Binnenland

Jan van der Stoep: filosoof met gereedschapskist

Hij is bioloog en filosoof. Maar meer het laatste dan het eerste. Dat blijkt uit die ene vraag, die steeds op tafel komt: waartoe zijt gij hier op aarde? Dr. ir. Jan van der Stoep: „Dat vraag ik anderen én mezelf. Het antwoord geeft ziel aan je bestaan. Als het goed is.”

Evert van Dijkhuizen
11 September 2015 20:45Gewijzigd op 15 November 2020 21:43

Met grote verwachtingen toog hij als jongeman van negentien naar Wageningen. „Ik wilde biologie studeren, me verwonderen over Gods schepping. Maar de studie stelde teleur. Het ging niet over Gods schepping, maar over de natuur. Planten en dieren waren mechanismen, meer niet.”

Wat deed u?

„Me verdiepen in de filosofie. Ik volgde colleges reformatorische wijsbegeerte bij Egbert Schuurman. Bij hem schreef ik een scriptie. Hij was enthousiast en zei: Je moet verdergaan in de filosofie. En hij wist een tijdelijke baan voor me: bij de Nederlandse Spoorwegen.”

Die zijn er toch om treinen te laten rijden?

Grinnikend: „Klopt, maar het bedrijf zocht een student die een visie op verkeer en vervoer wilde ontwikkelen. Vanuit de gedachte: de Spoorwegen hebben met zo veel doelgroepen en belangen te maken: dat botst. Hoe lossen we dat op? De directeur bij NS Infrastructuur wist voor elkaar te krijgen dat het iemand vanuit de reformatorische wijsbegeerte werd. Zo van: daar zijn ze gewend na te denken over diversiteit.”

Toch blijft het apart: een filosoof bij de Spoorwegen.

„Ik ben eigenzinnig met de opdracht omgegaan. Het vervoersbeleid van de overheid draaide om individuele bewegingsvrijheid. Zaken als bereikbaarheid, leefbaarheid en duurzaamheid werden als lastig ervaren. Mijn stelling was: je moet niet beginnen met individuele vrijheid, want dat is een onbegrensd begrip. Begin met bereikbaarheid. Welke steden, plaatsen, natuur­gebieden wil je per trein of auto bereikbaar laten zijn? Aan die discussie zit een waardeaspect. Die benadering was een eyeopener, gaf reuring.”

Dr. ir. staat er voor uw naam. Bent u 
toch eigenlijk niet een techneut?

„Niet echt. Soms laat ik zelf de ir.-titel weg. Ik ben als filosoof wel altijd probleemgericht bezig. Dat heb ik als ingenieur geleerd. Daardoor lukt het me als lector op de Christelijke Hogeschool Ede om dicht bij professionals –verpleegkundigen, journalisten, docenten, maatschappelijk werkers– te staan. Ik voel hun lastige vragen mee.”

Filosofen zweven toch liever een beetje?

„Ik niet. Filosofie verdiept je dagelijks leven. Ik wil nadrukkelijk die koppeling met de werkelijkheid en begin zelfs met een probleem uit de praktijk. Vervolgens kijk ik of ik met mijn filosofische gereedschapskist aan de oplossing kan bijdragen. Aan de basis ligt vrijwel altijd de vraag: waartoe zijt gij hier op aarde? Dat is een fundamenteel religieuze vraag, maar ook een vraag voor professionals in de praktijk van alledag.”

Waartoe bent u op de CHE?

Van der Stoep valt even stil. Dan, hardop denkend: „Ik wil graag doorstoten naar de ziel van professionals, van organisaties. We schamen ons in christelijke kring vaak om over onze afkomst te praten. Dan zeggen we: We zijn christelijk, maar we leveren ook kwaliteit hoor! We moeten leren om vrijmoedig over onze traditie te spreken. Dát zie ik als mijn taak op de CHE: meebouwen aan vrijmoedig christen-zijn.”

Als lector houdt u zich bezig met het snijvlak van religie, media en samenleving. Speelt religie nog een rol?

