„Gokken leer je spelenderwijs”
Gokken is de meest onopvallende manier van verslaving, maar misschien ook wel de verslaving waar het moeilijkst van af te komen valt.
Dat zegt voorzitter Tijmen Dorst van de AGOG, de stichting Anonieme Gokkers-Omgeving Gokkers. Woensdag praat de Tweede Kamer over de Wet op de kansspelen. Als het aan Dorst ligt, zorgt de overheid er in ieder geval voor dat er geen reclame meer gemaakt wordt voor gokgelegenheden.
Jan is 22 als hij in de problemen komt. Hij is een gewone, onopvallende jongen. Hij woont nog thuis bij zijn vader en moeder. Niets wijst erop dat er met hem iets mis is. Totdat het zijn ouders opvalt hoeveel geld hun zoon uitgeeft. Het saldo van zijn bankrekening blijkt ver onder het nulpunt te zijn gedaald. Als ze hem kleedgeld geven, blijkt dat plotseling ’gestolen’ te zijn tijdens het winkelen. Zijn ouders breken zich er het hoofd over wat er met hun zoon aan de hand is. Totdat ze iets lezen over gokverslaving. „Toen vielen de puzzelstukjes op hun plaats”, aldus vader Wil.
Jan bleek zijn geld te steken in gokkasten. Af en toe bezocht hij ook een casino. Op het moment dat zijn ouders daar achter kwamen, zochten ze hulp voor hem bij de AGOG. Daar belandde Jan in een gespreksgroep voor gokkers. Zijn vader en moeder namen deel aan een gespreksgroep voor de omgeving van gokkers. Alle drie kregen ze adviezen om te leren omgaan met de verslaving. De directe oorzaak waardoor Jan zich op het gokken stortte, waren waarschijnlijk problemen met zijn vriendin. Vader Wil: „Hij ontkende aanvankelijk echter dat hij verslaafd was. Het heeft lang geduurd voor hij dat wel inzag en hij er ook vanaf was.”
De anonieme gokkershulp krijgt jaarlijks ongeveer 500 hulpvragen van gokkers of mensen uit hun omgeving. Voorzitter Tijmen Dorst van AGOG schat dat die 500 slechts het topje van de ijsberg vormen. In totaal zijn er volgens hem in Nederland zo’n 75.000 mensen verslaafd aan kansspelen. Samen geven ze zo’n 2 miljard euro uit.
In Nederland is het mogelijk legaal een gokje te wagen sinds de komst van de Wet op de kansspelen in 1964. Deze is in de loop van de jaren regelmatig aangepast, met name om legalisering van nieuwe gokvormen mogelijk te maken. Daarmee wilde de overheid de speelzucht van mensen in goede banen leiden en bovendien wat inkomsten voor de staatskas genereren. Legalisering zou ook illegale kansspelen de wind uit de zeilen nemen. De uitbreiding van het spelaanbod resulteerde echter in een klimaat waarin gokken steeds meer voorkwam.
Dorst noemt gokken een voor de omgeving onopvallende verslaving, „omdat het sluipenderwijs misgaat. Het duurt vaak vijf tot zeven jaar voordat een gokker in de problemen komt. Gokken leer je spelenderwijs. Als je eraan begint, ben je niet van plan om al je geld erdoor te jagen. Voor je het weet, wordt je echter meegesleurd.”
De aanpak door de zelfhulporganisatie is rigoureus. In de praatgroep, waarin allemaal mensen zitten die gokverslaafd zijn geweest, moet iedereen al zijn uitgaven met kwitanties kunnen verantwoorden. Iemand uit de omgeving beheert de inkomsten van de gokverslaafde. De gokker krijgt zo weinig mogelijk geld op zak.
De AGOG-voorzitter hoopt wat dat betreft dat parlement en regering beseffen hoeveel problemen er ontstaan door gokken. Hij is dan ook blij met het manifest dat de ChristenUnie dinsdag aanbood aan de Tweede-Kamercommissie voor justitie. Daarin wordt aangedrongen op een verbod op het maken van reclame voor gokken. Dorst noemt vooral casino’s en speelhallen „gevaarlijke domeinen.” De Holland Casino’s, eigendom van de overheid en de enige legale casino’s in Nederland, voeren volgens hem een agressieve marketingcampagne om meer mensen binnen te krijgen. „Ze sponsoren bijvoorbeeld de eredivisie in het betaald voetbal om het bezoek van een casino bespreekbaar te maken.”
Dorst verwijt de overheid een dubbele moraal. Hoewel er bij de Holland Casino’s aandacht is voor het voorkomen van verslaving, is het marketingbeleid van de gokinstelling daarmee in tegenspraak. „De Holland Casino’s zijn ooit door de overheid opgericht om gokken in goede banen te leiden. Het beleid van de instelling is er op dit moment op gericht zo veel mogelijk mensen binnen te halen. Gokken wordt laagdrempelig gemaakt en als je er eenmaal bent geweest, krijg je nog maandenlang mailings of je niet eens terug wilt komen.”
Gokhallen, die vooral gokken via speelautomaten aanbieden, zijn echter nog meer erop gericht om nieuwe gokkers te lokken, meent Horst. „Ze profileren zich steeds meer als casino’s en liften mee op het succes van de Holland Casino’s. In tegenstelling tot de Holland Casino’s worden deze gokinrichtingen echter niet gecontroleerd door de overheid. Er is dus totaal geen zicht op de maatregelen die deze bedrijven nemen tegen gokverslaving.”
Door de harde aanpak van verslaafden door de AGOG weet 60 tot 70 procent van alle mensen die er aankloppen van het gokken af te komen. Dorst: „Dat slagingspercentage is hoog, zeker vergeleken met de betaalde hulpverlening.”
Of iemand zich voor altijd verre blijft houden van de gokkast of het casino, is moeilijk in te schatten. De vader van Jan is er niet geheel zeker van dat zijn zoon echt helemaal ’clean’ is en blijft. „Het is inmiddels tien jaar geleden dat zijn verslaving openbaar kwam. Ik kan zolang erna niet meer van hem verlangen dat hij aan mij verantwoording aflegt over zijn uitgaven. We hebben goed contact en kunnen ook open praten over zijn vroegere verslaving. Maar zelfs na tien jaar ben ik er niet helemaal gerust op dat hij niet meer gokt.”