Binnenland

Reportage: Tranen tijdens eerste gesprek Syriër bij IND

Een uur lang beantwoordt Ahmad rustig tientallen vragen. Over zijn land, familie en vluchtroute. Soms breekt er even een lach door op het gezicht van de Syrische asielzoeker. Maar vlak voor het eind van zijn eerste gesprek bij de IND barst hij in tranen uit. „Ik mis mijn familie!”

Michiel Bakker

13 April 2016 19:10Gewijzigd op 16 November 2020 02:52
Rob Deelen, unitmanager van de IND in Zevenaar. beeld RD, Henk Visscher
Rob Deelen, unitmanager van de IND in Zevenaar. beeld RD, Henk Visscher

Een gespreksruimte in asielzoekerscentrum De Kruisberg, een voormalige gevangenis, in Doetinchem. Daar neemt Ahmad deze woensdagochtend rond kwart voor negen plaats aan tafel. Links naast hem zit een vrijwilliger van VluchtelingenWerk, schuin rechts een tolk. Tegenover de Syriër gaat Marco Veen, gehoormedewerker bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zitten, met een pc binnen handbereik. De witte wanden zijn kaal. Voor het hoge raam hangen vitrages.

„Goedemorgen, hoe gaat het met u?” opent Veen het gesprek. Nadat Ahmad heeft gezegd dat het goed gaat, legt de IND-medewerker via de Nederlands- en Arabischsprekende tolk uit wat de 20-jarige Syriër –spijkerbroek, sportschoenen– tijdens het gehoor kan verwachten. „Het is belangrijk dat u weet dat u in volledige vrijheid kunt spreken. De autoriteiten van Syrië zijn er niet over ingelicht dat u hier asiel hebt aangevraagd.”

Veen sluit zijn inleidende verhaal af met „één strenge opmerking: U moet de waarheid spreken.” Ahmad knikt. „Ik heb niets achter te houden”, vertaalt de tolk hem.

Moskee

De IND-medewerker neemt enkele documenten met Ahmad door, onder meer om te kijken of zijn persoonsgegevens kloppen. In één daarvan verklaart de Syriër in zijn land geen misdrijven te hebben gepleegd. Ook bevestigt hij niet met politie of justitie in aanraking te zijn geweest of in de gevangenis te hebben gezeten.

In krap een uur tijd passeren tal van zaken de revue, waaronder Ahmads religie. De asielzoeker verklaart een soennitische moslim te zijn. Veen: „Beschouwt u zichzelf als praktiserend?” Ahmad: „Normaal.” Veen: „Ging u weleens naar de moskee of bidt u regelmatig?” Ahmad: „Ik bid, dat doe ik alleen.”

De asielzoeker geeft op alle vragen rustig –en over het algemeen kort– antwoord. Veen typt de informatie meteen in. Zo nodig vraagt hij door. Ahmad komt uit de stad Raqqa. „Op welk adres hebt u gewoond?” „Bij de brandweer.” „Is er ook een straatnaam of wijknaam?” De tolk schrijft de straatnaam fonetisch op.

Ahmad is in 2013 uit Syrië vertrokken en via Turkije en Griekenland naar Nederland gereisd, waar hij vorig najaar arriveerde. Veen wil weten op welke datum hij zijn land is ontvlucht. Ahmad weet het niet. „Was het voor of na de ramadan?” probeert Veen. Ahmad: „Ik kan het me niet herinneren.” Uiteindelijk maakt hij duidelijk in de winter te zijn vertrokken. Met zijn handen houdt hij zijn dossier vast; onder zijn stoel wiebelen zijn benen bijna voortdurend.

Mensensmokkelaars

Gevraagd naar de omstandigheden in Raqqa op het moment dat Ahmad vertrok, zegt de asielzoeker: „Er was oorlog.” Veen: „Dat is duidelijk. Zijn er bepaalde dingen die u kunt benoemen?” Ahmad: „Er waren gevechten, er waren arrestaties. Ik werd opgeroepen voor het leger. Ik ben gevlucht omdat ik geen wapens wilde dragen.”

