Het Magnificat, de Lofzang van Maria uit Lukas 1, in de berijming van Enny de Bruijn.
Mijn ziel verhoogt de Heer’,
mijn hart juicht tot Zijn eer,
mijn Redder en mijn Koning –
ik ben maar arm, gering,
maar God heeft mij gezien
en Hij wil bij mij wonen.
Om wat Hij heeft gedaan
zal iedereen voortaan
mij zien en zalig spreken.
Het verre nageslacht
zal denken aan Gods macht,
die in mij is gebleken.
Hoe heilig is Zijn naam!
Zijn macht zal nooit vergaan.
Zijn eindeloos erbarmen
trekt alle eeuwen door,
voor wie Hem vreest, een spoor
van liefde en ontferming.
Hij toont Zijn grote kracht,
Zijn sterke arm, Zijn macht,
wie smelt niet voor Zijn hitte?
Hij drijft hen uit elkaar,
de trotse huichelaars,
die vol verbeelding zitten.
De hoogsten van het land
vernedert Hij, Zijn hand
trekt heersers van hun tronen.
Wie klein is, zonder eer,
zet Hij het hoogste neer,
bij armen wil Hij wonen.
God helpt in zorg en nood:
wie honger heeft krijgt brood,
in overvolle manden.
Zo maakt Hij alles recht:
Hij stuurt de rijken weg,
maar vult de lege handen.
Hij heeft het Zelf gezegd
aan Abraham, Zijn knecht,
en alle eeuwen later:
Hij denkt aan Israël,
geeft leven en herstel.
Hij zal ons nooit verlaten.
berijming Enny de Bruijn