Wittenbergs koorboekje 1524: iets heilzaams voor de jeugd
Eindelijk: het eerste koorboekje met Duitse liederen is er! Een mooi handzaam formaat, hier in Wittenberg verschenen. De jeugd kan aan de slag met de meerstemmige zettingen van de nieuwe gezangen.
Martin Luther is blij met het resultaat. Maar liefst 43 nummers telt het ”Geystliche gesangk Buchleyn”, dat in vijf deeltjes verschenen is: voor de verschillende stemmen een aparte uitgave. ”Wittemberg 1524” staat er op de titelpagina. Voor de muziek tekende zijn vriend Johann Walter, de cantor van Frederik de Wijze.
Hij bladert door het boekje voor de tenor, die de melodie zingt. Maar liefst 24 liederen vloeiden de achterliggende maanden uit zijn eigen ganzenveer. De uitgave opent met ”Nun bitten wir den Heiligen Geist”, waarvoor hij gebruikmaakte van een middeleeuwse leis voor Pinksteren. Even verderop staat zijn berijming van Psalm 130: ”Aus tiefer Not schrei ich zu dir”. En het adventslied ”Nun komm, der Heiden Heiland”. En kijk, zijn berijming van de geloofsbelijdenis: ”Wir glauben all an einen Gott”. Een paar liederen zijn in twee varianten opgenomen. Het paaslied ”Christ lag in Todesbanden” zelfs driemaal.
Helemaal achterin staan nog vijf liederen in het Latijn. Niemand moet denken dat Luther iets tegen het Latijn heeft. Integendeel, met name voor de jeugd is het goed als ze die taal machtig zijn. Maar uiteraard is het grootste deel van het gezangboek in het Duits. Hij heeft vorig jaar, toen hij in zijn ”Formula missae et communionis” een Latijnse orde van dienst uitgaf, niet voor niets de oproep gedaan aan Duitse dichters en musici om met liederen in de volkstaal te komen. Die Duitse gezangen zouden dan de plaats van de Latijnse antifonen, gradualen en misgezangen kunnen innemen. Hij moet snel maar eens een ”Deutsche Messe” uitbrengen.
Kunsten
Luther bladert terug naar het begin, waar het voorwoord van zijn hand is afgedrukt. Zijn ogen glijden langs de regels. „Dat het zingen van geestelijke liederen goed en Gode aangenaam is, zal voor geen christen verborgen zijn. Niet alleen kent iedereen het voorbeeld van de profeten en de koningen in het Oude Testament, die met gezang en muziek, met dichten en allerlei snarenspel God geloofd hebben. Maar ieder weet ook dat een dergelijk gebruik, in het bijzonder met psalmen, vanaf het begin van de christenheid bekend is.” Zo, dat is toch een mooie openingszin!
Na een paragraaf waarin wordt uitgelegd hoe hij, samen met een paar anderen, echte dichters aangespoord heeft om geestelijke liederen te verzamelen „om zo het heilig Evangelie, dat nu door Gods genade weer is opgegaan, te verbreiden en in zwang te brengen”, verantwoordt hij waarom er gekozen is voor een liedboek met meerstemmige gezangen. „Ze zijn vierstemmig gezet met geen andere reden, dan dat ik graag wil dat de jongeren, die toch in de muziek en andere goede kunsten opgeleid moeten worden, iets zouden hebben waardoor ze loskomen van de onkuise en vleselijke liederen en in plaats daarvan iets heilzaams leren, zodat op die manier het goede met plezier, zoals bij de jeugd past, naar binnen gaat.”
Luther herinnert zich weer dat hij zich wilde verdedigen tegen „valse ijveraars” die vinden dat de boodschap van het Evangelie alle kunsten de grond in moet boren, zodat ze vergaan. Daar is hij het niet mee eens. Nee, hij ziet graag dat alle kunsten, en met name de muziek, in dienst worden gesteld van Degene Die ze gegeven en geschapen heeft. Vandaar zijn oproep, aan het slot van het voorwoord, aan alle vrome christenen die de zaak van het kerklied ter harte gaat en gaven op dit gebied gekregen hebben, om deze zaak te helpen bevorderen.
Verbrand
Hij denkt terug aan vorig jaar. Toen is het allemaal begonnen, dat dichten van Duitse liederen. Hij had nooit vermoed dat hij er zo de slag van zou hebben.
Het eerste gezang, ”Ein neues Lied wir heben an”, móést eruit. De aanleiding was dan ook heftig genoeg. Twee jonge monniken uit het augustijner klooster van Antwerpen, Hendrik Voes en Johannes van Essen, die net als hij de kracht van het Evangelie hadden leren kennen, waren op 1 juli op de Grote Markt in Brussel verbrand. Een actie van de sofisten uit Leuven.
