Orthodoxe christenen moeten soms even slikken. Hun overtuigingen schuren tegen de seculiere omgeving. De vraag is of zij altijd recht hebben op een vrij geweten. Een tweegesprek over wat mag en kan en zou moeten kunnen. „Ik denk dat christenen zich veel te weinig vanuit de Bijbel rechtvaardigen.”
Christenen staan steeds vaker voor de rechter, stelt historica Amanda Kluveld in haar boek ”Gewetensvrijheid in het geding”, dat ze schreef voor de SGP. „We zien meer gewetensconflicten. Meestal zijn het geen botsingen tussen burgers en de overheid. Het gaat om conflicten tussen burgers onderling. Denk aan een Amerikaanse bruidsfotograaf die geen deel wil zijn van de voor hem zondige huwelijkssluiting van twee mannen. Zodra iemand zo’n dienst weigert, roept dat veel emoties op en belandt de zaak voor de rechter.”
In haar boek geeft Kluveld veel voorbeelden. De meeste hebben te maken met homoseksualiteit en het homohuwelijk. Bloemisten die geen bloemen willen leveren, drukkerijen die geen folders willen drukken en natuurlijk de Noord-Ierse banketbakker die werd veroordeeld omdat hij geen taart wilde maken met het opschrift ”Support Gay Marriage”.
En toch, het beeld dat christenen „steeds vaker” voor de rechter staan, moet worden betwist, zegt Boris van der Ham, voorzitter van het Humanistisch Verbond en oud-Kamerlid voor D66. „Om een rijtje voorbeelden te krijgen, moet Kluveld in haar boek uitwijken naar het buitenland. In de Angelsaksische landen worden zaken veel harder uitgespeeld. In Nederland blijven we langer in gesprek. Dat zie je aan de politieke cultuur. Ik merk het zelf aan de vele uitnodigingen die ik als voorzitter van het Humanistisch Verbond krijg van strengchristelijke organisaties.”
Kluveld knikt begrijpend. „Uiteindelijk heeft de Britse homobeweging ook gezegd dat je van mensen die dat niet willen, beter niet kunt vragen om zo’n taart te bakken. Logisch, want anders zou de islamitische bakker straks een taart moeten maken met een spotprent van Mohammed.”
Dat in Nederland vergelijkbare zaken anders worden beoordeeld, is duidelijk. In 2010 speelden bij het College voor de Rechten van de Mens (voorheen Commissie Gelijke Behandeling) twee klachten tegen drukkerijen die geen handdoeken en pennen wilden drukken voor homomanifestaties. Omdat beide bedrijven bereid waren eigenlijk alles aan homo’s te leveren, maar bepaalde boodschappen daarvan uitzonderden, wees het college de klachten af. Dit was geen discriminatie van homoseksuelen, aldus het college. Niemand kan immers worden verplicht een boodschap uit te dragen waar men niet achter staat.
Toch is Kluveld niet gerust. „In Nederland worden zaken minder hard gespeeld. Maar dit kan omslaan. Dat is immers ook gebeurd rond de gewetensbezwaarde ambtenaar. Veel christelijke jongeren die solliciteren bij semioverheidsorganisaties houden zich rond het homohuwelijk sterk op de vlakte. Ik werk op een universiteit die accepteert dat ik het huwelijk zie als een relatie van man en vrouw. Maar vanzelfsprekend is dat niet.”
Van der Ham schudt zijn hoofd. „Iedereen heeft in dit land de vrijheid om te zeggen dat hij tegen de openstelling van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht is. Iedereen mag zeggen dat hij homoseksualiteit afwijst of niet op prijs stelt. Maar de mens zélf afwijzen mag niet.”
Hij verwijst naar het voorbeeld in het boek van Kluveld van een Fries bedrijf dat een stagiair afwees op wiens Facebookpagina te lezen viel dat hij een relatie met een jongen had. „Daarmee tref je iemand in zijn persoonskenmerken. Iemand wordt geboren met geslacht, ras en seksuele oriëntatie. Dat kun je niet veranderen. Dat ligt anders bij politieke voorkeur, religie of levensbeschouwing. Voor mij is het belangrijk om humanist te zijn, maar dat is niet zo fundamenteel als mijn persoonskenmerken. Ik denk dat de overheid verplicht is mensen tegen zulke discriminatie te beschermen. Dus volstrekt logisch dat dit bedrijf is bestraft.”
De nieuwe gendertheorie gaat ervan uit dat ook geslacht op keuze berust. Dus hoe vast liggen die persoonskenmerken?
