Als het ergens geldt, dan in de politiek: gelijk hebben is nog geen gelijk krijgen. Neem de inspanningen van SGP-leider Van der Staaij –en net zo goed die van CU-Kamerlid Voordewind– om huwelijkstrouw te bevorderen.
Dat deze politici met hun pleidooien om reclames voor overspelwebsites te verbieden en relatietherapie financieel te vergoeden (allebei bedoeld om het stranden van huwelijken tegen te gaan), geen christelijk stokpaardje berijden maar het grootste gelijk van de wereld hebben, staat vast. Ga maar na:
1. Dat een op de drie huwelijken eindigt in een echtscheiding, jaagt onze maatschappij op hoge kosten. Onderzoekers van het bureau EconoVision kwamen nog niet zo lang geleden tot een voorzichtige schatting van 3,5 miljard euro per jaar. Terecht telden zij daarin allerlei schadeposten mee: sociale uitkeringen, ziekteverzuim, extra behoefte aan woonruimte, et cetera. Een overheid die het aantal echtscheidingen weet terug te dringen, doet dus in economisch opzicht goed werk.
2. Een hoog echtscheidingspercentage werkt in allerlei opzichten ontwrichtend. Kinderen van gescheiden ouders staan –gemiddeld genomen– wantrouwender in de wereld, presteren slechter op school, gaan vaker het verkeerde pad op en doen vaker een beroep op jeugdhulpverlening. Echtscheiding is dus meer dan slechts de individuele keuze van één man en één vrouw. De gevolgen ervan raken de stabiliteit en kracht van de hele samenleving. Vandaar dat het wel degelijk als de verantwoordelijkheid van een overheid gezien kan worden om te pogen het aantal echtscheidingen terug te dringen. Waarom zou een overheid roken en het gebruik van alcohol wél ontmoedigen en in geval van echtscheiding volkomen passief blijven toezien?
3. De lasten van echtscheiding zijn in onze samenleving niet gelijk verdeeld. Vrouwen hebben er, in het algemeen gesproken, het zwaarst onder te lijden. In negen van de tien situaties krijgen moeders de volledige zorg voor hun kinderen. Bovendien treft het verschijnsel lagere inkomensgroepen harder dan hogere. Om de mogelijkheid tot scheiden daarom te zien als het summum van emancipatie („Sinds de jaren zestig hoeven wij vrouwen gelukkig niet meer bij onze man te blijven”), is daarom slechts de helft van het verhaal. Juist vanuit emancipatoir oogpunt zouden politici kunnen en moeten pleiten voor huwelijkstrouw. Dat heeft niets met moraliseren te maken.
Maar genoeg hierover. De grote vraag is waarom een overgrote meerderheid in de Nederlandse politiek niet of nauwelijks gevoelig is voor deze argumenten en elk voorstel om bijvoorbeeld reclames voor de overspelwebsite SecondLove te verbieden, aan de kant schuift als betuttelend en niet passend bij de overheidstaak.
Hierover kunnen moeiteloos boeken vol geschreven worden. Maar het korte antwoord luidt: omdat we te maken hebben met een krachtige, taaie tijdgeest, die diepe wortels heeft in de West-Europese cultuur, te weten in de verlichting en in de romantiek, en die in de jaren zestig tot een doorbraak kwam. Wat die tijdgeest inhoudt? Onder meer dit: hij plaatst emotie boven ratio, het individuele welbevinden boven het collectieve belang, romantiek en seksuele bevrediging boven trouw in relaties, en kortetermijnvoordelen boven langetermijnbelangen. Een mix van al deze elementen leidt tot een hoog echtscheidingspercentage én tot heftig verzet als onze echtscheidingscultuur onder kritiek gesteld wordt.
Toch betekent dát nu weer niet dat Bijbelgetrouwe politici hun strijd dan maar moeten staken. Trends in een maatschappij bewegen zich vaak de verkeerde, maar soms ook de goede kant op. Over seksuele omgang tussen volwassenen en kinderen werd in de jaren zeventig van de vorige eeuw liberaler gedacht dan tegenwoordig. En de wetgeving betreffende kinderporno is de laatste jaren, mede door de inspanningen van christenen, beduidend strenger dan vroeger.
Christelijke politiek is er één van lange adem. En van hoop.