Later vertelt hij dat het huis waarin het gezin woonde, is „verwoest.” Met hulp van mensensmokkelaars is Ahmad gevlucht. „Ik was bang dat ik onderweg zou worden gepakt, maar ben niet staande gehouden.” Zijn familie kwam later in Turkije aan en zit daar nog.

Veen zegt dat de inhoudelijke redenen van zijn vertrek tijdens het tweede gehoor verder aan bod komen. Hij wil nog weten hoeveel broers en zussen Ahmad heeft, of hij getrouwd is (geweest) en (pleeg)kinderen heeft, en of er familie in Nederland woont. Ahmad, die in Syrië als elektricien in het bedrijf van zijn vader werkte, heeft een oom in Rotterdam.

Om tien voor tien zegt Veen: „Ik denk dat ik voldoende weet.” Als hij Ahmad vraagt of hij alles goed heeft begrepen, schieten zijn ogen ineens vol tranen. De vrijwilliger van VluchtelingenWerk legt even een hand op zijn schouder en reikt een tissue aan. „Van mij mag je rustig even huilen”, zegt Veen.

„Ik mis mijn familie”, snikt de Syriër, die daarna snel aangeeft dat het goed met hem gaat. Hij vraagt nog of hij bij vertrek uit het azc in Doetinchem een plek kan krijgen in de buurt van zijn oom. Veen zegt dit aan het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) te zullen voorleggen, maar kan niets garanderen.

Bij de afronding van het gehoor biedt Ahmad excuses aan voor zijn emotionele uiting. „Dat is niet nodig, ik kan het goed begrijpen dat dit gebeurt als je het over je land en familie hebt”, zegt Veen. Als hij afscheid neemt, adviseert de IND’er hem mensen op te zoeken met wie hij „even kan babbelen.”

Vluchtmotieven

Zodra Ahmad, de tolk en de vrijwilliger zijn vertrokken, rondt Veen op zijn pc het verslag van het gesprek af. Dit gaat vandaag nog naar Ahmad en diens advocaat, die het morgen met zijn cliënt bespreekt. Deze kan dan correcties of aanvullingen doorgeven. Nog weer een dag later volgt er een –uitgebreider– nader gehoor, waarin de vluchtmotieven van de Syriër centraal staan. Op dag vijf volgt de uitspraak over zijn asielverzoek. „Ik neem die beslissing niet zelf. Dat doet een collega die het dossier bestudeert”, zegt Veen.

In Doetinchem heeft hij uitsluitend met Syriërs te maken, op de IND-locatie in Zevenaar ook met andere nationaliteiten zoals Eritreeërs, Iraniërs en Afghanen. Een eerste gehoor duurt, zeker in het geval van Syriërs, vaak niet meer dan een uur. Hoewel Veen het gesprek voert aan de hand van een standaardvragenlijst, zijn geen twee gehoren hetzelfde. „Het maakt nogal verschil of er iemand tegenover me zit die een universitaire studie heeft gedaan of iemand die van het platteland komt en nauwelijks opleiding heeft gehad.”

Voorafgaande aan het eerste gesprek heeft Veen basale informatie, zoals naam en land en plaats van herkomst, al op papier staan. Tijdens het gehoor probeert hij ontbrekende stukjes in de puzzel op te vullen. „Van een asielzoeker die geen paspoort of ID-kaart kan overleggen, wil ik weten waarom hij die niet heeft. Als hij meer dan een jaar geleden uit zijn land is vertrokken, wil ik duidelijk hebben waar hij sindsdien is geweest.”

Nerveus en angstig

Een nader gehoor neemt beduidend meer tijd in beslag dan het eerste. „Bij Syriërs gaat het relatief snel en ben ik vaak met een paar uur klaar. Maar bij bijvoorbeeld mensen uit Iran of Nigeria kan het weleens een dag duren, of nog langer. Dat is afhankelijk van de situatie. Als mensen heel nerveus en angstig zijn, kost een gehoor bijvoorbeeld meer tijd. Dan moet ik eerst een vertrouwensband opbouwen.”

