Hoe stedenbanden een stille dood sterven, maar gemeenten nog altijd over grenzen heen kijken
Gemeenten die een relatie aangaan met een buitenlandse stad, dat zie je zelden meer. Toen in tijden van economische tegenspoed de hand op de knip moest, wreekte het imago van uitwisselingen als snoepreisjes en geld als strooigoed zich. Stedenbanden, wat had je daar eigenlijk aan? Toch zijn vriendschappen over de grens niet verdwenen.
Vijf stedenbanden: de vorige burgemeester van Dordrecht vond dat eigenlijk wat veel. „Prima als het ons wat oplevert, maar we gaan daar niet alleen iets brengen”, kreeg Rob Scheelbeek (68) te horen. De voorzitter van de stichting Dordrecht-Varna moest soms best knokken voor draagvlak in het stadsbestuur en de gemeenteraad. Is dat er niet, dan staat hem wellicht hetzelfde lot te wachten als de stichtingen in Goes en Almere, waarvoor eerder dit jaar het doek viel. En einde stichting betekent vaak einde stedenband.
Exacte cijfers zijn er niet, maar één ding is zeker: er verdwijnen al jarenlang meer stedenbanden dan erbij komen. Een vriendschap verbreken gebeurt niet altijd officieel, want dat doet pijn – vooral bij de zusterstad. Stedenbanden die een slapend bestaan leiden kosten toch vrijwel niets – die keuze is aantrekkelijker.
Het opheffen van de traditionele zusterrelaties met buitenlandse steden betekent niet dat gemeenten zich achter de eigen stadsmuren terugtrekken. Internationale samenwerking krijgt steeds vaker anders vorm, stelt Arthur Wiggers, adjunct-directeur van de internationale afdeling van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (zie ook ”Hoe stedenbanden een stille dood sterven, maar gemeenten nog altijd over grenzen heen kijken”).
Een vergrijsde vrijwilligersploeg maakt niet zelden een einde aan de stedenband, weet hij. „Gemeenten gaan zelf de kar niet trekken; zij vinden dat het geven van een gezicht aan partnersteden vanuit de bevolking moet komen. Is daar geen behoefte aan, dan zeggen gemeenten in mijn ogen terecht: We stoppen ermee.”
Scheepvaart
Terug in Dordrecht – de stad die vijf officiële vriendschapsbanden met buitenlandse steden onderhoudt: met Varna (Bulgarije), Bamenda (Kameroen), Dordrecht (Zuid-Afrika), het Duitse Recklinghausen en het Britse Hastings. Die laatste twee zijn net wat anders dan de eerste drie. „De voetbalclubs van Recklinghausen, Hastings en Dordrecht weten elkaar te vinden voor een uitwisseling, maar er zijn geen besturen om de band te onderhouden”, vertelt Scheelbeek. Actiever is de zusterrelatie met ‘zijn’ Varna, een band die sinds begin deze eeuw officieel bestaat. Vorig jaar vond er zelfs een speciale feestweek in Dordrecht plaats om de 15-jarige vriendschap met Varna te vieren.
Enthousiast toont Scheelbeek foto’s van de stad aan de Zwarte Zee – ’s zomers met stranden vol toeristen. Dan zijn er drie keer zo veel mensen in de stad dan de 350.000 inwoners. Net als Dordrecht is Varna een havenstad waar de scheepvaart en -bouw een grote plaats innemen.
De stedenband krijgt dan ook vorm door zakelijke relaties tussen de maritieme sector in Dordrecht en Bulgarijes belangrijkste havenstad. „Een aantal schepen voor de Nederlandse vloot, met name de baggervloot, zijn in Varna gebouwd”, vertelt Scheelbeek. „Andersom zijn er in Bulgarije goed opgeleide technici die daar nauwelijks werk kunnen vinden. Terwijl wij aan zulke vaklui doorgaans een tekort aan hebben.”