Van der Ham: „De discussie over die theorie is nog helemaal gaande. Het enige wat we zeker weten is dat sommige mensen zich gehandicapt voelen omdat ze als vrouw in een mannenlichaam zitten of andersom. Maar dit betreft heel weinig mensen.”
Een van de redenen waarom het College voor de Rechten van de Mens de klachten tegen de drukkerijen afwees, was omdat zij in de leveringsvoorwaarden stelden geen boodschappen te drukken die godslasterlijk of mensonterend zijn. Daarmee was er bij voorbaat sprake van een „beperkt aanbod”, aldus het college. Kluveld: „Het is natuurlijk aan te raden dat zulke bedrijven zo’n beperking opnemen. Maar tegelijk vind ik het heel erg dat dit nodig is. Het moet normaal zijn dat iedereen een vrij geweten mag houden.”
Van der Ham knikt. „Ik kan erin komen dat bedrijven op de werkvloer niet houden van religieuze of politieke propaganda. Ik kan me er ook iets bij voorstellen dat bedrijven bepaalde boodschappen of producten van tevoren uitsluiten. Maar zodra bekend is dat een bruidsfotograaf alleen hetero’s wil fotograferen, moet hij ook accepteren dat hij daardoor klanten verliest. Niet alle hetero’s zullen die beperking op prijs stellen.”
Kluveld: „In Amerika zijn sommige van deze mensen door deze rechtszaken failliet gegaan. Maar anderen hebben juist grotere omzet gekregen.”
De historica was ooit op een nieuwjaarsreceptie van de homobelangenclub COC. „Daar stelde minister Plasterk dat we homoseksualiteit in het onderwijs niet meer alleen moeten accepteren, maar ook moeten vieren. Dat klinkt voor mij als een gedwongen appreciatie. Dat is zorgelijk.”
Van der Ham knikt. „Gedwongen feestjes zijn niet gezellig. Toch zou het misschien goed zijn als op orthodoxe scholen –of ze nu christelijk, joods of islamitisch zijn– iets meer ruimte is voor de mooie kant van seksualiteit. In plaats van schaamte juist de trots. Dat beluister ik in die woorden van Plasterk.”
De tijd dat scholen tot de private ruimte behoren, is immers voorbij, meent Van der Ham. „In 1917 zag men scholen als het verlengstuk van het gezin. Maar nu accepteert zelfs de SGP dat scholen financieel transparant moeten zijn. De evolutietheorie is nu deel van het programma. Hetzelfde geldt voor seksuele weerbaarheid van meisjes. Maar rond al die onderwerpen heeft het best weleens gestormd.”
De taak van de overheid ziet Van der Ham vooral in het beschermen van adolescenten. „Jongeren zijn niet tot 18 jaar het bezit van de ouders. Vanaf het twaalfde jaar hebben kinderen ruimte om de eigen beslissingen te nemen, en de seksuele zelfstandigheid is er vanaf zestien jaar. De overheid moet ervoor staan om jongeren in die kwetsbare fase te beschermen, of ze nu homo of hetero zijn.”
Van der Ham ontkent niet dat er in een samenleving met zulke grote verschillen van opvatting spanning kan ontstaan. „Hier en daar schuurt het natuurlijk. Het duidelijkst bleek dat rond de ambtenaar die geen huwelijken van mensen van gelijk geslacht wil sluiten. Trouwambtenaren dienen de wet uit te voeren. De enige concessie was het uitsterfbeleid, waardoor zittende ambtenaren mogen blijven. Ik realiseer me dat dit voor orthodoxe christenen slikken is en dat dit de discussie met hen scherper maakt.”
Kluveld: „Dit gaat me te snel. Bij de openstelling van het huwelijk is besloten dat ambtenaren dit onderling regelen. Je kunt niet zeggen dat deze mensen de wet niet uitvoeren. Integendeel, de regeling was helemaal in de geest van de wet. De overheid zelf discrimineerde niemand, dus er was ook geen probleem. Die omslag in deze kwestie baart me zorgen.”
Van der Ham: „Natuurlijk mag je voorkeuren hebben. Onder trouwambtenaren wordt best weleens wat geruild, ook bij heterohuwelijken. Niet iedere ambtenaar vindt het leuk om bij een bruiloftsfeest van een heftige motorclub te zijn.
Maar bij de weigerambtenaren speelde iets anders. Toen de ChristenUnie in 2007 uitdrukkelijk in het regeerakkoord liet zetten dat er op dit punt geen beperkende wetgeving zou komen, werd daarmee de praktijk goedgekeurd, wat tevens zou leiden tot een verhoging van het aantal gewetensbezwaarde ambtenaren.”
Waar zou dat eindigen, zo vraagt Van der Ham. „Morgen weigert iemand een huwelijk te sluiten van mensen van verschillend ras, overmorgen wil een orthodoxe moslim geen gemengd islamitisch-christelijk huwelijk sluiten. Dat konden wij niet onweersproken laten.”
Kluveld schudt heftig haar hoofd. „Dit verhaal bevestigt mijn beeld dat christenen onder druk worden gezet vanwege de problemen die we hebben met moslims en de islam. Als één islamitische school problemen geeft, komen alle bijzondere scholen ter discussie te staan. Terwijl dat vaak onvergelijkbaar is.”
Van der Ham geeft toe. „Rond andere onderwerpen is dat wel een beetje zo. Zaken als onverdoofde rituele slacht en besnijdenis zouden allang verboden zijn als dat christelijke tradities waren. Het bekritiseren van christenen is nu eenmaal veel makkelijker dan van moslims.”
Het is van belang, denkt Van der Ham, dat onverdoofd ritueel slachten en besnijdenis worden „aangepakt.” Maar tegelijk staat hij voor de scheiding van kerk en staat. „De Rooms-Katholieke Kerk hoeft geen vrouwen in het ambt te accepteren. De staat gaat niet over de leer van de kerk. Prima ook als bedrijven niet aan politieke of religieuze propaganda willen doen. Maar zodra het gaat om de overheid –en het onderwijs zit daar dicht tegenaan– eis ik gelijke behandeling. En ik zeg erbij: diezelfde seculiere overheid is de beste waarborg voor de gewetensvrijheid van orthodoxe christenen.”
Kluveld is er niet gerust op. Een concreet punt waarover zij zich zorgen maakt, is het adoptierecht. „Komt een echtpaar dat uitdraagt dat het huwelijk een relatie is van man en vrouw, straks nog in aanmerking voor pleegouderschap? In Engeland is dat al een probleem. Ook rond de trouwambtenaar proef ik dat de overheid vindt dat alle ambtenaren anders moeten gaan denken. Dat is iets anders dan vrijheid.”
In uw boek concentreren veel zaken zich rond het homohuwelijk. Dat is een belangrijk boegbeeld voor de homo-emancipatie. Kan het zijn dat deze kwesties zodoende hoger worden gespeeld dan eigenlijk redelijk is?
Kluveld: „Dat kan kloppen. Mensen in een emancipatieproces verlangen waardering, en het is voor hen niet bevredigend dat die er niet komt. Zij willen anderen dwingen om die appreciatie te geven. We zullen steeds meer afgedwongen appreciatie zien.”
In veel grondwetten en internationale verdragen krijgt de burger het recht zich op gewetensbezwaren te beroepen. Waar is dat wat u betreft voor bedoeld?
Van der Ham: „Allereerst gaat dit natuurlijk om zaken van leven en dood. Ik ben voorstander van het recht op abortus, maar ik vind dat je geen verpleegkundige mag verplichten daarbij te helpen. Precies zo hoeft een arts geen euthanasie te plegen.
Maar ook hier zit een grens aan. Als een arts ziet dat een patiënt in nood is en niet in staat is zelf een alternatieve arts te vinden, moet hij wel zo humaan zijn zo’n patiënt door te verwijzen.”
Kluveld: „Ik wijs een doorverwijzingsplicht af. Dat zou betekenen dat een arts moet toegeven aan de druk van de samenleving. Ik denk dat je moet begrijpen dat voor christenen in gewetenszaken fundamentele zaken als de scheppingsorde op het spel staan. Zo’n arts zal proberen die levensbeëindiging te voorkomen, en niet doorverwijzen.”
Wel denkt Kluveld dat christenen zich duidelijker moeten verantwoorden. „Bij een beroep op het geweten vraag je vrijstelling van iets wat de samenleving van je vraagt. Bij zo’n beroep hoort een rechtvaardiging. Je moet dan vanuit de Bijbel duidelijk maken dat er voor jou een grens wordt overschreden.”
Maar niet elk christen is in staat om zoiets rationeel te verwoorden.
„Dat hoeft ook niet rationeel.” Ze kijkt naar Van der Ham. „Het gaat erom dat ik Boris duidelijk maak dat ik vanuit mijn geweten iets niet voor hem kan doen, en dat dit ook nog eens heel belangrijk voor mij is. Het kan zijn dat hij zich daardoor gekwetst voelt. Als je zo vanuit je hart over je geloof spreekt, levert dat misschien een pijnlijk moment op, maar het moet wel. Ik denk dat christenen dit te weinig hebben gedaan.”