Obama was voor conservatieve christenen nachtmerrie
De verwachtingen waren hooggespannen toen Barack Obama in 2009 aantrad als president van de Verenigde Staten. Hij gaf hoop met zijn „Yes we can.” Deze week sloot hij af met „Yes we did.” Maar wat deed hij, met name rond de grote ethische vragen? Voor veel conservatieve christenen was de regering van Obama eerder een nachtmerrie dan een mooie droom.
Orthodoxe christenen in Nederland begrijpen er feitelijk geen snars van dat hun geestelijke verwanten in de Verenigde Staten met vreugde de overwinning van Donald Trump hebben gevierd. Hoe kun je blij zijn dat een man die zo’n liederlijk leven achter zich heeft nu de teugels van Amerika in handen heeft? „Hollanders doorzien niet hoe gevaarlijk Hillary Clinton is en ze peilen al helemaal niet welke schade Obama heeft aangericht”, is de conclusie van orthodoxe christenen in de VS.
Zoals bijna altijd, dreigen tegenstanders van een politiek leider het kind met het badwater weg te gooien. Dat doen veel critici van Obama ook. Zijn regering was een groot drama, een ramp, is hun harde oordeel.
Tegelijk voelt iedereen wel aan dat het te kort door de bocht is om te stellen dat Obama niets goeds heeft gedaan. Hij heeft zeker dingen bereikt. Anders zou hij aan het einde van zijn tweede ambtsperiode niet zo’n hoge waardering krijgen. Volgens een peiling van onderzoeksbureau Pew Research Centre is 57 procent van de Amerikanen positief over zijn binnenlands beleid. President Reagan is de enige naoorlogse president die nog net iets beter scoorde.
Een belangrijke oorzaak voor dit gunstige oordeel is de huidige economische situatie in de VS. Die is positief. Gedurende de laatste zes jaar was er sprake van economische groei. Dat kan niemand ontkennen. Elke criticaster zal ook moeten toegeven dat de werkloosheid in de acht jaar van Obama fors is gedaald. In december 2009 was deze 10,1 procent, eind vorig jaar lag die op 4,7 procent. Alleen tijdens de periode Reagan gebeurde er iets vergelijkbaars. En aangezien de waardering van de burgers voor een leider via de portemonnee loopt, is het verklaarbaar dat Amerikanen zo positief over Obama zijn.
Tweede factor die bijdraagt aan het hoge waarderingscijfer is de sympathie die de vertrokken president nog altijd heeft bij veel niet-blanke Amerikanen. Zij zien hem nog altijd als hun man. Hij is de eerste zwarte president; het eindpunt van de lange mars van emancipatie. Hij maakte waar wat de Afro-Amerikanen in hun officieuze volkslied zingen: „We hebben ons pad gebaand door het bloed van afgeslachten.” Terwijl de raciale ongelijkheid gedurende de regering van hun held bepaald niet is verminderd, blijft de niet-blanke Amerikaan Obama waarderen. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan.
Geweld
Dat zegt veel, want goed beschouwd is de tegenstelling tussen blank en niet-blank zelfs groter geworden. Voor Obama en voor veel Afro-Amerikanen is wellicht de grootste teleurstelling op het terrein van binnenlands beleid dat het geweld door en tegen zwarte minderheden is toegenomen. Incidenten zoals in Ferguson, Baton Rouge en Dallas staan bij velen in het collectieve geheugen gegrift. Daarbij klemt in toenemende mate ook de vraag of de politie niet te snel naar het pistool grijpt als het om niet-blanken gaat.
Daarnaast is een verontrustende ontwikkeling dat er met een onstellende, bijna niet te onderbreken regelmaat sprake is van schietpartijen waarbij gewapende burgers meerdere slachtoffers maken. Vorig jaar waren er in de VS in totaal 476 van dergelijke incidenten waarbij 604 mensen het leven lieten en 1779 personen (ernstig) gewond raakten. De roep om maatregelen is alleen maar sterker geworden. Desondanks slaagde Obama er niet in zijn belofte in te lossen om te komen met een wet die het particulier wapenbezit aan banden legt.
Met een zeker gemak wijzen partijgenoten van Obama dan naar hun politieke tegenstanders, de Republikeinen. Die zouden niet mee willen werken aan het beperken van het wapenbezit. Maar dat is slechts een deel van de verklaring. Ook hier geldt: wie met één vinger naar een ander wijst, wijst er met drie naar zichzelf.