Behalve economisch is de band ook cultureel. Zo waren op een tentoonstelling in het Dordrechts Museum onlangs gouden voorwerpen van „ver vóór de klassieke oudheid” uit de Oost-Europese stad te zien. En tijdens de feestweek waarin Dordrecht de vriendschap met Varna vierde, waren er Bulgaarse muziek, dans, film, theater en kunst. Nu Varna dit jaar is uitgeroepen tot Europese Jeugdhoofdstad, wil de stichting graag een steentje bijdragen aan de activiteiten daar.
Ontwikkelingshulp
En dan is er nog het sociaal-maatschappelijke element, de financiering van ontwikkelingshulpachtige projecten. Het is niet zo dat de gemeente daarvoor een zak geld naar Oost-Europa stuurt. Nee, de stichting moest zelf op zoek naar gulle gevers. Zo wist ze geld los te peuteren voor een dagactiviteitencentrum voor jongvolwassenen met een verstandelijke beperking in Varna. „Het was een oud buitenverblijf, dat stond te verpieteren in het park”, legt Scheelbeek uit. Dankzij donaties van regionale bedrijven en organisaties als de Lions- en Rotaryclub, kon het gebouw een aantal jaren geleden worden gerenoveerd. In 2015 konden gemeenteambtenaren het geld van hun kerstpakket schenken aan de wederopbouw na een watersnoodramp in Varna. Dat leverde zo’n 7000 à 8000 euro op.
„Een beetje eenzijdig”, zegt Scheelbeek over dit onderdeel. Al is het volgens hem ook zo dat bedrijven juist dankzij steun voor deze sociaal-maatschappelijke projecten een pre hebben in de zakelijke contacten met Varna. „Als je kunt laten zien dat wij daar geld in hebben gestoken, kom je makkelijker binnen bij Bulgaarse bedrijven en de overheid.”
Concert op afstand
De zakelijke relaties met Varna groeien, stelt de voorzitter van het stichtingsbestuur. Tijdens de jubileumfeestweek vorig najaar trok een handelsdelegatie van 25 Bulgaarse bedrijven door de Drechtsteden. En er liggen plannen om dit najaar met Dordtse bedrijven naar Bulgarije te gaan.
Hij erkent dat je handelsmissies ook zonder stedenband kunt organiseren. Toch heeft een officiële relatie volgens hem voordelen, zeker in een land met een duidelijke hiërarchie. „De burgemeester reist mee met een delegatie naar Varna, maar niet als bedrijven naar bijvoorbeeld Roemenië gaan. Dat onze burgemeester contact heeft met het bestuur daar, biedt het bedrijfsleven meer kansen. Vergelijk het met landelijke missies waar de koning bij is.”
Ondertussen blijft het de vraag hoeveel de bevolking van zo’n stedenband meekrijgt. „Ik hield eens een lezing over Varna voor een clubje oude heren. Aan het eind vroeg een van hen, een gepensioneerde chirurg, nota bene: Waar ligt die stad eigenlijk? Dat was natuurlijk mijn fout, maar ik schrok er wel van. De Powerpoint heb ik meteen aangepast.”
In het verleden gingen bestuursleden nog scholen langs voor gastlessen, maar daar is nagenoeg geen belangstelling meer voor. „De lessen zitten dichtgetimmerd.” Daarbij komt: het mag allemaal niet te veel kosten.
Het filharmonisch jeugdorkest zou wel graag in Varna willen optreden, weet Scheelbeek, maar dan moeten alle leerlingen plus hun kisten met instrumenten met het vliegtuig mee. En wie gaat dat betalen? Die steeds terugkerende vraag noopt de stichting met creatieve oplossingen te komen.
Momenteel ligt er een plan op tafel om op afstand tóch een gezamenlijk concert van de ”Jeugd Phil” in Dordt en een muziekgezelschap in Varna te organiseren. „Via een liveverbinding zouden we elkaars optreden dan rechtstreeks op een groot scherm kunnen volgen. In Dordrecht gebeurt zoiets al met het Royal Opera House in Londen en in een Rotterdamse bioscoop zijn livevoorstellingen te zien vanuit New York.”