„Meer dan ooit. Twintig jaar geleden kon je nog beweren dat religie een uitstervend verschijnsel is waar je je niet te veel mee bezig moet houden. Dat gaat niet meer. Dat wil overigens niet zeggen dat mensen religieuzer worden. Maar de noodzaak om over religie te spreken, is enorm toegenomen door de islam, radicalisering en de komst van nieuwe migranten naar ons land. Wil je onze samenleving begrijpen, en de conflicten die er spelen, dan moet je je verdiepen in religie. Dat is een negatieve connotatie, dat besef ik. Ik merk echter ook dat het weer interessant wordt gevonden als je gelovig bent. Een paar jaar geleden gaf ik colleges wetenschapsfilosofie aan de VU, met veel aandacht voor religie. Na afloop kwamen studenten vragen hoe ik er persoonlijk in stond. Dat vonden ze interessant. Het probleem is wel dat religie in het publieke debat wordt verbonden met geweld. Maar niet-religieuze bewegingen in de vorige eeuw, zoals het nationaalsocialisme en het communisme, waren minstens zo gewelddadig.”

Optimisten zeggen: De overheid treedt terug, dat biedt kerken nieuwe kansen.

„Lang hebben we gedacht: de kerk is er voor het geloof, christelijke organisaties zijn er voor het maatschappelijk leven. Die grens is vloeibaar geworden. Deze tijd vraagt van kerken, en christenen, een Reveil 2.0.”

Wat is de juiste aanpak?

„Denken vanuit de plaatselijke gemeente. Ik kerk in de Kruispuntgemeente in Amersfoort, een samenwerkingsverband van PKN’ers, Nederlands gereformeerden en christelijke gereformeerden. We hebben onszelf de vraag gesteld: wat betekent onze aanwezigheid voor het verzorgingshuis in de wijk, voor de zwakken in onze om­geving, voor mensen die het financieel niet redden?”

Prachtig, zeggen seculieren, maar christenen zijn op zieltjes uit.

„Je moet mensen nooit hulp bieden op voorwaarde dat ze christen worden. Dat zou onzuiver zijn. Liefde en bewogenheid moeten onze drijfveren zijn. Veel in onze gemeente gebeurt van onderaf. In de wijk staat een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Verschillende gemeenteleden hebben een bewoner geadopteerd en trekken ermee op. Die nieuwe onbevangenheid werkt heilzaam.”

Vlak voor de zomer was u bij de presentatie van een televisiedocumentaire over de Bond tegen vloeken. Kunt u zoiets andere christelijke organisaties aanbevelen?

„Je moet lef hebben om je kwetsbaar op te stellen. Het is goed om mensen van buitenaf naar je organisatie te laten kijken. Niet om water bij de wijn te doen, maar om helder te krijgen: waar zit het christelijke in onze organisatie? Weer die vraag: waartoe zijt gij hier op aarde? Voor het antwoord moet je niet bij jezelf beginnen, maar bij anderen. Wil je met meer vrijmoedigheid over je identiteit spreken, dan kan het heel erg helpen om te luisteren naar wat anderen van je vinden. Veel christelijke organisaties missen die vrijmoedigheid. Ze hebben een vrij negatief beeld van zichzelf. Zo van: we zijn niet meer relevant. Totdat ze met buitenstaanders spreken. Die zeggen: Wees trots op je traditie, kijk naar wat je te bieden hebt. Het is vervolgens een uitdaging om je missie in rond Nederlands duidelijk te maken en te laten zien dat ook christenen gewone mensen zijn met vragen en twijfels.”

Op de CHE komt u in aanraking met reformatorische christenen. Hoe kijkt u er als Nederlands gereformeerde tegen aan?

„Allereerst als medechristenen die serieus zoeken naar hun plaats in de samenleving. Ze maken daarin soms andere keuzes dan ik. In de media hebben ze het nogal eens zwaar te verduren. Ik heb altijd de neiging het voor hen op te nemen.”

En verder?

„Ik zie ook reactionaire krachten in de gereformeerde gezindte. Zo’n discussie over de Statenvertaling en de Herziene Statenvertaling begrijp ik vanuit mijn opvoeding, maar heeft radicale trekjes. Ik zie ook angst om weggezogen te worden door de moderniteit. Die vertaalt zich in het krampachtig vasthouden aan regels en voorschriften, bijvoorbeeld over kleding. Ik vind het een interessante vraag voor reformatorische christenen: wat hoort nu echt bij hun geloofsovertuiging en wat is traditioneel bepaald?”

Tot afgelopen voorjaar zat u in de raad van advies van het Nederlands Dagblad. Hoe gaat het met het ND?

