CALAIS. Calais heeft ruime ervaring met migranten. De eerste grote groep arriveerde er eind jaren negentig, vertelt een taxichauffeur op weg naar het migrantenkamp in de duinen: Joegoslaven die de oorlog in hun geboorteland ontvluchtten. De huidige vluchtelingen komen uit allerlei windstreken.
De meeste ritten van de taxichauffeur, een man van middelbare leeftijd, gaan naar de ”Nieuwe Jungle”, zoals het duinengebied met tenten is gedoopt. Het huidige kamp is de opvolger van de ”Jungle”, dat jaren geleden door de Franse autoriteiten met de grond gelijk werd gemaakt. Ook eerdere kampen werden platgewalst door bulldozers. De taxichauffeur vindt de toestroom van vluchtelingen slecht voor het aanzien van zijn stad. „Mijn dochter studeert in Lille. Als medestudenten horen dat ze uit Calais komt, kijken ze haar verschrikt aan. „Dat is toch die plaats met al die migranten?” vragen ze dan. Ik heb familie wonen in Zwitserland. Ook zij zien op het journaal de beelden van migranten in Calais. Dat is geen reclame voor onze stad.”
Joegoslaven zijn er in augustus 2015 niet meer in het kamp. Wel Syriërs, heel veel Syriërs. Verder Irakezen, Afghanen en talloze migranten uit Afrikaanse landen. Dinsdag om 15.00 uur staat er aan het begin van het kamp een lange rij voor een witte Renaultbus. Vrijwilligers van de mensenrechtenorganisatie L’Auberge des Migrants delen voedsel uit. In de dozen en vuilniszakken in de auto zitten water en brood, evenals aardappelen en groente.
Voordringen
Niet duidelijk is welke regels er bij het uitdelen van het voedsel worden gehanteerd. Sommige migranten nemen een hele doos mee, anderen hebben genoeg aan een stokbroodje. Een jonge tiener, in spijkerbroek en een zwarte jas met capuchon, loopt triomfantelijk weg met in zijn armen een bos fel oranje wortelen. Eén regel geldt er in elk geval: voordringen mag niet. Een Afrikaanse jongen die dat probeert, wordt door een oudere blanke man uit de rij geplukt. „Schaam je”, roept hij hem meerdere malen verontwaardigd toe. De jongen lacht wat besmuikt, maar leert er duidelijk niet van. Vijf minuten later wordt hij opnieuw betrapt.
Lang niet alle kampbewoners staan in de rij. Twee meisjes komen van buiten het kamp het terrein opgelopen. Uit de broekzak van de een klinkt muziek. Twee andere meisjes hebben hout gesprokkeld in de bossen en brengen het naar hun tent om er hun vuur mee aan te maken. Een paar meter verderop is een jongeman al eten aan het klaarmaken boven de vlammen. Op een grote witte steen zit een donkere vrouw, fleurige hoofddoek om. Met een mes dat glinstert in de zon fileert ze een oranje meloen, die ze vervolgens met smaak verorbert. Een groepje Afrikanen trapt een balletje. Zo nu en dan passeert er iemand op een veel te kleine fiets. Dat maakt het trappen op het zanderige duinpad er niet gemakkelijker op. Eén jongen komt sowieso niet meer hard vooruit. Hij zit in een rolstoel. Artsen van Médicins du Monde (Dokters van de Wereld) betasten zijn been dat in het verband zit en informeren in het Engels hoe het gaat.
Dronken
De Nieuwe Jungle telt naar schatting 3000 inwoners, maar niemand weet of dit aantal klopt. Ze leven in groepen –meestal ingedeeld naar etniciteit– op een oppervlakte van zo’n 160.000 vierkante meter. Dagelijks vertrekken er migranten. De tentjes die vrijkomen, worden weer betrokken door nieuwe vluchtelingen. Rondom de tenten, waarvan de zeilen klapperen in de wind, zitten hoofdzakelijk mannen, hoewel er ook vrouwen en jongens en meisjes in het kamp wonen. Op struiken liggen kleren te drogen in de zon. Overal ligt afval.
Tussen de tenten waar de bewoners verblijven, zijn met boomstammen, pallets, gaas en tentzeil grotere bouwwerken gemaakt. ”Afghan flag restaurant”, staat er op een van de tenten. Het blijkt om een heus restaurant te gaan en de prijzen liegen er niet om: een gekookt ei kost 2,50 euro. Er zijn meerdere restaurants op het terrein. Ook zijn er een supermarkt en zelfs een bar. Ernaast hoopt een enorme berg afval zich op. In een winkelwagentje liggen lege blikjes bier. Vooral Sudanezen blijken niet vies van het gerstenat. Rond vier uur ’s middags ontstaat er even opschudding als na wat duw- en trekwerk plotseling een jonge Sudanees op het duinpad neersmakt. Terwijl hij op de grond ligt, geeft een landgenoot hem een paar rake trappen na. Uiteindelijk loopt het met een sisser af. Volgens omstanders gaat het om dronken Sudanezen.
Tussen de restaurants en andere provisorische winkeltjes staan hier en daar houten toiletten, die niet al te fris ruiken. Aan douches is evenmin gebrek. Ook heeft iemand er een caravan geparkeerd. Op een papier op de gesloten deur staat dat je er op doordeweekse dagen ’s morgens tussen 6.00 en 9.00 uur fietsen kunt laten repareren. In tegenstelling tot andere winkeltjes kost het niets.
Schoenen uit
Wat ook gratis is: kerkbezoek. Eritreeërs en Ethiopiërs hebben met oude planken een kerkje getimmerd. Eromheen is een wit tentzeil gespannen. Boven op de stellage staat een houten kruis. Een kerkklok ontbreekt niet. Naarbinnen gaan is toegestaan maar, zo zegt een jonge Afrikaan, „schoenen uittrekken is verplicht.” In het gebouw is niemand. Er staat een altaar en er hangen portretten van onder meer Jezus en Maria aan de muur. De aankleding van het gebouw is opvallend. Op de vloer liggen tapijten en kleedjes. Het geheel vormt een groot contrast met de tentjes waar de meeste migranten in bivakkeren.
„Meeste migranten blijven in Frankrijk”
Een tentenkamp met restaurants, een bar, een kerk en andere voorzieningen die niet strikt noodzakelijk zijn; hoe rijmt zich dat met de gedachte dat elke vluchteling in Calais naar Engeland wil?
Die veronderstelling klopt ook niet, zegt Eritreeër Tesfagabr Tesfaslassie (29). Hoewel hij inderdaad het Kanaal wil oversteken, behoort hij naar eigen zeggen tot een absolute minderheid. Berichten van zo’n 2000 migranten in de tunnel spreekt hij tegen. „Vooral de hoger opgeleiden die Engels spreken, willen naar de overkant. Dat zijn er maximaal 600. De meerderheid van de mensen blijft in Frankrijk, heeft zelfs al asiel aangevraagd.”
Diverse mensen bevestigen zijn verhaal. De Eritreeër begrijpt wel dat (onder anderen) de uitbater van de tunnel het getal 2000 in de mond neemt. „Hij overdrijft. Vermoedelijk wil hij een tegemoetkoming van de Europese Unie.”