CPB: grens bereikt in belastingdruk eenverdiener
De kloof tussen de belastingdruk tussen een- en tweeverdieners is zo groot geworden dat zelfs volgens het Centraal Planbureau (CPB) „de grenzen van ongelijkheid en doelmatigheid” zijn bereikt.
In de donderdag verschenen beleidsbrief “Eenverdieners onder druk” stelt het CPB dat bij paren met jonge kinderen het verschil in belastingdruk tussen een- en tweeverdieners „ondoelmatig hoog” is. Een verlaging van de belastingdruk voor deze groep eenverdieners zou volgens het CPB leiden tot een welvaartsverbetering, omdat dan „zowel eenverdieners erop vooruit gaan als de staatskas.”
De belastingdruk voor eenverdieners heeft al enige tijd de belangstelling van politici, met name nadat uit berekeningen van hoogleraar algemene staatsleer Jos Teunissen in het Reformatorisch Dagblad bleek dat eenverdieners tot wel zes keer zoveel belasting betalen als tweeverdieners met exact hetzelfde gezinsinkomen. Zo is een tweeverdienersgezin met kinderen, waarin beide partners samen 40.000 euro verdienen (twee keer 20.000), in 2018 slechts 1864 euro aan belasting kwijt, terwijl een eenverdienersgezin met een inkomen van 40.000 euro onder de streep 10.381 euro aan de fiscus kan overmaken.
Het CPB constateert dat het verschil in belastingdruk voor een- en tweeverdieners de afgelopen jaren sterk is opgevoerd. Om de arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen te bevorderen werd door opeenvolgende kabinetten het tweeverdienerschap steeds aantrekkelijker gemaakt, onder meer door belastingkortingen te verhogen. Ook werd het eenverdienerschap op zichzelf extra onaantrekkelijk gemaakt, door kostwinners de belastingvrijstelling te ontnemen voor inkomen dat minimaal noodzakelijk is om in het onderhoud van hun partner te voorzien (het schrappen van de overdraagbare heffingskorting).
Het CPB stelt dat dit beleid, dat eenverdieners steeds meer en tweeverdieners steeds minder belast, „relatief effectief” is geweest; vooral moeders met jonge kinderen gingen meer en vaker werken. Het leidde echter wel tot „toenemende ongelijkheid”, constateert het Planbureau. Gemiddeld genomen betalen rijkere tweeverdienerhuishoudens hetzelfde belastingpercentage als fors armere eenverdieners. Dat dit verschil de komende jaren nog verder oploopt, doordat vooral tweeverdienerhuishoudens met een relatief hoog inkomen er extra op vooruit gaan, noemt het CPB dan ook „opmerkelijk”. Uit de CPB-analyse blijkt verder dat Nederland internationaal gezien koploper is in het fiscaal benadelen van eenverdieners. Zo is het verschil in belastindruk tussen een- en tweeverdieners hier ruim drie keer hoger dan gemiddeld in de Europese Unie.
Het CPB doet in het rapport enkele aanbevelingen om de belastingkloof te verkleinen: lagere belastingkortingen en minder kinderopvangtoeslag voor tweeverdieners, een verhoging van het kindgebonden budget of het weer overdraagbaar maken van de algemene heffingskorting voor stellen met jonge kinderen. Al deze opties hebben volgens het CPB slechts „een beperkte invloed” op de overheidsfinanciën, onder meer omdat het stimuleren van tweeverdienerschap in steeds meer gevallen meer belastinggeld kost meer dan het oplevert.
Hoogleraar Teunissen noemt de CPB-analyse niettemin teleurstellend. „Wat mij opvalt –maar niet verbaast– is dat óók dit rapport niet eens de vraag stelt of het in een rechtsstaat aanvaardbaar is dat de Staat sturend optreedt in hoe mensen hun leven inrichten. Er wordt zonder meer van uit gegaan dat de verdeling van de belastingdruk ‘slechts’ een kwestie is van beleidskeuzes en doelmatigheid.”
Dat belasting naar draagkracht moet worden geheven en dus leefvormneutraal dient te zijn, noemt Teunissen niets minder dan een rechtsstatelijke eis. „Maar wat in ieder geval aan een niet-verdienende partner zou moeten worden toegerekend, is wat deze minimaal nodig heeft om te kunnen voorzien in het bestaansminimum.” Dit kan volgens hem in de vorm van een belastingvrije voet of –omgerekend– een algemene heffingskorting. „Afschaffing daarvan, wat nu gebeurt, is een beschavingsinbreuk. Waar moet deze partner dan van leven? Van het inkomen van de verdienende partner, zal men zeggen. Maar dán behoort een desbetreffend deel van het inkomen van de verdienende partner dus ook fiscaal aan de niet-verdienende partner te worden toegerekend.”
Naar aanleiding van het CPB-rapport vroeg SGP-Kamerlid Bisschop donderdag een debat aan in de Tweede Kamer met staatsecretaris Snel van Financiën. Voorman Peter Schalk van vakorganisatie RMU noemt de cijfers „werkelijk ongehoord!” Al jaren lang wordt er volgens hem op gehamerd dat de belastingdruk oneerlijk is. „Dit CPB-rapport bevestigt het beeld. Het laat zien dat de overheid met haar fiscale afstraffingen ver doorgeschoten is. De RMU hoopt op maatregelen, ook nu het economisch tij gunstig is, om tot een eerlijke belastingdruk te komen voor eenverdieners.”
ChristenUnie-Kamerlid Bruins benadrukt dat het huidige kabinet de kloof tussen een- en tweeverdieners juist voor het eerst tot staan heeft gebracht. „Daarmee is een trendbreuk geforceerd. De grootste koopkrachtstijging zit in 2019 bij degenen die de afgelopen jaren steeds weer achterbleven: de gezinnen waarvan één ouder werkt.”
Omdat na dezer kabinetsperiode opnieuw een vergroting van de verschillen dreigt, moet er ook volgens Bruins meer gebeuren. „We zullen de onrechtvaardigheid van de grote verschillen deze kabinetsperiode blijven aankaarten, zowel in de Tweede Kamer als in coalitieverband. Dit rapport helpt ons om te laten zien dat het verschil in belastingdruk écht de bocht uit is gevlogen onder voorgaande kabinetten.”
Bas Jacobs, hoogleraar economie en overheidsfinanciën aan de Erasmus School of Economics, stelt dat het CPB „essentiële informatie niet geeft” en teveel op de inkomensplaatjes focust. „Het CPB toont aan dat er forse verschillen bestaan in de belastingdruk tussen één- en tweeverdieners en dat die verschillen groter worden door de tijd. Maar uit de CPB-studie kan niet in zijn algemeenheid worden geconcludeerd dat eenverdieners te veel belasting betalen.”
Want daarvoor is een brede welvaartsanalyse nodig. „Maar die maakt het CPB niet. En zonder inzicht in de tijdsbesteding, kosten van werk, huishoudproductie, zorgtaken en verdientalenten van één- en tweeverdienershuishoudens kunnen we niet goed weten of de belastingverschillen tussen één- en tweeverdieners te rechtvaardigen zijn.”
Zo verdienen tweeverdieners volgens Jacobs per gewerkt uur waarschijnlijk meer dan éénverdieners. „Dan is een hogere belasting op tweeverdieners gewenst om doelmatig inkomen te herverdelen van rijk naar arm. Eénverdieners hebben mogelijk zwaardere zorgtaken voor (meer) kinderen of zieke en gehandicapte familieleden. Dit zou weer een lager belasting voor eenverdieners rechtvaardigen.”