Een belangrijke factor voor het mislukken van een beperking van het wapenbezit is dat de Democraten, zeker in de eerste jaren van de regering-Obama, dachten de inbreng van de Republikeinen structureel te kunnen negeren. Vooral toen de partij van Obama in het Congres domineerde, meende de president zonder overleg met zijn tegenstanders de dienst uit te kunnen maken. Dat heeft er zeker toe bijgedragen dat de bereidheid om constructief met elkaar samen te werken tot het nulpunt daalde.
Overigens kozen de Republikeinen na 2010, toen zij het Congres gingen domineren, voor dezelfde koers. Overleggen met Obama en zijn partij wilden zij alleen in het uiterste geval. In het algemeen kozen ze voor de blokkade van welk plan van de president dan ook. Met als gevolg dat deze probeerde zo veel mogelijk buiten het Congres om te regeren.
Verdeeldheid
Natuurlijk, elke president zal niet alles wat hij tijdens de campagne belooft kunnen realiseren. Dat weet ook iedereen. Van belang is wel dat hij enkele van zijn speerpunten in beleid weet te vertalen. Voor Obama was dat in 2008 dat hij de verdeeldheid in de Amerikaanse samenleving wilde terugdringen. Hij beloofde zich vooral in te spannen om gemeenschapszin te stimuleren. De scherpe scheiding tussen blank en niet-blank, arm en rijk, sloppen- en villawijken moest worden weggewerkt. Het ging erom er met elkaar voor elkaar te zijn.
Nu hij vrijdag de sleutels van het Witte Huis aan zijn opvolger heeft gegeven, kan worden vastgesteld dat hij dit doel bij lange na niet heeft gehaald. Vrijwel iedere Amerikaan stelt met treurnis vast dat zijn land diep, zeer diep verdeeld is. Dat geldt de politiek, dat geldt de etnische groepen, dat geldt de diverse inkomensgroepen.
Het is de vraag of Obama zich in voldoende mate heeft gerealiseerd wat de vergaande gevolgen waren van die verdeeldheid. Dat hij nu de komende weken met lede ogen zal moeten aanzien hoe zijn Affordable Care Act, beter bekend als Obamacare, wordt afgebroken heeft hiermee te maken. De gedachte op grond waarvan Obama tot dit plan kwam, staat nauwelijks ter discussie. Veruit de meeste Amerikanen beseffen echt wel dat het eigenlijk onverantwoord is dat miljoenen burgers geen aanspraak kunnen maken op gezondheidszorg. Ook iemand als Trump vindt dat er een vorm van voorziening moet zijn. Dat er voor deze kansarmen een soort ziekenfonds komt, is dus niet het grootste bezwaar – al zijn er ook zeker Amerikanen die vinden dat de overheid zich op geen enkele wijze moet inzetten voor dit soort zorg.
Het was vooral de manier waarop Obama deze plannen realiseerde die bij politieke tegenstanders verzet opriep. Hij luisterde niet naar de kritiek van de Republikeinen, omdat hij op dat moment hun steun niet nodig had. De Democraten hadden het immers in het Congres voor het zeggen. Dus de Republikeinen stonden buitenspel. Die arrogantie van Obama breekt hem nu op.
Daarbij komt het de tegenstanders van Obamacare nu goed uit dat, vooral door de opstelling van de verzekeraars, de kosten de pan uit rijzen.
De kiem van de problemen ligt echter bij de houding van Obama, die politieke tegenstellingen vergrootte in plaats van die te verkleinen.
Abortus
Voor conservatieve evangelicals is er nog een belangrijk pijnpunt. In het pakket van Obamacare zat ook de vergoeding voor anticonceptiemiddelen. Voor hen was het onverteerbaar dat een werkgever of werknemer via zijn premie hieraan moet meebetalen.
De regering-Obama was op geen enkele wijze bereid om deze gemoedsbezwaarden tegemoet te komen. Zij hield zich als doof voor de principiële moeite van bijvoorbeeld de Little Sisters of the Poor. De ‘Sisters’ beriepen zich op hun godsdienstige overtuiging en maakten duidelijk liever persoonlijk schade te lijden dan zich te bezondigen aan het doden van ongeboren leven. Uiteindelijk hebben zij bij de rechter hun gelijk gekregen. Voor conservatieve protestanten en rooms-katholieken bewees de gang van zaken dat Obama zich weinig aantrekt van het behoudend deel der Amerikaanse natie.
De opstelling van de president ten aanzien van het abortusvraagstuk bevestigde dat beeld. Weliswaar zei Obama meer dan eens te wensen dat er minder wordt geaborteerd, maar concrete maatregelen om dat te bereiken nam hij niet. Verschillende malen stemde hij in met extra subsidie voor de organisatie Planned Parenthood, de grootste koepel van abortusklinieken in de VS. Een werkbezoek aan een kliniek van deze organisatie sloot hij af met de zegenwens „God bless you.” „Een fundamenteel debat over de vraag of het afbreken van zwangerschap wel mag, ontwijkt de regering”, zei voormalig presidentieel stafmedewerker Michael Wear eind vorig jaar.
