„Homohuwelijk leidt tot chaos in familierecht”
Vijftien jaar geleden stelde Nederland het burgerlijk huwelijk open voor paren van hetzelfde geslacht. Valt er alleen maar te treuren?
September 2000. De tegenstellingen in de Tweede Kamer kunnen niet groter zijn. Orthodox-christelijke Kamerleden voelen bij de behandeling van de wet die het homohuwelijk mogelijk maakt, bijna aan den lijve de pijn van de radicale breuk met de Gods voorschriften over het huwelijk. Zij voeren juridische, historische, culturele, internationale en godsdienstige bezwaren aan, maar het mag niet baten.
Aan de andere kant van het politieke spectrum ontvangen progressieve politici het wetsvoorstel met gejuich. PvdA-Kamerlid Santi spreekt van „een triomf.” D66-Kamerlid Dittrich is „trots.” GroenLinksfractievoorzitter Halsema heeft het over „een feest van emancipatie” en stelt dat de politiek „de genadeslag heeft toegebracht aan het traditionele huwelijk als onderdrukkend en uitsluitend instituut.” Na de stemming roffelen Kamerleden op hun bankjes en applaudisseren.
Op 1 april 2001, volgende week vrijdag precies vijftien jaar geleden, gaat het huwelijk open voor homo’s. Burgemeester Cohen van Amsterdam, die als staatssecretaris van Justitie, het wetsvoorstel in de Tweede en de Eerste Kamer verdedigde, trouwt midden in de nacht de eerste vier homostellen. In de jaren daarna volgen er nog zo’n 20.000.
Tijdens de wetsbehandeling ontspint zich een felle discussie over de vraag welke ruimte er moet zijn voor trouwambtenaren met gewetensbezwaren tegen het sluiten van homohuwelijken. Progressieve partijen pleiten ervoor om deze ambtenaren de laan uit te sturen. Cohen heeft daar in eerste instantie geen bezwaar tegen, maar uiteindelijk komt hij komt tegemoet aan de wens van de christelijke partijen om ruimte te laten voor trouwambtenaren met gewetensbezwaren.
In de jaren daarna kentert het tij. Onder aanvoering van homobelangenorganisatie COC komt er een lobby op gang om alle trouwambtenaren die geen homo’s kunnen trouwen, te ontslaan.
Dat leidt er uiteindelijk toe dat in het najaar van 2015 de Eerste Kamer akkoord gaat met een wet die regelt dat gemeenten geen nieuwe trouwambtenaren met gewetensbezwaren mogen benoemen. De bestaande mogen in dienst blijven totdat hun contract afloopt.
Voor orthodoxe christenen blijft er een klein strohalmpje over. Aan de categorie trouwambtenaren voor één dag, dus zij die ambtenaar worden om een specifiek huwelijk te sluiten, zal niet worden gevraagd of zij bereid zijn alle huwelijken te sluiten. Dat is voor die groep immers geen relevante vraag.
Rechtsongelijkheid
Kan er ooit weer meer ruimte komen voor orthodox-christelijke trouwambtenaren met bezwaren tegen homohuwelijken? Vreemd zou dat niet zijn; tot nu toe kunnen gemeenten het ook prima zo organiseren dat alle homostellen kunnen trouwen én dat ambtenaren met bezwaren tegen het homohuwelijk geen „nee” hoeven te verkopen aan koppels van hetzelfde geslacht.
Maar zijn er dan nog mogelijkheden om een eind te maken aan de rechtsongelijkheid die orthodoxe christenen ten deel valt? Of valt er alleen te treuren? Iemand die daar het antwoord op weet, is SGP-fractievoorzitter Van der Staaij. Hij is het enige Kamerlid dat de discussie over het homohuwelijk van het begin tot het eind meemaakte. De behandeling van de wet in september 2000 was een van zijn eerste grote debatten. Zijn collega-Kamerleden van destijds zijn ondertussen allen van het politieke toneel verdwenen.
Volgens Van der Staaij zou het zeker tot de mogelijkheden behoren om gewetensbezwaarde trouwambtenaren in dienst te nemen. „Enkele jaren geleden heeft de Raad van State een advies uitgebracht waarin dit klip-en-klaar stond. Maar de politieke wil om dit mogelijk te maken, ontbreekt. De homolobby is te sterk. Ruimte bieden zal gezien worden als het terugdraaien van de klok. Dat is de trieste realiteit. Op dit punt is er reden om te treuren.”
De ruimte die er is om trouwambtenaar voor één dag te zijn, biedt volgens de SGP-voorman wel enige lucht. „Het is heel plezierig als een ambtenaar bij het huwelijk ook jouw levensbeschouwelijke achtergrond kent. Wat zich in de praktijk ook ontwikkelt, is dat een ander dan de trouwambtenaar –een kennis of familielid van het trouwpaar– een toespraak houdt en dat de ambtenaar alleen het formele gedeelte doet.”
