Politiek

PvdA koerst af op nieuwe klap in maart

De PvdA werd in maart vorig jaar in Den Haag gedecimeerd: bij de Kamerverkiezingen duikelde de partij van 38 naar 9 zetels. Dreigt zo’n scenario in maart dit jaar, bij de gemeenteraadsverkiezingen, ook in de rest van het land? Of ziet de toekomst van de PvdA er rooskleuriger uit?

Kees de Groot
19 February 2018 15:24Gewijzigd op 16 November 2020 12:39
PvdA-lijsttrekker Jacobi viert feest in Leeuwarden. beeld ANP, Vincent Jannink
PvdA-lijsttrekker Jacobi viert feest in Leeuwarden. beeld ANP, Vincent Jannink

Sociaaldemocraten snakken naar zege

Opgetogen vierde de PvdA in november de uitslag van de herindelingsverkiezingen in Leeuwarden: de PvdA was de grootste partij gebleven. Weliswaar ging één zetel verloren, maar merkbaar opgelucht constateerden sommigen al dat de vrije val van de PvdA was gestopt.

Nuchtere Friezen –en Hollanders evengoed– wezen er meteen op dat één zwaluw nog geen zomer maakt. De PvdA heeft een barre tijd achter de rug. De partij leed bij de laatste Kamerverkiezingen een historische nederlaag. Maar ook bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2010 (een verlies van 753 zetels) en 2014 (een verlies van 452 zetels) boerden de sociaaldemocraten flink achteruit.

De voortekenen voor de aankomende lokale verkiezingen zijn niet gunstig. De PvdA „lijkt te gaan inleveren”, concludeerde onderzoeksbureau I&O Research begin deze maand. Van de tien mensen die in 2014 nog op de PvdA stemden, zijn er nu nog maar zes die dat opnieuw willen doen, bleek uit een peiling.

In sommige plaatsen lukte het de partij niet om voldoende geschikte mensen te vinden voor op de kieslijst. Dat probleem speelt overigens bij meer partijen. Zorgelijker is dat de PvdA nog steeds kampt met een negatief imago, ondanks dat de partij inmiddels al weer maanden in de oppositie zit. Dagblad Trouw berichtte eind vorige week dat een aantal lokale PvdA-afdelingen (zoals in Cranendonck en Asten) onder een andere naam aan de verkiezingen meedoet, teneinde een zwaar verlies te voorkomen. „De naam PvdA schrikt mensen af”, verklaarde de Astense sociaaldemocraat Ronald Beniers.

Negatieve publiciteit rondom PvdA-Kamerlid Moorlag (hij had in zijn vorige baan gewerkt met schijnconstructies) en PvdA-senator Barth (die moest opstappen omdat ze vakantie vierde terwijl de Eerste Kamer over de donorwet sprak) doet de partij ook geen goed.

Bestaanscrisis

Voor de PvdA ziet het er sowieso niet rooskleurig uit. De partij is „in een ongekende bestaanscrisis gekomen”, constateert NOS-journalist Wilco Boom in zijn recente boek ”De neergang van de PvdA” (uitg. Nieuw Amsterdam).

De PvdA-kiezers zijn in maart vorig jaar „letterlijk naar alle kanten uitgewaaierd”, concludeert hij op basis van onderzoek door Ipsos. Naar GroenLinks, D66, SP, DENK, 50PLUS, maar ook naar PVV en VVD.

De PvdA, stelt Boom, is vooral nog een partij voor hoogopgeleide ouderen: zij heeft het meest vergrijsde electoraat van alle gevestigde partijen. Jongeren lieten haar massaal in de steek. Net als laagopgeleide kiezers, „uitgerekend een van de groepen waarvoor de partij ooit werd opgericht.” Kortom: „Een slechte uitgangspositie voor de toekomst van een politieke partij in zwaar weer.”

Hij vraagt zich af of de PvdA de klap van maart vorig jaar nog te boven komt. „Het eerlijke verhaal lijkt mij dat het er niet best uitziet.” Juist omdat de deplorabele situatie van de PvdA aan zo veel meer dan de afgelopen kabinetsperiode te wijten is, legt hij uit. Het feit dat centrumlinkse partijen in vrijwel alle Europese landen in de hoek zitten waar de klappen vallen, „biedt weinig hoop op een spoedig herstel.”

