Muziek

Violiste Rosanne Philippens: Ik neem risico’s om beter te spelen

Ze wordt gerekend tot de grootste viooltalenten in Nederland op dit moment. Rosanne Philippens (29) uit Amsterdam werkt er hard voor. „Ik studeer tot zeven uur per dag.” Zaterdagavond 17 september trad ze op in de Rotterdamse Doelen met het in reformatorische kring bekende orkest Ars Musica onder leiding van Patrick van der Linden. „Ik vertel graag mijn eigen muzikale verhaal.”

Evert van Dijkhuizen
21 September 2016 10:15Gewijzigd op 16 November 2020 06:43
Violiste Rosanne Philippens. beeld RD, Henk Visscher
Violiste Rosanne Philippens. beeld RD, Henk Visscher

Ze woont driehoog in de Jordaan. Tijdelijk, want het appartement is van een vriendin die in het buitenland verblijft. „Maar ik heb de smaak te pakken. Ik ga proberen om hier zelf iets te huren.”

Waarom heeft de viool uw hart, niet een ander instrument?

„Ik ben als kind van twee begonnen met piano, omdat m’n moeder dat speelde. Daarnaast probeerde ik wat op een oud viooltje dat m’n vader uit Oost-Europa had meegenomen. M’n zus, die tweeënhalf jaar ouder is, speelde toen ze vier was al goed viool. Dat wilde ik ook. Ik heb lang twee instrumenten aangehouden, maar uiteindelijk toch gekozen voor de viool. Het is heerlijk om snaren te beroeren.”

Lijkt de viool het meest op de menselijke stem, het mooiste muziekinstrument?

„Zingen is de meest natuurlijke manier om een muziekstuk te spelen. Je stem is een onderdeel van je lichaam en dat is een instrument natuurlijk niet. Toch wordt de viool tijdens het spelen iets van mezelf: een directe uitlaatklep. Ik heb dan het gevoel dat ik iets aan het vertellen ben wat met woorden niet lukt. Dat is voor mij de absolute magie van muziek. Op de viool moet je zelf de toon maken. Ik vind dat geen belemmering, maar juist een groot goed. Een a klinkt op een viool niet altijd hetzelfde. Ik wil eigenlijk wel 2000 verschillende a’s kunnen maken, afhankelijk van de sfeer, het karakter van het stuk, de akoestiek van de zaal, de snaren van de strijkstok.”

Vrijdagavond 16 september speelde u met Ars Musica in de Bovenkerk in Kampen, zaterdagavond 17 september trad u met het orkest op in de Rotterdamse Doelen. Twee totaal verschillende ruimtes.

„Ik speel het vioolconcert van Mendelssohn. Dat begint zacht, maar ik moet wel proberen de hele ruimte te vullen. In de Doelen betekent dit: ik moet uitstralen dat de muziek pianissimo is, maar tegelijk moet ik veel geluid geven. In een ruimte als de Bovenkerk, met veel akoestiek, moet ik heel precies spelen, omdat elke toon een paar seconden doorklinkt. De juiste aanpak ontdek ik tijdens de generale repetitie.”

Uw oudere zus speelt jazzmuziek, u klassiek. Hoe bevalt het om samen in twee stijlen te spelen?

„Geweldig. Met je zus spelen is anders dan met wie ook. We lijken in bepaalde opzichten op elkaar, maar spelen heel verschillend. We begrijpen elkaar zó goed. We weten precies van elkaar wat we bedoelen. Ik probeer met elke collega-musicus naar saamhorigheid te zoeken, maar met m’n zus gaat dat bijna vanzelf.”

U bent bijna dertig jaar. Waar staat u in uw muzikale carrière?

„Ik krijg steeds meer uitnodigingen waar ik blij van word. Solistische optredens met orkesten bijvoorbeeld. Ik reis veel, sta in mooie zalen, ontmoet veel mensen. Het wordt steeds leuker, maar het allerbelangrijkste is m’n eigen ontwikkeling. Ik zou voor geen goud vijf jaar terug in de tijd willen. De afgelopen jaren heb ik zoveel geleerd. Tegelijk blijf ik door dalen gaan, omdat ik bewust risico’s neem. Daardoor ga ik beter spelen. Als musicus ben je veel met jezelf bezig. Dat is soms irritant. Maar het moet. Ik wil mijn eigen muzikale verhaal vertellen, en daar moet ik steeds opnieuw over nadenken. Dat zal zo blijven. De grote meesters zeggen soms op 85-jarige leeftijd: Volgens mij begin ik nu door te krijgen hoe het moet.”

Wie is uw muzikale inspiratiebron?

„Dat kan iedereen zijn. Ik probeer van elke musicus iets mee te pikken. Er zijn collega’s die op een manier spelen waarop ik het nooit zou willen. Bijvoorbeeld hard en heftig. Ik ben niet zo. Maar het feit dat iemand uitstraalt: dit is het en niet anders, kan mij wel inspireren. Ik luister veel naar volksmuziek. De afstreek in deze muziek is vaak net zo belangrijk als de opstreek. Violisten die deze muziek spelen zijn vaak virtuoos met hun strijkstok. Daar leer ik van als ik Bach speel.”

Hoe komen mensen, tot in Brazilië toe, aan uw naam?

„Er zijn veel goede violisten. Elke musicus kan uniek zijn als hij of zij dicht bij zichzelf blijft. Dat spreekt mensen aan; dat onthouden ze. En daarom vragen ze je.”

Wat is dat unieke in uw spel?

