Tijd lijkt stil te staan rond de pomp
Midden op de binnenplaats van het Tevelingshofje in Leiden staat een pomp. De tijd rond de houten pomp lijkt stil te hebben gestaan. „Ik wil hier nooit meer weg.”
Leiden telt 35 hofjes, vrijwel allemaal gelegen in de binnenstad. Idyllische plekjes, ver weg van het stadsrumoer. Bijzonder is het Tevelingshofje. Vier vleugels, twintig huisjes. „Het is hier zo fijn”, verklaart Jeanne Beij (84), al bijna 34 jaar op nummer 10. „Heerlijk.”
Een hoofdpoort –robuuste deur, houten omlijsting, ijzeren beslag– biedt toegang tot het fraai onderhouden hofje. Toegang vrij. Een tweede poort doet alleen dienst voor bewoners. De rust op de ruime, zonovergoten binnenplaats is weldadig.
Barbecue
Links en rechts zitten bewoners voor hun huis. Ouderen. Jongeren. Kop thee onder handbereik. Of koffie. De binnenplaats is omzoomd met lindebomen. „Ik heb nog gezien dat ze werden geplant”, wijst een zongebruinde Beij, net terug van een Rijncruise. Ze is blij met de bomen. „Anders kijk je vanaf boven zo bij elkaar naar binnen. Dat wil je toch niet?”
Naast de houten pomp met afbeeldingen van wapens staat een barbecue. „We hebben hier goed contact met elkaar”, legt de kwieke dame uit. Maar niet té. „We zeggen elkaar gedag, maar ik treed niet in iemands privacy. Bewoners barbecueën soms samen, maar nooit met het hele hofje.”
Beij woont klein, maar knus. Kamer, slaapkamer, douche, wc, zolder. Een houten buitendeur biedt, via een portiekje en houten binnendeur, toegang tot de woonkamer. De voormalige bedstee, links achterin, doet dienst als keuken. Beij zet koffie. Ambachtelijk. „Een Senseo heb ik niet.”
De dikke houten balken van het pakweg 3,5 meter hoge plafond zijn geschilderd in okergeel. Evenals de deuren en kozijnen. Strikt voorschrift van de ‘regenten’, de stichtingbestuurders van het hofje. Alle huisjes moeten in originele staat blijven. „Prima.”
Boven de hoofdpoort bevindt zich een regentenkamer. Rechts aan de muur hangen schilderijen van de oprichters, Jacob en Charles Tevel. Onder een kroonluchter vergaderden ooit de vroede vaderen. Nog altijd komen de hofbestuurders hier bijeen.
Beij woont sinds 1 oktober 1982 in het hofje. De laatste zeven jaar alleen, na het overlijden van haar man. Alleen buurvrouw Ellen woont er twee jaar langer. Beij betaalt 395 euro huur per maand. „Ik ben begonnen met honderd-gulden-zoveel. Guldens, hè?”
Alle woningen hebben in 1980 een renovatie ondergaan. De vloeren zijn daarbij 20 centimeter omhooggebracht. Tegen het vocht. „Ik heb op m’n buik boven de kruipruimte gelegen om te kijken. Kurkdroog nu.”
De enkelsteens muren bieden ’s winters weinig bescherming tegen vrieskou. De verwarming vanaf één centraal punt voor het hele hofje heeft in 1995 plaatsgemaakt voor cv. „Ik kreeg het in de kamer niet warmer dan 16, 17 graden”, vertelt Beij. „Dat is geen pretje.” Twee jaar geleden heeft ze een nieuwe combiketel gekregen. Sindsdien zit ze er weer warmpjes bij.
In bijna 34 jaar tijd heeft ze heel wat bewoners zien komen en gaan. „Vroeger woonden hier vooral ouderen. De laatste jaren komen er steeds meer jongeren. Afgestudeerde studenten bijvoorbeeld.”
Beij kan goed met haar buren overweg. Met de overbuurman van nummer 2 bijvoorbeeld. „Op een gegeven moment was ik de ramen aan het zemen. Hij dacht dat ik zwaaide. Dus hij zwaaide terug. Ik bleef echter maar zwaaien, dacht hij. Totdat hij z’n kijker pakte. Toen zag hij dat ik aan het ramen zemen was.”
Een „gevaar” voor het hofje is gehakketak tussen bewoners. „Soms is het spitsroeden lopen. Nu wonen hier veel jongelui. Op 12, op 19, op 4. Jongelui gaan soms gewoon hun eigen gang. Het is ’s avonds een poosje lawaaiig geweest aan de overkant. Ik bemoei me er niet mee. Ik duik onder mijn dekbed en hoor niks meer. Ik zeg altijd: Als jullie iets met elkaar hebben, zoek het samen uit. Laat mij erbuiten. Ik wil iedereen recht in de ogen kunnen kijken.”
Poort open
De krasse Leidse woont pal naast de poort. „Als ik iemand met z’n fiets zag vertrekken, deed ik altijd alvast de poort open. Ik ben daarvan teruggekomen.” De jaren gaan tellen. Hartproblemen belemmeren Beijs activiteiten.
Tot voor kort zeemde ze nog altijd zelf de hoge ramen. Op een schilderstrapje. Zeven treden hoog. „Ik trek altijd schoenen met rubberen zolen aan. Anders doen m’n voeten zeer.” Een huishoudelijke hulp helpt nu een handje.
Beij bezoekt –als het even kan– op zondag de rooms-katholieke Petruskerk of Lodewijkkerk. „In de kerk kom je nooit te laat. In de dienst wel.” Haar heldere ogen glimmen. „We zijn mensen, hè? We zijn allemaal afhankelijk van Boven.”
----
Tevelingshofje Leiden gebouwd in ruitvorm
Het Tevelingshofje of Tevelshofje is gelegen aan de gedempte 4e Binnenvestgracht in Leiden. Gesticht in 1655, gebouwd in 1666. In opdracht van de kooplieden Jacob en Charles Tevel.
Charles liet tijdens de pestepidemie van 1655 in zijn testament vastleggen dat Jacob na zijn dood een hofje moest bouwen met twaalf huisjes – verwijzend naar de twaalf apostelen. Jacob Tevel liet dit aantal later uitbreiden tot twintig.
Om het beschikbare perceel optimaal te benutten, is het hofje gebouwd in een ruitvorm. De schuine vormen zijn overal terug te vinden. Bij de ingangspoort, de vestibule, de vloertegels, de pomp en zelfs de putdeksels.
De zestien middenwoningen –oppervlakte circa 42 vierkante meter– kijken uit op de binnenplaats. Alleen de ramen van de vier, iets grotere hoekhuizen –met luiken– bevinden zich aan de buitenzijde van het hofje. Elke woning is boven voorzien van een luik in een tussenmuur, waardoor ale huizen onderling toegankelijk zijn. Handig als iemand z’n sleutel is vergeten.
----
zomerserie Hofbewoners
Dit is de zesde aflevering van een serie portretten van mensen die in een historisch hofje wonen. Vandaag: het Tevelingshofje in Leiden. Maandag: het Gasthuishofje in Doesburg.