Oproepen tot en werken aan de kerkelijke eenheid van alle gereformeerden, zodat er geen Contactorgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) meer nodig is. Dat is vooralsnog, „heel idealistisch geformuleerd”, de taak van het COGG, aldus ds. J. H. Velema donderdag op de jaarlijkse conferentie van het orgaan, in Putten.
”Lessen uit het verleden (1964-2004) met het oog op de toekomst van de gereformeerde gezindte”, luidde het thema van zijn referaat. Heeft de gereformeerde gezindte nog toekomst? Ds. Velema: „Wat zou het een zegen zijn als we het woord gereformeerde gezindte niet meer behoefden te gebruiken als soort schaamlap, maar als allen die tot haar behoren lid waren van de ene, niet PKN, maar GKN - Gereformeerde Kerk Nederland of Gereformeerde Kerk Nationaal. Eén zonder het in alles met elkaar eens te zijn, maar één op de basis van Gods Woord en onze heerlijke, ten diepste nog niet verouderde gereformeerde belijdenis.”
Zo ver zijn we nog niet, constateerde de christelijke gereformeerde emeritus predikant. „Nog lang niet - en zullen we het ooit bereiken?”
De conferentie stond in het teken van het veertigjarig bestaan van het COGG. Dat wil zeggen: veertig jaar geleden, in april 1964, trad het orgaan voor het eerst onder deze naam naar buiten. Op een, aldus ds. Velema, „fundamentele conferentie op Woudschoten, waar ds. G. Boer een magistraal referaat hield over ”De gereformeerde gezindte nu en in de toekomst”.” De officiële oprichting had al eerder plaats: op 19 september 1963. „Daar waren dertien broeders aanwezig. Van hen zijn er nog drie in leven. Die drie zijn Graafland en Meindert van de Gereformeerde Bond en ondergetekende.”
Was het aanvankelijk de bedoeling dat het tot een ”Gereformeerd Convent” zou komen, het werd uiteindelijk een ”Contactorgaan”. Ds. Velema: „Hoe pretentieus en, gezien de kerkelijke verhouding bijna niet te verdedigen de naam Convent ook was, de naam Contactorgaan was te bescheiden. De blik werd naar binnen gericht: met elkaar contact oefenen - prachtig; het was nodig, want voordien leefden, schreven en streden we langs elkaar heen. Schilder woonde in Kampen en Schuit in Apeldoorn - dicht bij elkaar. Bijna wekelijks schreven ze tegen elkaar als A. S. en K. S., maar gezien en gesproken hadden ze elkaar nooit. Zo ging dat voorheen. En toen ze elkaar voor het eerst ontmoetten, was dat een gebeurtenis om nooit te vergeten. Schuit zei: „Wat is die Schilder toch een zachte man - ik herken hem niet.” En Schilder zei: „Die Schuit is me honderd procent meegevallen.” Maar de naamsverandering betekende dat we van een doe-college in een praat-college veranderden.”
Wat valt er uit het verleden te leren voor de toekomst? De 86-jarige emeritus predikant stemde in met prof. Van ’t Spijker, die onlangs schreef: „Er zijn maar weinig tijden geweest waarin het er met de kerken, gezien alle rumoer eromheen, zo buitengewoon verwarrend slecht voorstond.”
Vervolgens werd hij concreet. „Als het doorgaat -wat de Koning der Kerk alsnog verhoede- dat volgende week een gedeelte van de Hervormde Kerk niet meegaat en plaatselijke kerken worden gescheurd, komt er dan weer een nieuwe kerk bij? De hoeveelste? Is de hele situatie -ik beschuldig niemand- voor de troon en voor de toorn van het Lam te verantwoorden?”
Twee: de Christelijke Gereformeerde Kerken - „mijn eigen kerkverband. Spanningen te over. Wie het Kerkblad van het Noorden en het blad Bewaar het Pand met elkaar vergelijkt zegt: Hoe is het mogelijk dat dit alles in één kerkverband plaatsvindt? De roep klinkt in deze kerken: Geef het Liedboek, een drumstel, werk mee aan gemeenteopbouw en laat de vrouw toe tot alle ambten. De synode van 1998 heeft dit laatste afgewezen, maar ondergronds blijft het smeulen.”
Drie: de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, „die vorig jaar een nieuwe vrijmaking beleefden, klein van omvang, met weinig weerklank. Maar intussen alweer een nieuwe groepering, die exclusief gereformeerd wil zijn. Overigens wel begrijpelijk, want de vrijgemaakte kerken hebben de laatste jaren een geweldige zwaai gemaakt. Als ze niet oppassen, halen ze de synodalen links in.”
Vier: „Als de Nederlands Gereformeerde Kerken besluiten de vrouw in het ambt toe te laten, zou de breuk met de Christelijke Gereformeerde Kerken zich voltrekken en ook met de Vrijgemaakte Kerken.”
Ten slotte: de Gereformeerde Gemeenten, „die naar buiten een gesloten front lijken te vormen, maar dat intern niet zijn. De vraag klemt: Hoe lang zal deze eenheid nog duren?”
Al met al, stelde ds. Velema vast, „geen opwekkend beeld van de interne situaties in de vijf kerken die op de een of andere wijze bij het COGG betrokken zijn.”
De predikant constateerde verder dat de gereformeerde gezindte zich beweegt tussen vervlakking en verstarring, alsook „dat kerkverbanden poreus worden en kerkelijke grenzen vervagen. Hoe meer de plaatselijke kerken beslissen, hoe minder het kerkverband gezag heeft en daar kracht van uitgaat. En dat zal weer gevolgen hebben voor het COGG in de toekomst. „COGG, u durfde als doelstelling vereniging van kerken niet aan? Dan weten wij er plaatselijk wel raad mee. Overweeg of u uw tijd niet hebt gehad.
Geleerd door de lessen van het verleden”, richtte ds. Velema zich op de toekomst, „zullen we meer naar buiten moeten treden en moeten proberen leiding, geestelijk stuur te geven aan allerlei ontwikkelingen die enerzijds het gereformeerd zijn ernstig bedreigen en anderzijds ontwikkelingen die het gereformeerdzijn bevorderen, te steunen waar we maar kunnen. Het COGG zal zich meer dan tot dusver het geval is, moeten presenteren aan de gereformeerde gezindte, niet als een soort supersynode, maar eenvoudig als een broederlijk orgaan, dat werkelijk samenbindend werkt.”
Ook dr. P. J. Visser hield donderdag een referaat, over „de vitaliteit van het gereformeerde belijden.” Hierin ging hij met name in op een stelling van prof. dr. C. Graafland, die „met vuur en verve betoogde dat er voor de christelijke gemeente alleen toekomst is, als zij zich laat inspireren door de evangelische richting.” Deze stellingname is mij iets te naïef, zei de hervormde predikant uit Den Haag. „Ik zou de rijke erfenis, die er sinds de Reformatie is vergaard, niet graag zomaar willen inruilen voor een zogenaamde onbevangen evangelische benadering. Daarmee zouden wij een schat overboord gooien die met veel moeite vergaderd is.”
Dr. Visser werkte dit uit aan de hand van de drie sola’s van de Reformatie. „Juist het gereformeerde, met zijn voortdurende accent op de verborgen omgang, waarin dat geheimenisvolle van Gods spreken zich voltrekt, leidt tot een diepe verworteling van Gods Woord in ons leven en tot een diepe verstrengeling van ons leven met Zijn Woord”, zo tekende hij aan bij het ”sola fide”. „Deze gereformeerde insteek, mits zij in het dagelijks leven beoefend wordt, heeft in dit opzicht een duidelijke meerwaarde en biedt een belangrijke versterking van het persoonlijke waarop door evangelischen zo wordt gehamerd. Bevinding, dát is wat we nodig hebben. Anders hálen we het in deze samenleving niet. Alleen op een doorleefde manier is het vol te houden om -desnoods als eenling- te blijven bij God en Zijn Woord.”