„Ik kan alleen zeggen wat ik belangrijk vind als ik speel. Dat is dat mijn spel echt en puur is. Dat er absoluut geen ruis op de lijn zit tussen mij en het publiek. Omdat ik geloof dat de muziek dan het beste bij mensen binnenkomt. Ik luister bij het instuderen van een compositie zo weinig mogelijk naar uitvoeringen van anderen. Dat geeft me alle ruimte om een eigen interpretatie te creëren.”

Maar als je Bach speelt kun je toch niet allerlei musicologische inzichten en bestaande interpretaties negeren?

„Ik vind het interessant om te lezen wat musicologen ontdekken en heb veel respect voor viooltradities, maar voor mij staat één persoon overal boven: de componist. Als ik Bach speel, doe ik dat vanuit zijn handschrift, niet vanuit een bestaande uitgave. Want dan zit er iemand tussen; dan heeft iemand anders al iets voor mij geïnterpreteerd. Bachs handschrift, met z’n ganzenveer, is prima te lezen. Ik vind het eigenlijk verbazingwekkend als musici niet uit zijn handschrift spelen. Veel stukken in de originele uitgave zijn gewoon via internet te downloaden. Bij Bachs vioolmuziek wordt vaak gekozen voor een logische op- en afstreek. Zelf is hij daar veel gevarieerder in. Het was in zijn tijd een uitdaging om álles te kunnen met je strijkstok. Dat is ook mijn uitdaging.”

Wat zijn uw dromen voor de toekomst?

„Ik zal nooit achteroverleunen; ik heb grote en kleine wensen. Wat ik ongelooflijk leuk vind, is om met kleine orkesten zonder dirigent te spelen. Je speelt kamermuziek, maar met veel sound. Je kunt er veel energie en spontaniteit in leggen. Daar voel ik me bij thuis. De repetities vind ik nog leuker dan de concerten. Je bent samen iets aan het creëren. En dan ineens is de geest uit de fles. Voor mij kunnen er niet genoeg repetities zijn.”

U hebt bewondering voor de cellist Anner Bijlsma. Wat boeit u in hem?

„Hij is een van de weinigen –net als zijn vrouw, de violiste Vera Beths– die zich niks van anderen aantrekken en altijd hun eigen weg zijn gegaan. Bijlsma heeft fans die hem zeer bewonderen, maar er zijn ook mensen die hem verafschuwen. Een goed teken voor een muzikant. Dat wijst op eigenzinnigheid. Daar hou ik van.”

Is het concertpodium een fijne plek?

„Het gaat mij er niet om dat ik alle aandacht krijg en dat mensen voor me applaudisseren. Ik speelde laatst op een evenement voor 5500 mensen een paar korte stukken. Heel leuk om te doen. Ik was zenuwachtiger voor een recital in Berlijn voor slechts zestig mensen, omdat ik daar drie grote sonates moest spelen. Het gaat me honderd procent om de muziek, om anderen te raken.”

U studeert tot zeven uur per dag. Een eenzaam bestaan?

„Ik studeer wanneer ik kan. Dan ben ik met de kern van mijn werk bezig. Op dit moment heb ik drukke weken voor de boeg. Ik moet een stapel muziek instuderen voor komende concerten. Dat vereist een strakke planning. Na het instuderen moet de muziek bezinken, indalen. Ook daar moet ik tijd voor reserveren. Maar een eenzaam bestaan? Nee. Ik heb lieve mensen om me heen. Ze begrijpen hoe mijn leven eruitziet. Muziek studeren zal nooit eenzaam zijn. Tv kijken is dat wel. Muziek verbindt je met de rest van de wereld. Ik luister veel naar de late strijkkwartetten van Beethoven. Ze zijn geschreven door iemand die veel heeft meegemaakt, die veel pijn heeft gehad. Toch hebben ze ook een zonnige kant. Die verschillende lagen in de muziek, daar kan ik erg van genieten. Hoe mensen muziek ontvangen, bepalen ze uiteindelijk zelf. Maar ik geloof dat iemand die veel klassieke muziek luistert, twee keer nadenkt voordat hij oordeelt. Die houding is goed voor de wereld en voor de maatschappij.”

Wie bent u in een paar kernwoorden?

„Ik ben open, direct, maar ook dromerig. Ik kan ongeduldig zijn en vind het vreselijk om te moeten wachten in een rij. Ik wil niks missen; ik wil van minuut tot minuut bezig zijn.”


Rosanne Philippens

Rosanne Philippens (Amsterdam, 1986) speelt viool vanaf haar derde jaar. Ze studeert onder anderen bij Coosje Wijzenbeek, Vera Beths en Ulf Wallin. In 2009 behaalt ze aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag cum laude haar bachelordiploma. Vijf jaar later besluit ze haar masterstudie aan de Hanns Eisler Akademie in Berlijn met hoge cijfers.

Philippens wint eerste prijzen bij het Nationaal Vioolconcours in Amsterdam (2009) en op het Internationale Violin Wettbewerb Freiburg (2014). Ze geeft concerten in heel Europa en daarbuiten, in onder meer Brazilië en Israël. Ze treedt ook op in diverse kamermuziekensembles.

Philippens bespeelt een viool uit 1727 van de beroemde bouwer Stradivarius. Het instrument is haar voor vijf jaar ter beschikking gesteld door het Elise Mathilde Fonds, dat jonge muzikale talenten steunt. Eerder bespeelde Janine Jansen deze viool.

Meer informatie: www.rosannephilippens.com

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer