Extra aandacht voor Indische gemeenschap
Het kabinet trekt extra geld uit voor de Indische gemeenschap in Nederland. De bijdrage is bedoeld voor een ontmoetings- en herinneringsplek in Den Haag, zorg en herdenkingsactiviteiten.
Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) spreekt van een „collectieve erkenning”. Jaarlijks gaat het tot 2022 om 1,5 miljoen euro en vanaf dat jaar ieder jaar structureel om een bijdrage van 1 miljoen.
Na de Tweede Wereldoorlog waarbij Nederlands-Indië werd bezet door Japan en de onafhankelijkheid van Indonesië, kwamen honderdduizenden mensen uit de kolonie naar Nederland. Vaak waren zij ontheemd, berooid en getraumatiseerd.
Van Rijn heeft afspraken gemaakt met onder meer welzijnsorganisatie Stichting Pelita, koepelorganisatie Indisch Platform en Stichting Herdenking 15 augustus 1945. In Den Haag komt een ‘Indische pleisterplaats’. Het is de bedoeling dat het Indisch Herinneringscentrum, het Moluks Historisch Museum, het Indisch Platform en Stichting Herdenking 15 Augustus 1945 zich vestigen in een statig pand aan de Haagse Sophialaan.
Een voorganger van de ‘pleisterplaats’, het Indisch Huis, ging in 2006 ten onder aan wanbeheer. Om herhaling te voorkomen is er volgens Van Rijn goed gekeken naar de financiële plannen en zijn er duidelijke afspraken over de verantwoording.
Ook komt er meer aandacht voor de speciale zorg voor ouderen. Velen hebben een traumatisch verleden met geweld en oorlog en daarbij ook een (deels) niet-Nederlandse culturele achtergrond. Tot slot is er geld voor herdenken, zoals de Nationale Herdenking op 15 augustus, maar ook een virtueel Indisch monument met oorlogsverhalen en namen van slachtoffers.
Het kabinet besloot in 2015 al tot betaling in de slepende backpay-kwestie: achterstallige salarissen van ambtenaren en militairen uit Nederlands-Indië tijdens de Japanse bezetting die tot woede van de Indische gemeenschap nooit waren uitbetaald. Die regeling gold alleen voor nog levende betrokkenen.