Koe in de wei is allang niet meer vanzelfsprekend
DEN HAAG. SP, D66 en GroenLinks willen melkveehouders wettelijk verplichten om hun koeien in de wei te laten lopen. Het plan lijkt weinig kans te maken, althans zolang de PvdA niet meegaat, maar symboliseert wel de maatschappelijke druk op een veehouderijtak, die tot nu toe aan het stempel ”bio-industrie” weet te ontkomen.
Het probleem waar de drie partijen iets aan willen doen, is betrekkelijk nieuw. Enkele decennia geleden liepen koeien in Nederland in de wei zolang er gras groeide, grofweg van april tot november. En dan ook nog eens dag én nacht. Het was de tijd dat de boeren de koeien nog twee keer per dag in de wei molken. Eeuwenlang met de hand, later met de melkmachine, waarbij de koeien tijdens het melken aan een mobiele zogeheten weidemelkwagen werden gebonden. Als de koeien naar een andere wei gingen, verplaatste de boer simpelweg de melkwagen.
Toen eind jaren 60 de ligboxenstal zijn intrede deed, was het met het melken in de wei snel afgelopen. Nieuwe stallen waren standaard voorzien van een melkput, een speciale ruimte in de stal met een vaste melkinstallatie. Voortaan kwamen de koeien naar de boer om gemolken te worden, in plaats van andersom. Ook het zomerstalvoeren maakte opgang: koeien kregen na het melken in de stal een portie vers gemaaid gras dat de boer van het land haalde. De dieren bleven dan ’s nachts in de stal en werden pas ’s ochtends, na de volgende melkbeurt, weer de wei ingestuurd.
Sommige boeren besloten toen al om hun koeien maar helemaal niet meer naar buiten te doen. Argument: het land levert meer gras op, en ook nog eens van betere kwaliteit, als de koeien niet meer in de wei komen. Immers, de dieren vertrappen het gras niet meer en ze deponeren er ook geen mest. Maar deze boeren waren in de minderheid.
Met de voortschrijdende schaalvergroting en de daarmee gepaard gaande opkomst van het robotmelken is die laatste groep echter fors gegroeid. Koeien komen steeds minder in de wei en de groep dieren die helemaal niet meer naar buiten gaat, groeit gestaag. Afhankelijk van de definitie die je hanteert, loopt tegenwoordig nog 70 tot 80 procent van de koeien een deel van het jaar in de wei te grazen.
Waardoor neemt weidegang af?
Dat komt door de intensivering van de melkveehouderij. Boeren vergroten hun veestapel en hebben geen tijd meer om weilanden, waarvan een deel ook nog eens verder van de boerderij af ligt, af te rasteren en koeien dagelijks naar het land te brengen en weer naar de stal te halen. Voor robotmelkers is beweiding ook nog eens extra lastig.
Waarom?
Een melkrobot staat op een vaste plaats in de stal. De koe gaat drie of vier keer per dag naar de robot om zich te laten melken. Doordat het dier vaker gaat, neemt de melkproductie toe. Maar de koeien moeten wel op elk moment van de dag bij de robot kunnen komen. Dat lukt niet als ze in (steeds wisselende) weilanden lopen, die liggen daarvoor op een te grote afstand.
Is dat op te lossen?
Jawel, met enige moeite. Sommige boeren kiezen er bijvoorbeeld voor om de dieren enkele uren de wei in te doen, vervolgens ze een paar uur binnen te houden, en dan weer een paar uur naar buiten te laten. Dat vergt een strakke planning en kost arbeid. Niet iedereen heeft dat ervoor over.
Maar weidegang levert toch ook wat op?
Zeker, melkveehouders ontvangen van de zuivelindustrie een geringe toeslag op de uitbetaalprijs van de melk. Voorwaarde is dat de koeien ten minste 120 dagen per jaar minimaal 6 uur per dag in de wei kunnen grazen. Die toeslag is volgens critici weliswaar te laag om de extra kosten te vergoeden, maar is toch een stimulans. Als het plan van de drie linkse partijen doorgaat, en weidegang in de wet verankerd wordt, zal de toeslag echter verdwijnen. Immers, weidegang is dan simpelweg verplicht.
Weidegang hoort bij Nederland, zeggen de drie partijen. Bovendien is het gezonder voor de koe, beter voor het milieu en voordeliger voor de boer. Stimulansen genoeg, zou je denken?
Tot op zekere hoogte klopt dat. Koeien die buiten lopen hebben bijvoorbeeld minder snel klauwproblemen. Maar boeren die hun koeien binnen houden, hebben ook belang bij gezonde dieren en doen daar hun best voor. Het is ook niet altijd goed voor een koe om buiten te zijn. Als het warmer is dan 25 graden of als het regent, blijven ze liever binnen.
Het milieueffect van beweiding is omstreden. De uitstoot van ammoniak is bij weidegang in theorie lager dan bij opstallen, maar nieuwe stallen moeten door technische maatregelen ”emissiearm” zijn, waarbij dat verschil wegvalt. Overigens is met die theorie niet alles gezegd. Als je de koeien altijd binnenhoudt, is het makkelijker om de samenstelling van het voer en daarmee de ammoniakuitstoot constant te houden. Weidegras verandert in de loop van het seizoen van samenstelling, die schommelingen moet de boer bijsturen door de dieren in de stal bij te voeren. Dat geeft extra verliezen en dus meer ammoniakuitstoot.
Bedrijfseconomisch gezien staat weiden volgens deskundigen met stip op de eerste plaats. De voederwaarde van vers gras is hoger dan die van ingekuild gras. En het bespaart arbeid: de koe haalt zelf haar voer van het land, in plaats dat de boer dat moet doen. Twee jaar geleden berekenden Wageningse onderzoekers dat boeren duizenden euro’s kunnen verdienen door hun koeien in de wei te laten lopen in plaats van ze het hele jaar op stal te laten staan, mits ze het goed aanpakken.
Waarom is boerenorganisatie LTO dan tegen een wettelijke verplichting?
Juist vanwege die verplichting. LTO is voorstander van koeien in de wei –we moeten zuinig zijn op ons imago, zei melkveehoudersvoorman Kees Romijn nog niet zo lang geleden– maar vindt dat ondernemers, en dat zijn boeren, de vrijheid moeten hebben om zelf hun keuzes te maken. De organisatie ziet meer in een positieve stimulans, in de vorm van de huidige toeslag op de melkprijs. Bovendien blijft het voor sommige boeren onmogelijk de koeien buiten te doen, bijvoorbeeld omdat hun land ongunstig is verkaveld.