Overigens is de politieke discussie over het homohuwelijk nog niet uitgewoed. Van der Staaij: „Een staatscommissie onderzoekt momenteel de mogelijkheden voor herijking van het ouderschap. Gedacht wordt aan vormen waarbij er drie ouders zijn; het stel van gelijk geslacht met een zaaddonor of draagmoeder. Op dit punt is er ook alle reden om treurig te zijn. Zo ontstaat er naar mijn vaste overtuiging een chaos in het familierecht. We moeten meer denken vanuit het belang van het kind. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat het kind het meest is gebaat bij een vader en een moeder. We krijgen hierover nog stevige discussies. De strijd gaat door.”
Cohen: „Alle trouwambtenaren moeten alle huwelijken sluiten”
PvdA-coryfee Cohen was vijftien jaar geleden het boegbeeld bij de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor stellen van hetzelfde geslacht. Als staatssecretaris van Justitie verdedigde hij de wet in de Tweede en de Eerste Kamer. Als burgemeester van Amsterdam trouwde hij het eerste homopaar.
Bent u nog steeds blij met de invoering van het homohuwelijk?
„Jazeker. Ik heb gemerkt hoe belangrijk het gelijkheidsgevoel bij homo’s leefde en leeft: waarom mag ik niet trouwen met de persoon die ik liefheb, en een hetero wel?”
Hoe respectvol is de politiek omgegaan met trouwambtenaren met gewetensbezwaren tegen het sluiten van huwelijken tussen stellen van hetzelfde geslacht?
„Ik begrijp dat het voor trouwambtenaren met gewetensbezwaren moeilijk aanvaardbaar is dat zij niet langer als zodanig kunnen optreden, maar het argument dat ambtenaren de wet moeten uitvoeren zonder daar een eigen interpretatie van te geven, vind ik uiteindelijk doorslaggevend.”
Wat vindt u van het advies van de Raad van State dat onder Rutte I uitkwam en waarin staat dat de overheid prima het recht van homo’s om te trouwen vast kan houden, en tegelijk door middel van praktische maatregelen ruimte kan bieden voor gewetensbezwaarde trouwambtenaren?
„De Raad redeneert dat iedere gemeente ieder stel, van welke geaardheid ook, in de gelegenheid moet stellen om te huwen. Als de gemeente maar voor ieder stel een ambtenaar paraat heeft, dan is het goed. Maar daarmee ziet de Raad eraan voorbij dat iedere ambtenaar gehouden is om de wet uit te voeren: de trouwambtenaar dus ook de wet op het huwelijk van personen van hetzelfde geslacht.”
Wat u vindt van de ‘escape’ dat stelletjes nu vaker kiezen voor de constructie trouwambtenaar voor een dag?
„Ik kende hem niet, het is een escape. Tja, in mijn redenering valt daar niet veel bezwaar tegen te maken, want de desbetreffende bijzondere ambtenaar van de burgerlijke stand zal op de vraag of hij in dit geval, te weten het sluiten van een huwelijk tussen personen van verschillend geslacht, bereid is de wet uit te voeren, ongetwijfeld bevestigend antwoorden.”
Geen felicitatie bij homohuwelijk kind
tekst Michiel Bakker
De invoering van het homohuwelijk heeft de maatschappelijke acceptatie van homoseksuele relaties vergroot. Dat zegt ouderling C. J. Ruissen van de gereformeerde gemeente uit Waarde. „Voor de homoseksuele medemens die wil leven naar Gods Woord is het daardoor extra moeilijk geworden.”
Als vertrouwenspersoon op het Calvijn College in Goes heeft Ruissen al zo’n twintig jaar contact met jongeren met homoseksuele gevoelens. „Deze geaardheid is geen keuze en zit tegelijk diep in de mens. Als je daarmee te maken hebt, is het heel moeilijk om naar Gods Woord te leven. Dat wordt versterkt doordat je in de samenleving al snel als belachelijk wordt neergezet als je voor die weg kiest. Wie dan in zijn kerkelijke gemeente geen klankbord heeft, verkeert in een eenzame positie.”
In 2012 was Ruissen een van de oprichters van de werkgroep Ouders en familie rondom mensen met een andere geaardheid, waarvan hij nu voorzitter is. De werkgroep, ontstaan vanuit de Gereformeerde Gemeenten, biedt lotgenotencontact voor reformatorische ouders, broers en zussen. Jaarlijks is er een landelijke bijeenkomst. Op drie plaatsen heeft twee keer per jaar een regionale ontmoeting plaats.
In de gesprekken merkt Ruissen de moeiten die ouders ervaren als een kind homoseksueel blijkt te zijn. Voor velen is het ook een worsteling hoe ze zich moeten opstellen als hun zoon of dochter een homoseksuele of lesbische relatie aangaat, al dan niet in een homohuwelijk.
Ruissen: „Ik weet van een echtpaar dat na veel strijd naar het homohuwelijk van zijn kind is geweest, omdat ze niet wilden dat er een breuk zou ontstaan. Ze wilden echter geen getuige zijn, wat hun was gevraagd, omdat ze het homohuwelijk afkeurden. Ook waren ze niet in staat hun kind te feliciteren.”
De werkgroep biedt, zegt Ruissen, vooral de mogelijkheid ervaringen uit te wisselen. „Tijdens de familieavonden wordt er aan de hand van een inleiding een Bijbelse lijn getrokken en daarna besproken. We proberen elkaar tot een hand en een voet te zijn. In de praktijk maken ouders verschillende keuzes. Een punt dat voor velen zwaar weegt, is dat ze zich medeplichtig voelen aan de zonde als ze naar de sluiting van een homohuwelijk gaan.”
Ruissen merkt dat ouders en andere familieleden ermee worstelen „wat ze tegenover de Heere kunnen verantwoorden. Dat gaat bijvoorbeeld over vragen rond het ontvangen van een zoon met zijn vriend in huis. Het komt voor dat ouders het contact met hun kind verbreken zolang hij een homoseksuele relatie heeft. Dat is een heel verdrietige situatie, zowel voor de ouder als voor het kind.”
Voor Ruissen is een belangrijk uitgangspunt „de zonde te veroordelen, maar de zondaar lief te hebben. Hij of zij blijft je kind, je broer of zus, ook als hij een homohuwelijk sluit. Het is dan een zoektocht hoe je contact kunt houden zonder je eigen Bijbelse opvattingen te verloochenen.”
Homohuwelijk in Westen steeds meer de norm
tekst Evert van Vlastuin
Wereldwijd zijn er 21 landen die het huwelijk voor homoparen hebben opengesteld. Tot 2010 waren het kleine en middelgrote landen die Nederland volgden, maar na 2010 kwam de zaak in een stroomversnelling. Nadat Groot-Brittannië (2013) en de Verenigde Staten (2015) overgingen, is het homohuwelijk eigenlijk de norm geworden in de westerse wereld.
Zeker in West-Europa zijn landen die vasthouden aan het klassieke huwelijk de uitzondering geworden. In Duitsland staat dit standpunt duidelijk onder druk. In het parlement keert alleen de christendemocratische CDU/CSU van bondskanselier Merkel zich tegen het homohuwelijk.
Een andere uitzondering is Noord-Ierland. Dat behoort tot het Verenigd Koninkrijk, maar heeft redelijke zelfstandigheid. In het Noord-Ierse parlement is recent meermalen gestemd over het huwelijk. Telkens wordt de progressieve stem sterker.
In Midden- en Oost-Europa ligt de zaak heel anders. De meeste landen accepteren daar wel de gelijkberechtiging van homoseksuelen, bijvoorbeeld in geregistreerde partnerschappen. Maar het huwelijk blijft (grond)wettelijk voorbehouden aan man en vrouw. Dit is het geval in Hongarije, Polen, Bulgarije, Slowakije, Letland, Litouwen en Kroatië. In Roemenië en Georgië bestaat er debat over zulke grondwetswijzigingen.
De rol van de Europese Unie in deze internationale ontwikkeling is een beetje dubbel. Enerzijds erkent de EU dat familierecht een nationale aangelegenheid is. De landen in Midden- en Oost-Europa hebben daarom alle recht aan het traditionele huwelijk vast te houden.
De EU is aan de andere kant een platform dat homorechten verdedigt, waarvan het huwelijk vaak als logisch vervolg wordt gezien. De grootste voorstanders van Europese integratie zijn vaak ook de warmste pleitbezorgers van het homohuwelijk als EU-standaard. Volgens hen behoort dit tot de mensenrechten die voor alle wereldburgers gelden. Grote mensenrechtenorganisaties als Human Rights Watch (HRW) en Amnesty International kiezen ook voor deze lijn. Ook de Nederlandse minister Koenders (Buitenlandse Zaken) klaagde vorig jaar in een Kamerbrief dat de Europese harmonisatie van het familierecht op dit punt „moeizaam en traag” verloopt.
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg erkent de nationale bevoegdheid in het huwelijksrecht. Toch kunnen in de toekomst kwesties voor het hof komen die de nationale beleidsruimte inperken. Veel landen erkennen wel het huwelijk van koppels die in het buitenland zijn getrouwd, maar dat is niet overal zo.
Het EHRM komt niet op voor gewetensbezwaarde ambtenaren, maar laat dit over aan lidstaten. Begin 2013 verloor de inmiddels overleden Lillian Ladele uit Engeland haar zaak. In de Verenigde Staten leidde de weigering om homohuwelijken te registreren vorig jaar tot gevangenisstraf. Internationaal lijkt er dus een trend dat de opmars van het homohuwelijk niet gepaard gaat met ruimte voor gewetensbezwaren.