Gedoe om geld
Raadsleden vragen het zich soms sceptisch af: wat levert een stedenband op? En vooral: wat hebben wíj als gemeente eraan? Scheelbeek ziet het gebeuren, elke keer na gemeenteraadsverkiezingen. „Dan barst er altijd weer een discussie los, want die ‘snoepreisjes’ betalen de burgemeester en zijn ambtenaren natuurlijk niet uit eigen zak. Ze weten dat burgers liever extra geld voor bejaardenzorg zien.”
Toch wist de stichting de aanvankelijk kritische burgemeester te overtuigen van het nut van de zusterrelatie met Varna. Dat is wat hem betreft makkelijker dan de meer eenzijdige band met Kameroen en Zuid-Afrika verdedigen. „Die hebben meer het karakter van ontwikkelingshulp. In Bamenda valt niet zo veel te halen. Of het moet zijn dat we dankzij die zusterrelatie te weten komen hoe de Afrikaanse samenleving eruit ziet.”
Drie stedenbanden steunt de gemeente nog altijd met subsidie – om de besturen draaiende te houden. Maar die besturen moeten zélf geld binnenhalen. En gaan de kartrekkers naar de zusterstad, dan betalen ze de reis uit eigen zak. De 17.000 euro die de stichting jaarlijks uit de gemeentelijke kas krijgt, gaat grotendeels op aan de betaalde kracht die één dag per week voor hen werkt. De rest van het budget is gereserveerd voor de website en de nieuwsbrief.
De vier bestuursleden van de stichting Dordrecht-Varna zijn allemaal gepensioneerd. „Het is onze hobby”, verklaart Scheelbeek. In de crisisjaren moesten ze al een derde van het budget inleveren. „Als er nog meer geld af gaat, kunnen we onze medewerker niet meer betalen”, zegt Scheelbeek. „Als we geen minimum aan middelen krijgen, is het goed geweest. Ik heb genoeg andere hobby’s.”
Het verdwijnen van de traditionele stedenbanden wil niet zeggen dat gemeenten niet meer over grenzen heen kijken. De aandacht voor internationale samenwerking neemt juist toe, stelt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Die samenwerking krijgt alleen anders vorm.
Neem de gemeente Groningen. Nergens ter wereld fietsen zo veel mensen als in die stad. Op internationale congressen en aan buitenlandse delegaties laat Groningen graag zien hoe het dat geregeld heeft. Of neem de gemeente Midden-Delfland, die via een internationaal netwerk van plaatsen met het keurmerk ”Cittaslow” ervaringen uitwisselt over de kwaliteit van leven in hun gebied. Of kijk naar Nijmegen, dat met zijn deltaplan voor de Waal de boer op gaat. De stad ontvangt bijna dagelijks delegaties uit binnen- en buitenland om zijn kennis over watermanagement uit te wisselen.
Zo zijn er tal van voorbeelden van gemeenten die netwerken bouwen over landsgrenzen heen. Niet zozeer met één stad, maar wereldwijd. Dat is meteen een belangrijk verschil met de ‘ouderwetse’ stedenband. Vaak zijn de contacten gekoppeld aan een project of een specifiek thema waarmee veel gemeenten iets hebben, weet Arthur Wiggers, adjunct-directeur van de internationale afdeling van de VNG. „Deze samenwerking is dus tijdelijk en niet meer met één stad, maar met meerdere partners die bij een project betrokken zijn. Gemeenten benutten zo kennis en ervaringen van gemeenten elders voor hier.”
Veranderde wereld
Stedenbandstichtingen bestaan veelal bij de gratie van enkele oudere bestuursleden die enthousiast zijn over zusterrelaties met een plek elders in de wereld. Vaak hebben ze moeite jonge opvolgers te vinden. Nieuwe generaties kijken anders naar de wereld, waar een hoop is veranderd sinds het ontstaan van de eerste stedenbanden in de naoorlogse jaren. Wiggers: „De behoefte om via een stedenband bij te dragen aan kennismaking, begrip en verbroedering is daardoor wat weggeëbd.”
Vroeger werden verre vriendschappen vaak gesmeed om als gemeenten op een laagdrempelige manier contacten te onderhouden. Vandaag de dag leven we in een wereld waarin het makkelijker dan ooit is om te reizen en te communiceren. „Nieuwe vormen komen tegemoet aan een behoefte die er nu is: verbondenheid met de rest van de wereld.”
Door ontwikkelingen als de globalisering, het klimaatprobleem en de (arbeids)migratie kijken –vooral grote(re)– gemeenten steeds meer met een internationale blik naar hun gemeentelijk beleid, stelt de VNG in een publicatie uit 2014. Dat gebeurt al als het stadsbestuur besluit het dak van het gemeentehuis vol te leggen met zonnepanelen. Ook krijgt eigenbelang meer aandacht. Zo lijkt handel een steeds centralere plaats te krijgen in het internationale beleid. Net zoals dat bij de landelijke overheid het geval is: onder minister Ploumen richtte het beleid van Buitenlandse Zaken zich de afgelopen jaren op de combinatie van hulp en handel.
Het is ook niet zo dat de stekker uit alle stedenbanden is getrokken of dat er alleen maar wordt gekeken naar gebieden waar ook iets te halen valt. Zo hebben veel gemeenten zich verbonden aan de ”Global Goals”, de duurzame ontwikkelingsdoelen van Verenigde Naties. Ook Utrecht tekende ervoor bij te dragen aan het behalen van deze doelen. Tegelijk verbrak de gemeente vorig jaar de officiële band met partnerstad León in Nicaragua. Maar als Global Goals City ondersteunt de gemeente nog altijd een aantal programma’s die León op weg moeten helpen naar economische zelfstandigheid.
Cultuur
Culturele uitwisselingen van muziekkorpsen, sportverenigingen en theatergezelschappen komen volgens Wiggers nog steeds voor, maar horen niet meer tot de kern van de internationale samenwerking. „Zie dat meer als een overblijfsel van stedenbanden. Het is eerder zo dat een plek zich door de cultuur aantrekkelijk maakt voor buitenlandse toeristen.” Als voorbeeld noemt hij de FoodValley-regio rond Ede en Wageningen, die zijn kennis en innovaties over gezonde en duurzame voeding op de kaart wil zetten. Dat gebeurt niet alleen doordat de universiteit in Wageningen kennis uitwisselt met andere universiteiten, maar ook door culturele evenementen in de regio.
Omstreden banden
Stedenbanden kunnen soms grotere en kleinere relletjes veroorzaken. Drie voorbeelden.
Turkije. President Erdogan eiste in maart dat Turkse steden hun vriendschap met Nederlandse gemeenten verbreken. Aanleiding was het diplomatieke conflict met Turkije. „Het is onmogelijk voor ons om met zulke mensen nog banden te hebben”, zei Erdogan. De partnersteden van Almelo en Nijmegen gaven gehoor aan zijn oproep.
Israël. De Amsterdamse burgemeester Van der Laan had graag een stedenband gewild met het Israëlische Tel Aviv en met Ramallah, dat op de Westelijke Jordaanoever ligt. Die wens ging niet in vervulling, want de gemeenteraad schoot het plan in 2015 af. Linkse partijen, die eerder vóór waren, stemden tegen omdat Israël dat voorjaar een rechtse regering had gekregen.
Rusland. De Russische antihomowet uit 2013 wakkerde discussie aan in gemeenteraden. Zo was de wet voor de VVD in Nijmegen aanleiding om te pleiten voor het beëindigen van het partnerschap met de stad Pskov. Het COC vindt dat gemeenten de officiële relaties juist moeten gebruiken om via formele contacten de situatie voor homoseksuelen en transgenders te verbeteren.