Toen in 2013 een rechtszaak tegen de abortusarts Kermitt Gosnell werd gevoerd, weigerde het Witte Huis aanvankelijk ieder commentaar. Terwijl vaststond dat de arts drie welgeschapen en gezond geboren baby’s had gedood omdat de ouders om een abortus hadden gevraagd. Later zei Obama dat de zaak voor hem geen reden was de abortusregels aan te passsen. Dat de vrouw in vrijheid wel of niet kan kiezen voor het moederschap, acht hij een fundamenteel goed. Dat de prolifebeweging dit vertaalde met een keus voor of tegen het leven, begreep hij eigenlijk niet.
Schokkend
Was het abortusstandpunt van Obama voor conservatieve christenen in de VS al moeilijk te verteren, echt als schokkend hebben ze zijn openlijke verdediging van het homohuwelijk ervaren. Toen in 2012 de kiezers in de staat North Carolina zich massaal uitspraken voor een verbod op het homohuwelijk, wierp Obama zich op als verdediger van deze verbintenis. Daarmee was hij de eerste president die zo openlijk dit standpunt innam.
Kort daarop gaf hij het ministerie van Justitie opdracht op te houden met het verdedigen van de Defense of Marriage Act. Deze wet, die nota bene in 1996 onder president Clinton was ingevoerd, definieerde het huwelijk als een unieke verbintenis van een man met een vrouw. Obama vond die gedachte achterhaald. En toen in 2015 het hooggerechtshof bepaalde dat het homohuwelijk in heel de VS erkend moest worden, liet Obama het exterieur van het Witte Huis verlichten met de kleuren van de regenboogvlag. De uitspraak was voor hem een feestelijk moment.
Alsof dit nog niet genoeg was, gaf Obama vorig jaar een forse impuls aan de emancipatie van transgenders. Via een presidentiële richtlijn liet hij onderwijsinstellingen weten dat transgenders de vrijheid moesten hebben zelf te bepalen van welk toilet ze gebruik wilden maken: dat voor vrouwen of dat voor mannen. De maatregel stuitte op verzet in verschillende staten. De juridische procedures zijn nog niet afgerond, maar het signaal dat de president gaf, maakte duidelijk dat hij een strijdbaar voorvechter is van emancipatie van homoseksuelen, lesbiennes en transgenders.
Verhullend
Conservatieve evangelicals in de VS vrezen dat gedane zaken geen keer meer nemen. Hun jarenlange strijd tegen de bestaande abortuspraktijk heeft hun geleerd dat dingen moeilijk zijn terug te draaien. Dat het homohuwelijk weer verboden zal worden, lijkt ook uitgesloten. Zo groot was dan ook hun teleurstelling niet toen Donald Trump, kort na zijn verkiezing, duidelijk maakte de uitspraak van het hooggerechtshof als een voldongen feit te accepteren.
De hoop van veel orthodoxe christenen is vooral dat er onder Trump een omslag komt in het denken. Obama en zijn medestanders zijn volgens hen vooral gevaarlijk geweest omdat ze de geesten rijp hebben gemaakt voor een nieuwe invulling van het begrip mensenrechten. De grondwettelijke rechten van iedere burger zijn naar hun vaste overtuiging terug te voeren op de Bijbelse waarden. Dat is nu veranderd. De interpretatie die de regering-Obama geeft aan rechten en vrijheden is volgens conservatieve christenen losgekoppeld van Bijbelse normen, familiewaarden en eeuwenlange tradities. „Obama luisterde niet naar hetgeen onze constitutie zegt, maar hij vertelde wat de grondwet volgens hem moet zeggen”, zei de Amerikaan Todd Huizinga begin december tijdens een bijeenkomst in Gouda.
Wat veel Amerikaanse christenen daarbij stoort, is dat Obama zich doorgaans bedient van „verhullend taalgebruik.” „Zijn redevoeringen zijn wiegeliedjes”, schreef de voorstaande baptist en opinieleider Albert Mohler twee jaar geleden. „Wat hij zegt, komt niet dreigend over, klinkt reëel, maar is supergevaarlijk. Die vage, goed klinkende woorden zet hij strategisch in. Daardoor maakt hij de bodem rijp voor compromissen op gebieden waar christenen geen enkel scheutje water bij de wijn mogen doen.”