Rijk Arends (37) uit Opheusden won al vaker bij verhalenwedstrijden. „Maar spannend blijft het, bij zo’n uitreiking.” Deze keer won hij met ”Brief aan Ayisha”.
Hij heeft al drie boeken klaarliggen. Eén jeugdboek, twee romans. Nu nog een uitgever.
Overdag staat hij voor de klas: hij is meester van groep 8, op De Hervormde School in Opheusden. En daarnaast schrijft hij. Vijfhonderd woorden, elke dag. Daarna stopt hij. Ooit reserveerde hij vakanties voor het schrijfwerk en ging hij keihard aan het werk. „Dat werkte niet voor mij.”
Hoe belangrijk is schrijven voor je?
„Ik zal je zeggen: tot mijn 20e heb ik geen literair boek gelezen. In de tijd dat ik de avondpabo ging doen, las ik de boeken over Asjer Lev, van Chaim Potok, en daarmee begon mijn waardering voor goed geschreven verhalen. Ik deed een keer mee met een verhalenwedstrijd, vergat dat ik had meegedaan – en won. Zo begon het, en ik heb er veel plezier in. Ik sloot me aan bij een schrijfclub, en toen bleek dat ik er eigenlijk nog niks van kon. Op die club kreeg ik jarenlang veel feedback, daar deed ik wat mee, en soms ook niet, en ik leerde van alles over technieken.’
Wat is het geheim om verder te komen?
„Maak meters: schrijf. En: beperk jezelf ook. Voor mij betekent dat: 500 woorden per dag, niet méér, maar die 500 moeten er wel komen. En als laatste: kijk, observeer, denk na. Dat gebeurt vooral als je niet schrijft. Schrijven doe je ook als je hardloopt.”
Hoe zit dat, met die blik van een schrijver? Hoezo kijkt hij anders?
„Het heeft te maken met een gevoeligheid voor dingen die je ziet… Zoals bij dat voorbeeld dat Christine Stam vrijdagavond gaf, over haar dochter die naar celloles ging en de gedenktegel die oplichtte in de stoep: zaken die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben ga je combineren. Ik moet zelf wel eens uitkijken dat ik niet meer let op de mensen dan op wat zij te zeggen hebben. Verder is het een creatief proces dat niet altijd helemaal te volgen is. Maar de kern is dat ik iets moois wil maken. Dat is wat ik wil: iets moois maken.”