Het is 23.30 uur. Hoog tijd om te gaan slapen. M’n ogen vallen bijna dicht en ik heb al zeker vijf keer een geeuw laten horen. Toch pak ik mijn mobiel. Nog even checken hoe het met de jongens op school gaat. Hoeveel tekortpunten bevat hun lijst? Zijn ze onwettig afwezig geweest? Hebben ze inderdaad een onvoldoende gehaald voor dat vak, waarvan ik zei dat ze er meer aandacht aan moesten besteden?
Ik schuif m’n kussen nog even achter m’n rug en open Magister. Dé app waarop veel middelbare scholen vorderingen, maar ook huiswerk en lesuitval bijhouden. Dat laatste is altijd handig, zodat je weet hoe laat je je tieners ’s morgens aan tafel kunt verwachten. Maar het is vaak niet het eerste waarnaar ik kijk.
Het gaat mij om het eerste. Die cijferlijst van mijn kinderen heeft op mij nu een grotere aantrekkingskracht dan dat hij had toen ik zelf scholier was. Ik wil, nee ik moet gewoon even kijken.
Al dat checken heeft iets dubbels. Alsof cijfers aangeven hoe het echt met mijn kinderen gaat. Natuurlijk weet ik dat ik ze daarvoor beter in de ogen kan kijken.
Magister laat ook niet zien hoe ik het doe als opvoeder. Want ook dat zal vast een element zijn waarom ik wil weten of ze goede cijfers halen.
Vroeger moesten mijn ouders het doen met de cijfers die ik in mijn agenda zette. Haalde ik een 3, dan hield ik dat soms weken voor me. Tot ik de boel weer opgehaald had, met een 8 voor een luistertoets of boekbespreking. En daarna konden we er samen thuis om lachen. Of ik het schooljaar zou halen of niet, was m’n eigen verantwoordelijkheid.
En nu? Elk cijfer dat wordt ingevoerd, kan direct door ouders worden ingezien. En je moet als vader of moeder sterk in je schoenen staan om bij thuiskomst van je kinderen niet even: „Zie je nou wel” te fluisteren, als ze die dag na lang treuzelen een aantekening voor te laat komen hebben gekregen of een 2 hebben gescoord voor die overhoring, waarvan je al had gezegd dat ze er langer op moesten blokken.
Het is 23.35 uur als ik een 1 voor Duits op de lijst van mijn zoon zie staan. En terwijl ik lig te woelen en te denken wat we kunnen veranderen, wat ík anders kan doen, om zijn cijfers omhoog te krijgen, ligt hij lekker te slapen. Morgen heeft hij weer een leuke dag op school.
Ik moet Magister maar eens een poosje negeren, bedenk ik. En ik hoop maar dat als hij dit cijfer heeft opgehaald, we er samen om kunnen lachen.