Hoewel het gros van de Syriërs een verblijfsvergunning krijgt omdat het afkomstig is uit oorlogsgebied, wordt elk verhaal individueel bekeken, zegt Veen. Een van de zaken die de aandacht vragen, is of de asielzoeker wellicht betrokken is geweest bij oorlogsmisdaden. „Als iemand in tijd van oorlog heeft gediend in het Syrische leger, wil ik weten wat hij daar heeft gedaan, gezien en meegemaakt.”

Bij vermoedens van mogelijke misdaden die iemand heeft gepleegd, schakelt Veen eerst een collega in die met hem meedenkt. Serieuze kwesties gaan vervolgens naar de 1F-afdeling van de IND, die is gespecialiseerd in dit soort zaken. 1F verwijst naar het artikel van het VN-Vluchtelingenverdrag dat bepaalt dat personen die zich schuldig hebben gemaakt aan oorlogsmisdaden geen recht op asiel hebben.

Hoewel zaken zoals de recente aanslagen in Brussel het belang van een goede screening nog eens extra onderstrepen, heeft het verleden van asielzoekers volgens Veen altijd serieus de aandacht. „Dat geldt zowel voor verdachten van oorlogsmisdaden als voor zaken waarbij de nationale veiligheid in het geding kan zijn.”

Veen heeft er geen spijt van dat hij anderhalf geleden de overstap maakte van communicatieadvieswerk naar de IND. Wat hem vooral aanspreekt in zijn werk, is „het menselijke aspect. Je zit met een vluchteling aan tafel. Ik vind het interessant om te horen waarom hij zijn land is ontvlucht en naar Nederland is gekomen. Maatschappelijk gezien gaat het om een belangrijk thema.”

Ahmad heet in werkelijkheid anders. Inmiddels heeft hij –na zijn nader gehoor bij de IND– een verblijfsvergunning gekregen.


Asielzoeker zingt volkslied voor taalanalyse

De Immigratie- en Naturalisatie-dienst (IND) is dagelijks met veertien hoormedewerkers present in azc De Kruisberg in Doetinchem. Om kwart over acht verzamelen ze in het kantoor van de IND en nemen kort de lopende zaken door. Planner Aysun Ergun zit achter haar pc en strijkt deze ochtend soepel de laatste plooien in het dagprogramma glad.

Een van de medewerkers zegt dat ze een Koerdische tolk nodig heeft in plaats van een Arabische. Ergun wisselt in de planning twee tolken –die als freelancers voor de IND werken– om, en het probleem is opgelost. „Oh, gelukkig”, zegt de gehoormedewerker.

Om halfnegen zitten twaalf IND’ers in een gesprekskamer klaar om hun eerste cliënt te ontvangen. Twee blijven er in het kantoor achter. Zij verrichten administratieve taken en nemen op grond van de verslagen van gehoren beslissingen over asielaanvragen. Intussen vormen ze ook de achtervang, zodat een gepland gesprek kan doorgaan als een collega bijvoorbeeld onverwachts ziek is.

Elke dag hebben er in Doetinchem 32 gehoren –uitgebreide interviews– met asielzoekers plaats. Een deel van hen verblijft in azc De Kruisberg. Ook wordt dagelijks een groep bewoners van de noodopvang in Heumensoord, bij Nijmegen, per bus hierheen gebracht voor een afspraak met de IND.

Ergun geniet van haar werk als planner. „Het is afwisselend en soms hectisch. Het gaat er niet alleen om dat de juiste tolk bij een gesprek aanwezig is. Ik moet er ook rekening mee houden dat sommige asielzoekers alleen door een man of juist door een vrouw gehoord willen worden. Het is telkens puzzelen om de planning rond te krijgen.”

Aan een ander bureau in het IND-kantoor zit Toos Douwes, die specifiek gehoren afneemt met het oog op taalanalyses. Zij komt in beeld als er twijfel bestaat over 
de nationaliteit van een persoon of om 
te checken waar iemand vandaan komt 
als zijn documenten vals blijken te zijn. 
„Ik voer een informatief gesprek met de asielzoeker”, zegt Douwes, terwijl ze er 
een draaiboek bij pakt. Ze stelt vragen over de plaats van herkomst en iemands etniciteit. „Ik informeer bijvoorbeeld 
wat voor bussen er in zijn stad rijden. 
Ook laat ik een asielzoeker uit Sudan in zijn stamtaal praten. Soms vraag ik het volkslied te zingen. Dat vinden mensen vaak leuk.”