Daar móést hij op reageren. Nee, een klaagzang was het niet geworden. Eerder een strijdlied, fel maar vol vertrouwen. Hij had het proces tegen de mannen in zijn lied beschreven. Tot en met het aansteken van de twee brandstapels. En het wonderlijke moment, dat de mannen te midden van de vuurgloed stonden te zingen tot eer van God.
Ja, dat was een mooi getuigenis. Daarom had hij zijn lied afgesloten met de belijdenis dat de vijand weliswaar kan woeden, maar dat het Woord niet tegen te houden is. Hoe zei hij het ook alweer? „De zomer staat nu voor de deur,/ de winter is vergangen:/ de tere bloesems breken door./ Die dit heeft aangevangen,/ die zal het ook voleinden.”
Het lied had zich razendsnel verspreid: op losse blaadjes gedrukt, vloog het als het ware door Duitsland. De tekst kon breed op instemming rekenen, en de opgewekte melodie werkte aanstekelijk. Het leek wel alsof er een startschot gegeven was.
Ook voor hemzelf trouwens. Want al snel was het tweede lied uit zijn pen gevloeid: ”Nun freut euch, lieben Christen, g’mein”. Daarin had hij op een heel persoonlijke manier de kern van de nieuw ontdekte genadeleer verwoord. Ook dat lied had via de liedblaadjes een enorme verbreiding gekregen. Naar verluidt waren honderden mensen door het horen en zingen ervan tot geloof gekomen. Prachtig om te horen!
Boetpsalmen
Overigens was hij zelf niet zo overtuigd geweest van zijn eigen dichterlijk kunnen. Rond de jaarwisseling had hij daarom zijn vriend Georg Spalatin in een brief aangespoord om ook eens wat psalmen tot een Duits lied om te werken. Het zou mooi zijn om als eerste de zeven boetpsalmen te doen. Als voorbeeld had hij zijn bewerking van Psalm 130 –”Aus tiefer Not”– meegestuurd.
Maar helaas, een reactie bleef uit. Ook na een kort tweede briefje in januari dit jaar, met de mededeling dat hij zat te wachten op die Duitse verzen, kwam er niets van de kant van Spalatin.
Intussen was hij zelf maar verdergegaan. Psalm 12 en 14 had hij bewerkt. En later de Psalmen 67, 124 en 128. Maar ook oudkerkelijke hymnen zoals ”A solis ortus cardine” en ”Veni redemptor gentium” voor de kersttijd konden prima dienstdoen als voorbeeld; het had respectievelijk de liederen ”Christum wir loben schon” en ”Nun komm, der Heiden Heiland” opgeleverd. Een Tien Gebodenlied, paasliederen, pinksterliederen, avondmaalsliederen: het was toch allemaal aan zijn dichterlijk brein ontsproten.
Inmiddels hadden de drukkers ook niet stilgezeten. Begin dit jaar was er een uitgave verschenen waarin acht reformatorische liederen staan afgedrukt. Vier daarvan zijn van hem, drie andere van zijn vriend Paul Speratus. De drukker, Jobst Gutknecht in Neurenberg, had nota bene ”Wittenberg” als plaats van uitgave op de titelpagina gezet!
Even later rolde in Erfurt een zogenoemd ”Enchiridion”, een handboekje, van de persen. Bijna tegelijkertijd bij twee verschillende drukkers, alsof ze elkaar wilden beconcurreren. In het liedboekje staan 26 protestantse liederen in het Duits. Weer de drie van Speratus, en nu maar liefst achttien gezangen van zijn hand. De uitgever had er blijkens het woord vooraf een nobel plan mee. Het is goed als iedere christen dit boekje steeds bij zich draagt en er voortdurend uit oefent, schrijft hij. „En ook de kinderen kunnen er gaandeweg mee opgroeien en erin onderwezen worden.”
Initiaal
En nu heeft hij dan het eerste koorboekje in handen: ”Geystliche gesangk Buchleyn”. Met daarin 24 van zijn eigen liederen. De drukker heeft er werk van gemaakt. Bij elke eerste strofe staat bijvoorbeeld voor aan de notenbalk een prachtig versierde initiaal.
Zal de jeugd hier in Wittenberg het aantrekkelijk vinden? Zullen deze drie- of vier- of zelfs vijfstemmige liederen het inderdaad winnen van de lichtzinnige liedjes die de jongeren nu vaak zingen? Aan de muziek van Walter zal het niet liggen.
Voor komende zondag moet een aantal jongeren maar eens een eerste lied instuderen. Welke zullen we doen? ”Mitten wir im Leben sind” misschien? Of ”Es woll uns Gott genädig sein”, zijn bewerking van Psalm 67? Die kan mooi als zegenbede aan het eind klinken. Of toch maar de Lofzang van Simeon, ”Mit Fried und Freud”? Dat lied heeft Walter toch wel erg mooi getoonzet.
---
Klik hier voor alle artikelen uit het dossier Reformatie.