UTRECHT. De Rooms-Katholieke Kerk mag dan vasthouden aan de exclusiviteit van haar eigen kerk, ze staat opvallend open voor „alles wat goed en waar” is in niet-christelijke religies.
„De Geest van God is ook actief buiten de kerk”, zo staat te lezen in ”In dialogue, with people of other religions and philosophies”, een uitgave van het secretariaat van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. De publicatie is vorige maand tijdens de vergadering van de Nederlandse Bisschoppenconferentie door de nuntius, aartsbisschop Aldo Cavalli, in ontvangst genomen. Vooraf was het document voorgelegd aan de Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog in Rome. De adviezen en suggesties van de raad zijn er vervolgens in verwerkt.
Auteur is drs. Berry van Oers, secretaris van de landelijke rooms-katholieke Contactraad voor Interreligieuze Dialoog. Hij gaat in op de grondslagen, doelen en praktijk van de dialoog aan de hand van belangrijke Vaticaanse documenten die de afgelopen vijftig jaar verschenen zijn op het gebied van de interreligieuze dialoog, van paus Paulus VI tot en met paus Franciscus. Het is een halve eeuw geleden dat het tweede Vaticaanse concilie –in 1965– de verklaring ”Nostra Aetate” uitgaf, over de houding van de Rooms-Katholieke Kerk (RKK) ten opzichte van andere godsdiensten en levensbeschouwingen.
In Nostra Aetate spreekt de RKK uit dat zij niets verwerpt van datgene wat in de niet-christelijke godsdiensten „waar en heilig” is. De kerk moet echter wel blijvend verkondigen de Christus, in Wie de mensen de volheid van het godsdienstig leven vinden en in Wie God „alles met Zich heeft verzoend.” De kerk kijkt in deze verklaring ook met waardering naar moslims, „die de ene God aanbidden, de levende en uit zichzelf bestaande, de barmhartige en almachtige, de Schepper van hemel en aarde, die gesproken heeft tot de mensen.”
Sinds Vaticanum II is de interreligieuze dialoog geïnspireerd door de Drie-eenheid als oermodel, schrijft Van Oers. De liefde van de Vader kent geen grenzen. „Allen zijn kinderen van dezelfde Vader, die mensen tot broeders en zusters maakt.” God wil dat alle mensen de verlossing bereiken, zelfs wanneer zij zich (nog) niet bewust zijn van Jezus Christus en de werkingen van de Heilige Geest. De Geest werkt niet alleen in de harten van mensen, maar ook in culturen en religies.
De RKK hecht grote waarde aan de vrijheid van religie en de waardigheid van de mens, twee belangrijke uitgangspunten voor de interreligieuze dialoog, stelt Van Oers. De zoektocht naar de waarheid kan immers niet onder dwang plaatsvinden. De publicatie knoopt aan bij de diepste inzichten van de menselijke geest in zijn zoektocht naar God en de zin van het leven. „Deze zoektocht verbindt gelovigen van verschillenden geloofsrichtingen.”
Spanning
De documenten van de RKK in de afgelopen vijftig jaar laten volgens de auteur een voortdurende spanning zien tussen de erkenning dat Gods Geest ook buiten de kerk werkzaam is, anderzijds dat de verlossing „niet volledig” buiten de kerk is gerealiseerd en dat daarom verkondiging noodzakelijk blijft. „Soms ligt de nadruk op dialoog, dan weer op de prediking”, aldus Van Oers. Deze twee essentiële motieven moeten in balans blijven. „Wat van belang is, is het geloof dat God alle mensen wil redden én het besef dat Jezus Christus de universele middelaar van de verlossing is.”
Dialoog kan niet zonder getuigenis. Dit leidt volgens Van Oers niet tot uniformiteit, maar versterkt juist de identiteit. Christenen hoeven niet bang te zijn hun overtuigingen kwijt te raken in hun dialoog. Integendeel, voor een dialoog is juist een sterke godsdienstige overtuiging nodig. „Wanneer iemands eigen geloof niet sterk genoeg is, kan dit leiden tot een defensieve of zelfs agressieve houding.”
De stelling dat niet-christenen ook „gered” kunnen worden betekent niet dat alle godsdiensten gelijk zijn, aldus de uitgave. De RK-Kerk verwerpt syncretisme en relativisme. Christus, geloof, doop en de kerk zijn noodzakelijk, al kan Christus door de Geest mensen een „mysterieuze verbinding met de kerk zonder officieel lidmaatschap” geven.
Er is volgens Van Oers een breuk met de periode vóór Vaticanum II. Toen werd de „vervullingstheorie” aangehangen: de niet-christelijke religies vormen een voorbereiding op het Evangelie en hebben geen directe betekenis voor de verlossing. Tijdens Vaticanum II keek de kerk met andere ogen naar zichzelf, de wereld en de andere religies. Zij beschouwde zichzelf als „Gods volk onderweg” en de wereld als Gods goede schepping, waarin Zijn Geest overal werkt. Dat leidde tot een meer open houding ten opzichte van de andere religies. De dialoog bouwt relaties tussen mensen op in plaats van het uitwisselen van woorden. „Wederzijds begrip is een poging om de ander te verstaan op de manier waarop deze ander zélf verstaan wil worden.”