Gaat Joodse buitenpost Amona nu echt tegen de vlakte?
De Israëlische buitenpost Amona, op de Westelijke Jordaanoever, moet na een uitspraak van het hof wijken. De inwoners zijn echter niet van zins de koffers te pakken. „We zijn hier om te blijven.”
De Palestijnse Mariam Hammad (82) kan zich die dag in 1995 nog goed herinneren. „Ik zag het allemaal gebeuren. Ze plaatsten caravans op het land. Toen ik erheen wilde, hield het leger ons tegen.” Ze zit op een stoel in een grote zaal in het gemeentehuis in Silwad, op de Westelijke Jordaanoever. Naast haar zitten enkele andere Palestijnen die land hebben verloren in het gebied waar nu de Israëlische buitenpost Amona ligt. Een buitenpost in een uitbreiding van een bestaande nederzetting.
Ze stapte destijds met alle papieren die ze had naar de burgemeester. Een lang gerechtelijk proces begon. De Israëlische organisatie Yesh Din (Er is recht) hielp de tien petitionarissen uit Silwad, Taybeh en Ein Yabrud die hun land terug wilden.
Yesh Din verzamelt informatie over schendingen van de mensenrechten in de Palestijnse gebieden en start desnoods rechtszaken om de overheid te dwingen de schendingen te stoppen. Advocaat Muhammed Shuqier van de organisatie zegt dat het land bij Jordanië hoorde. Na de Zesdaagse Oorlog van 1967, toen Israël de Westoever veroverde, accepteerde Israël die claim.
Het Israëlische hof stelde de Palestijnse landeigenaren in 2005 in het gelijk. Het gaf de staat de opdracht om Amona af te breken, maar verleende hiervoor verschillende keren uitstel. In 2014 bepaalde de hoogste rechtbank echter dat Amona op 25 december van dit jaar écht moet zijn ontruimd.
Toch willen rechtse Knessetleden de ontruiming voorkomen. Daarom nam het parlement vorige week een wet aan die het mogelijk maakt om illegale buitenposten die op particulier land van Palestijnen zijn gebouwd, te legaliseren. De eigenaren krijgen compensatie aangeboden.
Maar van compensatie wil grootmoeder Hammad niet weten. „Land opgeven is hetzelfde als je zoon opgeven. Ik wil mijn land terug.”
Normaal leven
Silwad ligt pal ten noorden van de Joodse nederzetting Ofra. In het gebouw van de lokale raad zit Avi Roe, voorzitter van de raad van Joodse nederzettingen in Judea, Samaria en Gaza (Yesha). Hij is tevens voorzitter van de Binyaminregio met 41 nederzettingen en 55.000 Joodse inwoners. De raad zorgt voor de werkgelegenheid, het onderwijs, de ontwikkeling van toerisme en de aanleg van wegen en gas- en elektriciteitsleidingen. Ook de buitenpost Amona ten oosten van Ofra is op de infrastructuur aangesloten.
„Samen met de Palestijnen in de buurt willen we een normaal leven”, betoogt de burgervader. „We zijn nu vijftig jaar in Samaria. We hebben hier terreuraanvallen gehad. Maar de meeste Palestijnen waren daar niet bij betrokken.”
Premier Benjamin Netanyahu praat weliswaar nog over een tweestatenoplossing, maar dat is volgens Roe niet meer van belang. „Iedereen weet dat dat niet kan. De energie moet naar het dagelijks leven gaan, niet naar de politiek. De komende vijftig tot zeventig jaar ontstaan er ook geen alternatieven. De derde generatie woont nu in de nederzettingen. We geloven in ons Bijbelse recht om hier te wonen. Maar ook de Arabieren kunnen blijven.”
Roe zegt dat de Israëlische regering de bouw van Amona aanmoedigde. Toenmalig premier Ariel Sharon zou hebben gezegd dat de Joden ook nederzettingen moesten bouwen om Ofra heen. Dat waren volgens Roe „kale heuveltoppen.”
Dat er vandaag de dag zo veel ophef over Amona is, is volgens hem te wijten aan linkse organisaties als Yesh Din. Hij heeft er vertrouwen in dat de wet die het parlement heeft aangenomen ertoe zal leiden dat hij kan blijven. De bal ligt nu bij de regering.
Kale heuvels
Vanuit Amona is Ofra goed te zien, als in de namiddag de ondergaande zon de witte huizen met rode daken beschijnt. De buitenpost Amona lijkt een vredige plek. Kinderen vermaken zich op de speelplaatsen. De hoofddoeken en lange rokken van de vrouwen tonen dat het gaat om een nationalistisch-religieuze gemeenschap. De tijdelijke huizen staanop zo’n 20 meter van elkaar.
In het gemeenschapshuis van Amona zit dr. Eli Greenberg, kenner van de periode tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Vader van acht kinderen is hij. Zijn gezin woont sinds dertien jaar in dit dorpje. „Het geeft grote voldoening om hier te wonen”, zegt hij. „We vormen een hechte gemeenschap van families, op 900 meter boven de zeespiegel. Elke winter valt hier sneeuw en is er altijd veel wind.”
Hij vertelt dat de heuvels bij zijn komst kaal waren. „Er was hier niets. Ik ben er zeker van dat we hier op 25 december nog zijn. We zijn hier om te blijven.”
Negen huizen aan de rand van het dorpje zijn in 2006 al afgebroken omdat ze op particulier Palestijns land stonden. „Daar staat nu niets. Dus wat voor zin heeft het om deze huizen af te breken? Het leger zal niet toestaan dat hier Arabieren komen, want dit gebied ligt te dicht bij Ofra. Dus niemand wordt beter van de afbraak.”
----
Nieuwe wet moet posten redden
Amona is in 1995 opgericht als „buitenpost” van de Israëlische nederzetting Ofra in het noordelijk deel van de Westelijke Jordaanoever, ook bekend als Samaria.
De Israëlische overheid heeft nooit toestemming voor de oprichting van de buitenposten. Toch zijn inmiddels dertig van de ongeveer honderd buitenposten erkend.
Het Israëlische hooggerechtshof heeft de afbraak van Amona bevolen. Het acht bewezen dat de buitenpost is gebouwd op particulier land van Palestijnen. De regering-Netanyahu heeft echter verschillende keren om uitstel van de afbraak gevraagd en die gekregen. In 2006 werden negen huizen afgebroken.
Vorige week nam de Knesset in een voorlopige lezing de zogeheten reguleringswet aan. Die legaliseert de illegale buitenposten die op particulier Palestijns land zijn gebouwd. De Palestijnen krijgen compensatie aangeboden, maar gewoonlijk weigeren zij die.
Amona krijgt in Israël veel aandacht omdat het om meer gaat dan enkele tientallen huizen. Bij de kwestie blijkt bovendien de spanning tussen de rechterlijke macht enerzijds en de wetgevende en uitvoerende macht anderzijds. Het rechterlijk systeem legt de wetten die de Knesset aanneemt naast de constitutionele wetten van het land en de verplichtingen die Israël door internationale verdragen is aangegaan.
Waarnemers denken dat het wetsvoorstel alsnog zal doodlopen in de Knesset of door het Hooggerechtshof zal worden afgekeurd.
Een van de problemen is dat de wet betrekking heeft op de Westoever. Het gaat om een gebied dat niet is geannexeerd en dus buiten de grenzen van Israël ligt. Het leger heeft daar zeggenschap over, en niet de Knesset.
Waarom heeft de Knesset het dan toch aangenomen? Naftali Bennet, de leider van het de meest rechtse partij in Israël, het Joodse Huis, en de minister van Onderwijs, stonden er op. Op deze wijze kan hij de bewoners van de nederzettingen laten zien dat hij tot het uiterste gaat om hen te helpen. Netanyahu was genoodzaakt het wetsontwerp te steunen, omdat hij zich anders zou opstellen aan de linkerkant van Bennett. Dat zou hem stemmen kunnen kosten aan de rechterzijde.
De laatste die het voorstel nog had kunnen tegenhouden was minister Moshe Kahlon van Financiën. Hij had namelijk beloofd het gezag van het Hooggerechtshof te respecteren. Maar hij zwichtte onder de druk van Netanyahu. De coalitie had namelijk Kachlons wetsvoorstellen kunnen blokkeren als hij voet bij stuk had gehouden.
De reguleringswet toont dat Netanyahu bereid is een hoge prijs te betalen om zijn coalitie overeind te houden, dat Kachlon een politieke lichtgewicht is die niet vasthoudt aan eerdere beloftes en dat Bennett de politicus is die steeds meer de koers van het land bepaalt.