Werkgevers stimuleren hun werknemers volgens TNO Arbeid onvoldoende om meer aan bewegen te doen. Tussen 1996 en 2003 is het aantal bedrijven dat sporten en wandelen tijdens en na het werk stimuleert, blijven hangen op gemiddeld 14 procent. Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerde enquête van TNO Arbeid onder duizend bedrijven.
Vooral de aandacht van kleinere bedrijven, waar het gros van de Nederlanders werkt, is verslapt. Van de ondernemingen met vijftig tot honderd werknemers in dienst zei 9 procent vorig jaar bewegen te stimuleren, terwijl dat in 1996 nog 12 procent was. „Bij bedrijven met minder dan vijftig medewerkers hoef je met deze vraag helemaal niet aan te komen", aldus V. Hildebrandt van TNO Arbeid.
Bij grotere ondernemingen is de aandacht voor bewegen wel gegroeid. Van de bedrijven met honderd tot vijfhonderd werknemers zei 18 procent vorig jaar het personeel te hebben gewezen op verbetering van de fitheid, tegen 14 procent in 1996. Circa 40 procent van de werkgevers met meer dan vijfhonderd mensen op de loonlijst bood in 2003 zijn werknemers een ’bedrijfsbewegingsprogramma’ aan. In 1996 was dit nog ruim eenderde.
TNO Arbeid benadrukt dat het stimuleren van sporten en wandelen een relatief goedkoop en effectief middel is om het ziekteverzuim onder het personeel te verminderen. Volgens het onderzoeksinstituut valt er voor werkgevers winst te behalen als hun werknemers tenminste vijf dagen per week minstens een half uur matig intensief bewegen, bijvoorbeeld door een stevige wandeling tijdens de lunch te maken.