Een comeback wordt bemoeilijkt omdat de PvdA „niet meer belangrijk is”, schrijft Boom. „De kleinste linkse partij in de Tweede Kamer; in veel Provinciale Staten en gemeenten ook op de tweede rang. De PvdA is niet meer de eerste linkse partij waaraan zal worden gedacht de komende jaren.”

De partij moet een visie ontwikkelen „waarmee ze verschillende bevolkingsgroepen met uiteenlopende deelbelangen kan verbinden via een gezamenlijk belang”, schetst hij als opgave voor de toekomst. „En dat op uiteenlopende terreinen als migratie, klimaat en bestaanszekerheid.” Een „uitdaging van jewelste”, citeert Boom de Amsterdamse politicologe dr. Sarah de Lange.

Want wat die klus extra lastig maakt, is dat de voormalige PvdA-kiezers naar alle kanten zijn uitgeweken. „Daar is geen nieuwe koers op te baseren. Als de PvdA nu zou kiezen voor een progressieve, kosmopolitische koers, raakt ze de laatste traditioneel linkse, meer SP-achtige kiezers kwijt, en andersom.”

Kansloos is partijleider Asscher echter „niet helemaal”, denkt Boom. Pechtold is er immers ook in geslaagd om zijn partij, D66, uit een diep dal te trekken – van drie zetels in 2006 naar negentien nu?

En er is een ideale voedingsbodem voor een sociaaldemocratische partij als de PvdA „die uit de aard van haar ideologie probeert de middenklasse en de (voormalige) arbeidersklasse met elkaar te verbinden”, signaleert Boom. Om dat te onderbouwen, verwijst hij naar een analyse van directeur Kim Putters van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Die schetste in een toespraak dat in onze samenleving „gescheiden werelden” zijn ontstaan „tussen hoog- en laagopgeleid, autochtoon en andere etnische achtergrond, en tussen jong en oud.”

De bovenlaag met veel hoogopgeleiden en ondernemers heeft veel van alles en wordt groter, aldus Putters, net als de groep achterblijvers –eenoudergezinnen, bijstandsmoeders, migrantenouders– met structureel weinig hulpbronnen.

Spagaat

De sociaaldemocratie kan echter „onmogelijk nog tegelijk de belangen van de arbeidersklasse en die van de middenklasse behartigen”, zo omschreef oud-partijvoorzitter Ruud Koole de overheersende teneur in veel recente analyses. Hij deed dat eind vorige maand bij de viering van veertig jaar werkgroep Partij Politieke Processen van het wetenschappelijk bureau van de PvdA. Volgens die studies houdt de PvdA „die spagaat niet langer vol.”

De sociaaldemocratie is daarnaast „te veel meegegaan met liberale zelfontplooiingsidealen van de hogere middenklasse.” Gevolg: wie niet mee kon komen in de vaart der volkeren, voelde zich in de steek gelaten.

Als het over de toekomst van de PvdA gaat, balanceert Koole tussen vrees en hoop. Vrees, omdat het „lijkt alsof de sociaaldemocratie nu haar ”1672-moment” beleeft. Volgens veel commentaren is zij als beweging reddeloos, is haar leiding radeloos, die haar achterban vaak weer redeloos vindt.”

Hoop, omdat het tij volgens Koole te keren valt. Maar dan is er wel werk aan de winkel. „De sociaaldemocratie moet het ideologisch debat met het kale marktdenken en het hyperindividualisme van het neoliberalisme voluit aangaan.” Dat kan bijvoorbeeld door te laten zien dat neoliberale politiek leidt tot meer ongelijkheid. En te tonen dat uitholling van de verzorgingsstaat gevaarlijk is voor de democratische rechtsstaat: mensen verliezen dan hun vertrouwen in (politieke) instituties.

Om aan relevantie te winnen, moet de sociaaldemocratie bestaanszekerheid „weer zo veel mogelijk vooropstellen”, adviseerde de gewezen partijvoorzitter. „Door concrete plannen te maken, vooral op gebieden van werkgelegenheid, sociale zekerheid, zorg en volkshuisvesting. Geen kleine, maar een actieve overheid op juist deze terreinen.”

Want dat verwachten mensen van de sociaaldemocratie, meent hij. „Daarom was Drees destijds zo populair, ook buiten de kring van de PvdA.”

Maar ook vandaag de dag –na vier decennia waarin het neoliberalisme de toon zette– is de vraag naar sociaaldemocratie volgens hem groot. „Vooral de toegenomen onzekerheid bij vele groepen in de samenleving verklaart die vraag.” Bewijs ontleent Koole daarnaast aan de opkomst van het populisme: „Dat is het signaal dat er iets mis is in de samenleving. Dat de bestaanszekerheid voor velen te zeer onder druk is komen te staan.”

Voor sociaaldemocratische politici zijn er voldoende mogelijkheden om een ambitieus en aantrekkelijk politiek programma neer te zetten, schetste hij. Als voorbeeld noemde hij de klimaatcrisis. Zonder politiek ingrijpen zullen de gevolgen van zowel de opwarming van de aarde als van de maatregelen om die te bestrijden buitenproportioneel neerdalen bij armere landen en armere mensen. „Actief klimaatbeleid is daarmee ook een sociaaldemocratische opdracht.”

Een ander voorbeeld is de groeiende ongelijkheid in de samenleving. „Niet elk dubbeltje wordt een kwartje”, erkende Koole, „en toch hoort dat dubbeltje er helemaal bij. Juist het sociaaldemocratische ideaal van ”niemand aan de kant” biedt hier perspectief: soms door migrantenkinderen te steunen bij hun opleiding, dan weer door Melkertbanen te creëren of sociale werkplaatsen open te houden.”

De sociaaldemocratie, vatte Koole samen, blijft nodig. „Als de PvdA de ideeënstrijd met het neoliberalisme voluit aangaat en samenwerkt met andere sociaaldemocraten in Europa en in andere Nederlandse partijen en organisaties, dan kan het niet anders dan dat de sociaaldemocratie met haar streven naar bestaanszekerheid in een democratische rechtsstaat een schitterende toekomst tegemoet gaat!”

Aan optimisme ontbreekt het Koole niet. Maar bij de vis moet wel boter komen: na jaren van nederlagen snakt de PvdA inmiddels naar een goed verkiezingsresultaat. Winst bij de gemeenteraadsverkiezingen zal voor de sociaaldemocraten het beste bewijs zijn dat hun partij nog leeft.

Lokale linkse samenwerking

In 335 van de 380 gemeenten kunnen kiezers op 21 maart naar de stembus. „Het zijn belangrijke verkiezingen”, schrijft de PvdA op haar website, „want gemeenten hebben in de voorbije jaren meer verantwoordelijkheden gekregen.”

De PvdA doet in veruit de meeste van die plaatsen (254) onder eigen naam mee aan de verkiezingen. In 30 gemeenten staat de PvdA op het stembiljet in een officieel samenwerkingsverband. In veel gevallen is dat een coöperatie met andere progressieve, landelijke partijen, zoals GroenLinks. Dan zijn er 40 gemeenten waar PvdA-leden onder een heel andere (lokale) naam meedoen aan de verkiezingen.

Die 70 (30 + 40) samenwerkingsvormen betekent een stijging ten opzichte van 2014: toen waren het er 61. Daar zijn twee redenen voor, stelt de PvdA. Als eerste noemt de partij de versnippering. „In steeds meer gemeenten zijn er veel kleine politieke partijen. Om de stad bestuurbaar te houden, zoeken politieke partijen elkaar op. Dat voorkomt dat partijen die het vaak inhoudelijk eens zijn met elkaar de strijd aangaan om de gunst van de kiezer, en maakt eventuele coalitieonderhandelingen makkelijker.”

Daarnaast is het niet meer mogelijk om met gelijkgestemde partijen een lijstverbinding aan te gaan. „Op een aantal plekken hebben partijen daarop besloten de krachten te bundelen, om te voorkomen dat een rechtse partij er met de restzetels vandoor gaat. Linkse samenwerking in de praktijk dus!”

In de resterende elf gemeenten doet de PvdA niet mee. Het gaat dan vooral om plaatsen „waar veel kiezers een voorkeur hebben voor meer rechtse, conservatieve en/of christelijke partijen (denk aan gemeenten op de Veluwe of kleinere gemeenten in Brabant en Limburg)”, schrijft de partij.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer