MOSKOU/WASHINGTON. Het Russische parlement heeft toestemming gegeven voor de inzet van Russische troepen in Syrië. De Russen hebben zich tegenover Washington bereid verklaard hun steentje bij te dragen in de strijd tegen Islamitische Staat (IS). Daarmee ontstaat er een ongemakkelijk monsterverbond.
Rusland en de Verenigde Staten lijken zich voorzichtig te verenigen in de strijd tegen IS in Syrië. De grote vraag blijft echter wat er met de Syrische president Bashar al-Assad moet gebeuren.
Syrië is sinds jaar en dag een trouwe bondgenoot van de Russen. Moskou heeft er sinds het uitbreken van de Syrische burgeroorlog in 2011 dan ook geen twijfel over laten bestaan dat de regering van president Assad in het zadel moet blijven.
De Amerikanen denken daar heel anders over. Zij vinden dat de dagen van Assad geteld zijn, zeker gezien alle wandaden die aan het Syrische regime worden toegeschreven.
De Amerikanen hielden aanvankelijk voet bij stuk: Assad moet weg. Maar inmiddels klinkt ook de term ”overgangsperiode”. Dat is een rekbaar begrip en biedt ruimte om voor dit moment andere belangen voorrang te geven.
Want dat is –zoals gewoonlijk op het internationale toneel– precies het punt. Alles draait om het veiligstellen van belangen. Zowel voor de Amerikanen als de Russen heeft het verslaan van Islamitische Staat momenteel prioriteit. Zelfs als het regime van Bashar al-Assad daarvoor nog even moet aanblijven.
En zélfs als daarbij de hulp van Iran moet worden ingeroepen. Teheran is al langere tijd actief betrokken bij de strijd tegen IS. Het sjiitische Iraanse regime ziet de opmars van de radicale soennitische beweging met lede ogen aan en probeert die onder andere via de inzet van Libanese Hezbollahstrijders een halt toe te roepen.
Zo dreigt nu een ongemakkelijk monsterverbond te ontstaan tussen drie landen die eigenlijk niets van elkaar moeten hebben. Maar die wel een gedeeld belang hebben: namelijk het verslaan van IS.
Of Rusland, ondanks de toestemming van het parlement, daadwerkelijk zijn strijdkrachten in Syrië zal inzetten, is intussen nog maar de vraag. Moskou heeft al verklaard dat het daarvoor in elk geval een VN-mandaat wil hebben. Dat is opmerkelijk, want doorgaans laten de Russen zich niet zo veel gelegen liggen aan goedkeuring van de Verenigde Naties als het om militaire inzet gaat. De annexatie van de Krim en de inmenging in Oost-Oekraïne zijn daarvan de meest recente bewijzen.
Maar wellicht dient de Russische militaire opbouw in Syrië vooral een strategisch doel. Moskou voelt zich meer en meer geïsoleerd door westerse sancties vanwege zijn optreden in Oekraïne. Met deze manoeuvre laat Rusland eens te meer zien dat het wel degelijk een rol van betekenis in de wereld speelt. En dat het land ook bereid is zijn diplomatieke optreden met militaire middelen kracht bij te zetten.
Mocht het daadwerkelijk tot Russische militaire actie in Syrië komen, dan is het de vraag wie uiteindelijk precies het doelwit zal zijn. Weliswaar is de eerste zorg van Moskou het terugdringen van IS – beducht als Rusland is voor oprukkend gewelddadig islamitisch fundamentalisme aan de eigen grenzen.
Maar om het regime van Bashar al-Assad overeind te houden zal nog een scala van andere tegenstanders moeten worden aangepakt. Zoals daar zijn tientallen gewapende milities –al dan niet gelieerd aan al-Qaida– die nu eens tegen het Syrische regeringsleger vechten en dan weer elkaar in de haren vliegen.
En dan is er nog het Vrije Syrische Leger (FSA), dat het Westen vooralsnog als legitieme gewapende oppositie tegen Assad beschouwt en ook van wapens en training voorziet. Als Russische troepen het met het FSA aan de stok krijgen, betekent dat in feite een confrontatie-op-afstand met het Westen. Dat zou het ongemakkelijke monsterverbond met de Amerikanen snel op losse schroeven zetten.
De Russen beschouwen het westerse optreden in Syrië vooralsnog als uiterst naïef en ontoereikend. De Russische militaire opbouw in Syrië mag dan de alarmbellen in het Westen –en in Israël– hebben doen rinkelen, het zou ook kunnen bijdragen tot een voorzichtig begin van vrede en stabiliteit in het veelgeplaagde land.