De gesprekken worden op een cd opgenomen. Op grond daarvan geeft een taalanalist later aan welke nationaliteit de asielzoeker volgens hem heeft. „Soms komt het voor dat Marokkanen of andere Noord-Afrikanen zeggen uit Syrië te komen, omdat ze dan een verblijfsvergunning hopen te krijgen. Maar we spreken ook nogal eens staatloze asielzoekers, zoals Palestijnse Syriërs. Als zij veel kunnen vertellen over het opvangkamp in Syrië waar ze hebben gezeten, is het aannemelijk dat ze daar inderdaad zijn geweest en komen ze in aanmerking voor een verblijfsvergunning.”

Na een eerste en een tweede gehoor beslist de IND of er een besluit over de asielaanvraag kan vallen. Zo niet, dan stroomt de asielzoeker door naar een verlengde procedure, die meer tijd vergt. Degenen die direct een positieve uitslag krijgen, kunnen zich sinds eind november direct in De Kruisberg laten inschrijven als inwoner van Nederland. Voor die tijd konden ze dat pas doen nadat ze naar hun nieuwe woonplaats waren verhuisd.

Dagelijks zijn er nu minimaal twee ambtenaren van de gemeente Doetinchem aanwezig in het azc. „We leggen de persoonsgegevens vast van degenen die een verblijfsvergunning hebben gekregen”, zegt Heleen Veenstra, medewerker burgerzaken van de gemeente.

De registratie beperkt zich niet tot het klakkeloos overnemen van de gegevens die de IND heeft verstrekt. „Het ligt er onder meer aan over welke documenten mensen beschikken. Als ze geen papieren hebben, moeten ze onder ede een verklaring over hun naam afleggen. Ook kan het zijn dat iemand bij de IND heeft gezegd dat hij in een vluchtelingenkamp in Turkije is getrouwd. Voor de IND is dat van belang in verband met een verzoek om de partner ook naar Nederland te laten komen, maar voor ons is er dan geen sprake van een rechtsgeldig huwelijk.”

De registratie is voor de vluchtelingen een belangrijk moment, stelt Veenstra. „Aan het eind van de dag krijgen ze via de interne post hun burgerservicenummer. Dat is van groot belang voor hun toekomst in Nederland.”


Topdrukte bij aanmeldcentra IND

De IND draait overuren. De dienst, die valt onder het ministerie van Veiligheid en Justitie, zag het aantal asielaanvragen de laatste jaren fors stijgen. In 2013 betrof het 16.750 verzoeken, in 2014 ruim 30.000. Vorig jaar liep dit aantal op tot bijna 59.000, met name van Syriërs (circa 27.000). De eerste twee maanden van dit jaar werden er zo’n 6300 asielaanvragen ingediend. In 1600 gevallen ging het om nagekomen gezinsleden van vluchtelingen die al een verblijfsvergunning in Nederland hadden.

Het aanmeldcentrum in Zevenaar is naast Ter Apel, Den Bosch en Schiphol een van de locaties waar asielzoekers naartoe gaan voor hun eerste gehoor (een interview over wie ze zijn, waar ze vandaan komen en hoe ze naar Nederland zijn gereisd) en het nader gehoor (waarin de motieven om hun land te ontvluchten centraal staan). In Zevenaar worden elke week zo’n 200 asielaanvragen behandeld. Daarnaast voert een deel van de IND-medewerkers uit Zevenaar gesprekken in het azc in Doetinchem (zie hoofdverhaal).

Rob Deelen is unitmanager van de IND in Zevenaar. Toen hij hier in 1997 kwam, werkten er zo’n 75 medewerkers, nu circa 350. „Zo druk als het de laatste paar jaar is, heb ik het niet eerder meegemaakt. We moeten flink doorwerken om op tijd –binnen zes maanden– over alle aanvragen te beslissen. Sinds oktober werken we ook in de weekenden door.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer