Oude Delftse dame heeft haar stem terug
„De oude dame heeft haar stem terug”, zei orgeladviseur Aart Bergwerff vrijdagavond in de Nieuwe Kerk in Delft. Hij doelde op de gerestaureerde Bätz, gebouwd tussen 1837 en 1839. Inderdaad: haar stem klinkt weer gláshelder.
Vol zit de –feeëriek verlichte– Nieuwe Kerk deze vrijdagavond; voor lang niet iedereen is nog een programma beschikbaar. „Ze zeggen weleens dat orgelconcerten geen mensen meer trekken, maar vanavond blijkt wat anders”, zegt Wilco Blaak, ”hoofd Oude & Nieuwe Kerk”.
Blaak leidt het concert in. „Ruim vierenhalf jaar zijn we met de restauratie van deze kerk beziggeweest. Deze week vieren we de afronding. Wat vindt u van het eindresultaat?”
Applaus klinkt.
Blaak vindt het „toch nog wel wat aarzelend.” Via iPad zorgt hij voor een andere belichting. Plots baadt het zeventiende-eeuwse kerkinterieur –met het graf van Willem van Oranje– in een zee van warm licht. Dat helpt. Schitterend.
Ziek
Niet alleen de kerk is gerestaureerd; ook het 48 stemmen tellende orgel. Het hangt er, in elk geval voor het oog, weer spic en span bij. En zo klinkt het ook, verzekert Blaak. „Waar het orgel vroeger wat mat klonk, klinkt het nu weer sprankelend.”
Hij heeft wel een teleurstellende mededeling: organist Bas de Vroome, die het eerste deel van het concertprogramma voor zijn rekening zou nemen, is sinds donderdagavond ziek. „We zijn daarom heel blij dat we Hayo Boerema, organist van de Laurenskerk in Rotterdam, bereid hebben gevonden hierheen te komen.”
Franck
De korte voorbereidingstijd ten spijt, lijkt de Bätz voor Boerema nauwelijks nog geheimen te kennen; al speelt hij een iets gewijzigd programma. Samen met sopraan Luc Ket klinken het ”Rejoice greatly” uit Händels Messiah en het ”Panis Angelicus” van César Franck. Mooi toch, dat laatste – al mis je soms éven een zwelwerk op het orgel.
Boerema brengt ook Bachs ”Pièce d’orgue” (BWV 572) ten gehore, met het zeer virtuoze slotdeel. Zijn improvisatie over Psalm 150 begint een beetje à la het Carillion de Westminster van Vierne. Al snel klinkt uitkomend de fraaie sexquialter, de cornet(ten). Het idioom wordt moderner, impressionistischer. Crescendo gaat het, en weer terug. Héél fors wordt het orgel overigens nergens, maar het ligt er misschien ook een beetje aan hoe ver je erbij vandaan zit.
Drie generaties Bätz
De drieklaviers Bätz in Delft is een van de grotere die de Utrechtse orgelbouwer vervaardigde, zegt Aart Bergwerff in zijn lezing. „Dit instrument hoort thuis in het rijtje van de Dom in Utrecht, de Ronde Lutherse Kerk in Amsterdam en de Grote Kerk in Gorinchem.”
Het orgel in de Nieuwe Kerk in Delft is gebouwd door „de derde generatie Bätz.” Aan de wieg van het bedrijf stond Johann Heinrich Hartmann Bätz, afkomstig uit het Duitse Thüringen. „In Duitsland kon hij geen eigen orgelmakerij beginnen. Zo kwam hij in Nederland terecht – als economische vluchteling.”
De firma Bätz was een „zeer goed bedrijf”, aldus Bergwerff, „dat van 1740 tot 1902 heeft bestaan. Vijf generaties lang: drie generaties Bätz; vervolgens nog twee generaties Witte.”
Het Delftse instrument werd gebouwd door Jonathan Bätz. Deze Jonathan was 25 jaar lang lid van het bestuur van de lutherse gemeente te Utrecht. Zijn naam wordt nog altijd vermeld op het namenbord met kerkenraadsleden in de lutherse kerk.
Op 10 januari 1840 kon het orgel in Delft in gebruik worden genomen. Bergwerff: „Maar hoe het tóén heeft geklonken, zullen wij waarschijnlijk nooit weten. Er is sindsdien nogal wat veranderd in het kerkinterieur.”
Uitgangspunt voor de restauratie van het orgel was, aldus Bergwerff: „een gegroeide situatie, van 1840 tot de laatste decennia. Het is bijna onmogelijk om terug te gaan op het oorspronkelijke instrument. De vraag is ook of je dat moet willen.”
Toch werden er „keuzes gemaakt. Want op een aantal punten was het orgel in de loop van de jaren niet gegroeid, maar vergroeid.” Zo grepen de restaurateurs van Pels & Van Leeuwen in in het „intonatiebeeld. Met als gevolg dat het orgel weer draagkracht heeft gekregen. Het klinkt weer glashelder in de hele ruimte.” De kleur van de huidige kas werd echter „gerespecteerd.” De oorspronkelijke kas droeg kleuren als lila en roze.
Bergwerff spreekt de wens uit dat het Delftse orgel dát mag blijven doen waarvoor het gebouwd is: het begeleiden van de samenzang in de erediensten van de protestantse gemeente. „Dat dit orgel nog lang de lofzang gaande mag houden – in de erediensten, maar ook daarbuiten.”
Ein feste Burg
Dan begeeft hij zich ook zelf richting de klavieren. Gaande zijn spel begin je ook ver achterin de kerk onder de indruk te raken van de –milde– klank van het instrument. Mooi is de Allegro moderato uit de Sonate in d klein opus 8 van Samuel de Lange jr. „Een Hollandse meester op een Hollands orgel”, aldus Wilco Blaak. Mooi is helemáál Bachs ”Allein Gott in der Höh’ sei Ehr” (BWV 664). Bergwerff speelt het snel, maar hoe lichtvoetig, sprankelend!
In het ”Adiós nonino” van de –overigens controversiële– Argentijnse componist Astor Piazzolla, door Bergwerff bewerkt voor orgel, komt de vox humana tot klinken. Wat een tongwerkje! Al wordt zijn lied –o gruwels– een tijdlang wreed verstoord door glasgerinkel – waarom kunnen cateraars (vergelijk de Laurensconcerten) zoiets nu niet voorafgaand aan een concert allemaal klaarzetten...
Slotdeel van het programma is de grote ”Phantasie über den Choral ”Ein feste Burg ist unser Gott” van Max Reger. Nooit heb ik dit grillige werk, waarin de werkelijk onverwoestbare melodie van het Lutherlied in steeds andere toonaarden terugkeert, zó mooi uitgevoerd horen worden. Reger blijkt Bätz én Bergwerff op het lijf geschreven.
Delft kan terugzien op een waardige avond. Inderdaad: de oude dame heeft haar stem helemaal terug.