Schaterlachend: „Wat moet ik daar publiekelijk over zeggen? De krant heeft het, net als andere kranten, moeilijk om zich staande te houden. In het verleden zette het ND zich vaak af tegen de evangelische beweging. Tegenwoordig let de krant meer op wat christenen met elkaar delen. Dat vind ik positief. Laat het ND zich maar ontwikkelen tot een algemeen christelijke krant, maar wel met een heldere identiteit.”

U bent voorzitter van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie. Wat zoekt een filosoof in de politiek?

„Aan alle politieke vraagstukken zit een levensbeschouwelijke kant. Of het nu om de participatiesamenleving, het vluchtelingen­vraagstuk of de economische crisis gaat. De filosofie geeft levensbeschouwelijke diepte aan het debat. Het wetenschappelijk instituut heeft de taak de partij bij de les te houden. De ChristenUnie moet blijven denken vanuit het christelijk-sociaal gedachtegoed. Er is onderscheid tussen kerk en staat, maar het geloof speelt op alle terreinen van het leven een rol. Als we dat niet meer benadrukken, gaan politici zwabberen.”

Ziet u zichzelf al als Kamerlid?

Lachend: „Zéker niet als Tweede Kamerlid. Ik ben een denker, reageer wat secundair en zoek altijd de nuance. Ik kan wel pontificaal voor een waarheid staan, maar ben geen haantje in het debat. Ook al krijg ik een podium, het past van nature niet bij mij om in het openbaar op te treden. Ik moet altijd een drempel over; het geeft onrust, spanning.”

U lijkt alles in huis te hebben om hoog­leraar te worden.

„Nee, ik ben generalist. Ik beweeg me op veel maatschappelijke terreinen, maar dat is in de wetenschappelijke wereld vandaag de dag niet direct een aanbeveling. Aan een universiteit moet je veel publiceren in internationale tijdschriften. Daar ligt niet mijn drive. Ik ben een levensbeschouwelijke filosoof, geen academische die alles wil weten van Kant of Aristoteles. Filosofie is voor mij het verbinden van het christelijk geloof met het dagelijks leven. Ik heb mijn baan op de VU bewust opgezegd en gekozen voor de CHE, omdat ik tussen professionals meer op mijn plaats ben. Ook al levert dit minder maatschappelijke status op.”

Waar wordt u blij van?

„Van een wandeling door Gods schepping. Met een verrekijker de natuur in.”

En boos?

„Van de manier waarop wij met de schepping omgaan. Slavoj Zizek, een marxistische filosoof, zegt: We kunnen ons het einde van de wereld makkelijker voorstellen dan het einde van het kapitalisme. Ik vrees dat hij gelijk heeft. We accepteren de vernietiging van de aarde als gevolg van onze economische belangen. Juist wij, christenen, zouden goed voor de aarde moeten zorgen, maar dat vinden we een links thema. We zijn bang dat we dan te horizontaal bezig zijn en niet meer aan het eeuwige leven denken. Maar een van de dingen die God zal vragen als wij voor Zijn rechterstoel staan, is dit: Hoe ben je met Mijn schepping omgegaan?”

Niet: Hoe ben je met Mijn Zoon omgegaan?

„Dat is voor mij een twee-eenheid. Christus is naar deze wereld gekomen. Hij had deze wereld lief. En wij maken er een puinhoop van. Dat is een slag in Zijn gezicht.”

Ooit citeerde u de Deense theoloog en filosoof Kierke­gaard: Ironie en zelfspot kenmerken de ware gelovige. Die uitspraak heeft uw hart?

„Niet de christen, maar Christus staat in het middelpunt. Daarom moet een christen zichzelf niet al te serieus durven nemen.”

Lukt het u?

„Ik oefen dagelijks.”


Levensloop Jan van der Stoep

Jan van der Stoep (Barendrecht, 1968) groeit op in een vrijgemaakt gereformeerd gezin, als oudste van vier kinderen. Hij studeert biologie aan de Landbouwuniversiteit Wageningen en filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij promoveert aan de VU op de betekenis van de Franse filosoof Pierre Bourdieu voor de multiculturele samen­leving. Van der Stoep werkt achtereenvolgens bij de Nederlandse Spoorwegen, de VU, het Instituut voor Cultuurethiek en de Christelijke Hogeschool Ede. Daar is hij op dit moment lector op het snijvlak van religie, media en samenleving. Van der Stoep is getrouwd en heeft drie kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer