Binnenland

Achter de poort van landgoed Nijenrode gaat een andere wereld open

Het is een hete zomerdag, zo één waarop de temperatuur boven de 30 graden stijgt, maar tussen de oude bomen op landgoed Nijenrode is het koel. Aan het begin van een laan staat een eik uit 1798.

Clasina van den Heuvel

25 July 2015 18:45Gewijzigd op 15 November 2020 20:41
In de rozentuin van Nijenrode staat een gazebo: een ruim 10 meter hoog kunstwerk uit 1787 van ijzer, brons, messing en koper. Een „vernuftig automatisch mechanisme”, inmiddels verdwenen, zorgde er via brandglazen, draadjes, tandwielen en contragewichten v
In de rozentuin van Nijenrode staat een gazebo: een ruim 10 meter hoog kunstwerk uit 1787 van ijzer, brons, messing en koper. Een „vernuftig automatisch mechanisme”, inmiddels verdwenen, zorgde er via brandglazen, draadjes, tandwielen en contragewichten v

Het is koel en frisgroen en rustig op het landgoed, net ten zuiden van Breukelen, langs de N402 tussen Utrecht en Loenen aan de Vecht. „Je voelt hier de tijd”, zegt jonkheer Kees Beelaerts van Blokland. Hij is tuinarchitect, actief op het gebied van (historisch) groen en onderhoud en houdt van een eeuwenoud landgoed als dit. Zijn betbetovergrootmoeder was een Ortt van Nijenrode. Zelf woont hij op buitenplaats Vreedenhorst, aan de Vecht in Vreeland, waarvan hij „een moderne variant van een buitenplaatspark” realiseerde.

Hij kijkt omhoog naar de machtige kruin van een boom. „Wat daarboven zit, zit onder de grond ook”, zegt hij. „Ik bedoel: er is een relatie tussen dat ene takje en dat ene worteltje. Als een boom iets mankeert, kijken we naar boven, maar eigenlijk zou je de wortels moeten zien.” De wortels van deze boom strekken zich ondergronds minimaal zo breed uit als de kruin, weet Beelaerts. Zo veel ruimte heeft een boom eigenlijk minimaal om zich heen nodig: van de boomspiegel, de diameter van de kruin op de grond. In woonwijken en plantsoenen en grasveldjes krijgt een boom doorgaans heel wat minder ruimte. „Wij denken dat het normaal is dat dit goed gaat”, zegt Beelaerts. „Maar dat is het niet, het is een wonder.”

Over het bruggetje bij de oude eik gaat de laan van Nijenrode over in jongere bomen, uit begin 1900. Lanen op land­goederen hadden van oudsher te maken met status, schrijft Hilde Huizenga in ”Oogst van de landschappen van rivieren en kust” (Peredour, 2014). „Hoe langer en hoe meer rijen hoe belangrijker.” Tegelijk werden ze aangelegd om het economische nut: na verloop van tijd werden de bomen gekapt voor het hout.

Om een mooie rij eikenbomen te krijgen, moeten de jonge bomen tegelijk worden aangeplant, weet Beelaerts. Ze hebben aan alle kanten licht nodig bij het opgroeien. Hij wijst op een vreemde eend in de bijt van de rij: „Hier is later een linde tussengezet, dat gaat goed.” Maar een jong eikje tussen de oude reuzen zou het niet hebben gered.

Tuinbazen

Op Nijenrode gaan verleden en toekomst hand in hand. In de verschillende gebouwen op het terrein blokken studenten van Nyenrode Business Universiteit voor een carrière in de zakenwereld. Blikvanger op het landgoed is het 13e-eeuwse kasteel.

Achter het kasteel ligt de parkachtige tuin, waarvan de eerste bekende aanleg uit de 17e eeuw dateert: toen werd er een renaissancetuin aangelegd van ruim 20 hectare groot. Delen van deze aanlegvorm zijn nog steeds terug te zien in het huidige park.

Met enige heimwee spreekt Beelaerts over de tuinbazen in vroeger tijden, die enorm veel kennis hadden van de verzorging van de tuin, en daardoor een behoorlijke status hadden. „Zo jammer: veel technische kennis werd mondeling doorgegeven, maar is niet opgeschreven.”

Vlak bij het hertenkamp steekt een blauwe pauw het paadje over, kuikentjes rennen achter haar aan. Over de pauwen op het landgoed is een anekdote te lezen in het boekje ”From Nyenroy to Nyenrode” van de voormalige tuinbaas Gert Immerzeel. „Er leefde eens een dozijn pauwen op een mooi landgoed, met hun vrouwen en kroost...” Behalve aan de hennen en aan allerlei menselijke gasten showden de pauwen hun mooie veren ook aan kippen en konijnen die langskwamen, schrijft Immerzeel. Op een dag ontdekte een pauwenhaan de parkeerplek, met glanzende auto’s waarin hij zijn spiegelbeeld zag. Verbijsterd en geërgerd viel hij de soortgenoot op de auto aan, en de eigenaars van de bolides stonden een tijdlang voor een raadsel: wie veroorzaakte die schade?

In de wei staat een fraaie, hoge schuur. Het valt op: de bouwwerken in de tuin zijn meer dan zomaar schuurtjes. De oude fazanterie moet een paleisje voor vogels geweest zijn, dat is nog steeds te zien. „Wat ik zo mooi vind, is de aandacht die aan alles werd besteed. Let op die latjes, paaltjes, sierelementen. Wij letten tegenwoordig erg op de kosten, maar sommige zaken zijn belangrijker. Goede materialen bijvoorbeeld, en een knap stuk ambachtswerk.”

Bomenboog

Schoonheid in de tuin was belangrijk voor de kasteelheren van vroeger, maar het nut net zo goed. Boomgaarden en moestuinen werden wat verder van het kasteel vandaan aangelegd dan bijvoorbeeld de rozentuin, maar ze waren er wel. Er werd niets weggegooid, zegt Beelaerts. „Gemaaid gras ging naar de dieren. Compost werd het zwarte goud genoemd. Er ging geen blaadje zomaar weg. Materialen en grondstoffen waren waardevol.”

Een andere combinatie van nut en schoonheid was de berceau, een pad met aan beide kanten heggen die bovenaan met elkaar zijn vergroeid en zo een boog vormen. Nijenrode heeft er één. Berceaus waren te vinden op landgoederen, bij kerken en in kloostertuinen. Een berceau laat een tuin groter lijken: „door de sterke lengterichting die de loofgang geeft”, aldus Huizenga in ”Oogst”. De bomenboog kwam al voor in de late middeleeuwen en gaf dames de gelegenheid buiten te wandelen zonder dat hun gezicht bruin zou worden. Rond de 18e eeuw kwamen er ook fruitberceaus.

Om goed te zien welke sporen de adel in het landschap achterliet, moet je even een landgoed bezoeken, een poort doorlopen, een ophaalburg oversteken. Daarachter gaat dan een andere wereld open –ver van stoffige asfaltwegen en stadse hitte-eilanden– van oude ideeën, te zien in kalm doorlevende bomen, binnen een ooit bedacht ontwerp en daarna door de eeuwen heen onderhouden (of verwaarloosd). Er is schaduw en er is zonlicht. Er bloeien zoet geurende rozen. Een boog van bomen breidt zich uit over zich haastig voort­spoedende mensen en geeft hun een plekje in de tijd, zoals geschiedenis dat doet.

Dit is het vierde deel in een serie over historische objecten of structuren in het landschap. Vandaag het thema ”Adel”.


Alleen voor grote tuinen

Een berceau past in elk type landschap, maar hoort volgens Hilde Huizenga alleen thuis op een landgoed of buitenplaats of in een grote tuin met een monumentaal huis. Geschikt voor de boog zijn onder andere de (haag)beuk, klimop, appel- en perenbomen, rozen en blauwe regen.

Een boom dwingen tot een bepaalde vorm heeft geen zin, aldus Huizenga: „De berceau wordt hol, de bomen zullen zich blijven verzetten en het geheel sterft vroegtijdig.” Al mag ondersteunen met hekwerk of stokken wel. Erg belangrijk: het juiste snoeiwerk, vooral de eerste jaren. „Daarna kan zo’n berceau eindeloos mee.”


Doolhoven, ha-ha’s en gezellige hutjes

Op een landgoed heb je tenminste de ruimte om eens wat extra’s te doen met de tuin. Dat deden adellijke mensen dan ook.

Tussen 1680 en 1730, en later tussen 1880 en 1940, werden er veel doolhoven aangelegd: van taxus, haagbeuk, huls, thuja, beuk, buxus of liguster. Nederlandse doolhoven komen uit die laatste periode. Doolhoven zouden de menselijke levensweg symboliseren.

Een ha-ha is een droge gracht met een steile rand. Zo’n kuil moest het wild uit de tuin houden zonder dat het zicht vanuit het huis werd belemmerd.

Romantische elementen laten bouwen in de tuin: dat was iets van de 19e eeuw. Zo verrezen er schijnbare grotten, schijnkapellen, kluizenaarshutten en ruïnes: folly’s. Een kenmerk van een folly is dat het bouwwerk iets anders suggereert te zijn dan het is, aldus Kees Beelaerts. Zo’n plek was geschikt om je even af te zonderen. „De behoefte aan afzondering moet algemeen zijn geweest, want veel landgoederen hebben hiervoor ruimte gemaakt. Sommige van deze folly’s waren zelfs alleen met een pontje bereikbaar. Het waren erg gezellige hutjes. Ieder buiten zou er een moeten hebben.”

Hilde Huizinga geeft deze voorbeelden in haar boekenserie ”Oogst”: over de cultuurhistorie van het landschap.


Help mee op een buitenplaats

Wat heb je aan adellijke tuinideeën als je een achtertuintje van enkele vierkante meters hebt, of een balkon? Word vrijwilliger op een buitenplaats in je buurt, adviseert Kees Beelaerts. Hij droomt van vrijwilligers die bereid zijn cursussen te volgen en die meehelpen om de cultuur van buitenplaatsen te behouden – want het onderhoud van een landgoed is erg veel werk.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Natuurhistorie

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer