meisjes uit groep 3 thuis hebben nagespeeld wat de juf vertelde, zegt juf Ank dat dat eenvoudig hoort bij de ontwikkeling op die leeftijd. Het belangrijkste is: „Ik heb uitgebreid met Isa en Maledive gesproken, en er is niets gebeurd wat ze vervelend hebben gevonden.” Daar ligt volgens De Luizenmoeder de enige grens: je mag de ander niet kwetsen.
Het liefdesleven van juf Ank zelf is intussen geen succes. Ze reageert daarom vernietigend als een gescheiden vader met zijn nieuwe vriendin op oudergesprek komt en benadrukt dat het uitstekend gaat met zijn dochter. Dat komt volgens juf Ank evenwel omdat het meisje niet wil dat haar vader haar voor de tweede keer in de steek laat: „U wilt alleen maar dat het goed gaat met Floor, omdat u een nieuw leven bent begonnen en u zich daar niet schuldig over wilt voelen.”
Weinig begrip dus voor ontrouwe mannen (en vrouwen). Eigenlijk: een onverhuld pleidooi voor trouw binnen relaties.
6. Macht en hiërarchie
Op het schoolplein bestaat een welbepaalde hiërarchie: officieel is iedereen gelijk, maar sommigen zijn meer gelijk dan anderen. Als nieuwkomer Hannah aan hulpouder Nancy aanbiedt om te helpen als overblijfmoeder, zet die haar meteen op haar plaats: „Zo werkt het hier dus niet. We beginnen van onderaf: luizenmoeder, lief-en-leedmoeder, groenevingermoeder, voorleesmoeder, overblijfmoeder, klassenmoeder, schoolreismoeder, schoolkampmoeder, medezeggenschapsraad, oudercommissie, ouderraad.”
Wie de lakens op school ook uitdeelt, niet directeur Anton. Alleen Nancy heeft ontzag voor hem, de rest veracht hem – in dat opzicht werkt het verhaal nogal gezagsondermijnend. Anton wil graag het imago hebben van de man die rekening houdt met iedereen, hij houdt idealistische verhalen vol wollig taalgebruik, hij kickt op optredens in de media. Maar niemand behandelt de anderen in de praktijk zo respectloos als juist hij.
Elke keer weer verzint hij iets nieuws: de participizza-avond, Winterklaas, de ‘glansmethode’ bij de oudergesprekken. Zonder te vragen wat de docenten willen, zonder de hulpmoeder die al het werk doet erkenning te geven. En als zijn ideeën dan in de praktijk toch niet goed werken en de zaak uit de hand loopt geeft hij niet thuis. Hij kan geen orde houden, hij neemt geen verantwoordelijkheid en hij gaat over de schreef met een stagiaire.
Moraal: gezag moet je verdienen, dat krijg je niet vanzelf omdat je nu eenmaal de directeur bent. Onderling respect is, welke functie je ook hebt, het allerbelangrijkste gebod volgens De Luizenmoeder. Waar dat ontbreekt, lijkt het aan de buitenkant misschien nog heel wat, maar onder de oppervlakte gaat het dramatisch mis.
De Luizenmoeder
De Luizenmoeder is een Nederlandse comedyserie, die op zondagavond op NPO3 wordt uitgezonden door Avrotros. De serie speelt zich af op een basisschool en is een satire op het schoolleven, bekeken door de ogen van vooral ouders en leerkrachten. Kinderen zijn niet de doelgroep: de Kijkwijzer geeft een minimumleeftijd van 12 jaar aan. Inmiddels zijn er zes afleveringen (van 25 minuten per stuk) uitgezonden, er volgen er nog vier. Een tweede seizoen is in de maak.
Grove taal
Het artikel ”Kritiek op grof taalgebruik in tv-serie De Luizenmoeder” –dat vorige week niet alleen in de papieren versie, maar ook op de website van deze krant verscheen– leidde tot een stroom van reacties op sociale media.
Bij sommige schrijvers was sprake van instemming met de strekking van het artikel: „Zelf keek ik het [De Luizenmoeder] ook. Ik vond het echt leuk. Maar nadat ik het stukje van Nieske had gelezen ben ik gestopt. Het kan qua taalgebruik niet.” „Ik vond het eerst een leuk programma, goede maatschappelijke thema’s en grappig gespeeld. Maar ik kijk niet meer omdat er vreselijk in gevloekt wordt.”
De kritiek op het artikel overheerste echter. Zomaar wat reacties: „Beetje hypocriet van het RD om doorgaans geen enkele aandacht aan tv-programma’s te besteden, maar er wel als de kippen bij te zijn als er kritiek te melden is!” „Laat die heilige boontjes zich maar bezighouden met al het misbruik [in christelijke kringen] van de afgelopen tientallen jaren. In plaats van te zeuren over woorden.” „Ze hebben overal commentaar op maar wel stiekem kijken.” „Zet de tv dan uit!” „Wat zij vinden, moet jij ook vinden, is mijn ervaring. Dat werkt niet.” „En op zaterdagavond in de kroeg hangen en alles doen wat God verboden heeft mag wel zeker? Heb je er last van kijk dan niet! Maar laat ieder in zijn waarde.”
De woordvoerder van Avrotros, die in het bewuste artikel geciteerd wordt, toont weliswaar begrip maar zegt uiteindelijk iets vergelijkbaars: „Als wij iets over voetbal uitzenden, zullen er ook heel veel mensen niet willen kijken. Bij een programma waarin gevloekt wordt, zal een andere groep afhaken. Dat houd je altijd.”
Alsof het christendom een hobby is. Je vraagt je af: zou deze discussie op dezelfde manier gevoerd zijn als het ging over andere taboewoorden (”negers” of ”allochtonen”), ander discriminerend taalgebruik of voor andere religies kwetsende taaluitingen?