Gevluchte Pakistaan steunt landgenoten
Berichten over aanslagen op kerken in Pakistan volgt hij op de voet. Zelf vluchtte Sylvester Bhatti in 1999 naar Nederland, nadat hij als christen was bedreigd. Een van zijn broers vond later in zijn vaderland de dood. Vanuit Dronten zet Bhatti (49) zich nu in voor landgenoten in nood.
In de Pakistaanse stad Lahore was het afgelopen maand weer raak. Op een zondagochtend kwamen bij aanslagen op 2 kerken 21 mensen om het leven en raakten zeker 70 personen gewond. Voor Bhatti onderstreept het opnieuw de gevaren waaraan christenen in zijn vaderland blootstaan.
De bijkeuken van zijn rijtjeswoning in de Flevopolder verbouwde de vluchteling –getrouwd en vader van twee kinderen van 16 en 20 jaar– tot kantoor. Aan de muur hangt zowel een landkaart van Nederland als van Pakistan. Een andere wand woont toont meer dan honderd foto’s van mensen in het Zuid-Aziatische land. Sommige van hen zijn bij aanslagen om het leven gekomen.
Gediscrimineerd
Bhatti groeit met zes zussen en vier broers op in het Pakistaanse district Lahore. Hij schetst het beeld van een klein dorp met negentig gezinnen. De christenen onder hen, zo’n vijftien families, wonen aan de rand. Vader werkt voor de kleine rooms-katholieke parochie. „Eén tot twee keer per jaar kwam er een priester. Verder deed mijn vader al het werk in de kerk. Mijn moeder naaide kleren en verkocht die. We waren arm.”
De Pakistaan spreekt van een „eenvoudig leven. We hadden geen gas en elektriciteit, dus ook geen televisie of koelkast. In een klein keukentje zaten we met z’n allen op de grond rond de kachel. We stookten hout of een van koeienpoep gemaakt brandmiddel. Ik stelde me voor dat de mensen in het Oude Testament, in Genesis, ook zo leefden.”
Als kind loopt Bhatti dagelijks 2,5 kilometer naar de basisschool een dorp verderop. Dat hij les krijgt, is bijzonder. „De kinderen uit andere christelijke gezinnen gingen niet naar school. Hun ouders vonden het niet belangrijk en waren vaak ook te arm om onderwijs te betalen.”
Op 14-jarige leeftijd ervaart Bhatti voor het eerst dat hij als christen wordt gediscrimineerd. „Een docent vroeg me thee voor hem te halen, maar ineens riep hij me terug: „Oh nee, jij bent christen. Je mag mijn kopje niet vasthouden.” Later mocht ik niet deelnemen aan sommige schoolactiviteiten, zoals een landelijke zangcompetitie.”
Zondagsschool
Vanaf zijn zeventiende volgt Bhatti een lerarenopleiding. Na-dat hij zijn diploma heeft gehaald, lopen diverse sollicitaties op niets uit omdat hij als christen niet welkom is op staatsscholen. Uiteindelijk krijgt hij een baan als docent op een rooms-katholieke school.
Via zijn vrouw komt Bhatti in aanraking met een protestantse kerk –een gemeente met meer dan duizend leden in Karachi– en sluit zich daarbij aan. „In de katholieke kerk doet de priester bijna alles, terwijl protestanten veel meer met de Bijbel bezig zijn. Dat paste beter bij mij. Ik werd evenals mijn vrouw actief op de zondagsschool en schreef daar boeken voor. In de weekenden zette ik me ook in voor verslavingszorg in sloppenwijken.”
In 1991 begint Bhatti een privéschool die openstaat voor alle gezindten. De school begint klein en telt uiteindelijk 400 leerlingen en 14 docenten. Dertig kinderen uit arme christelijke gezinnen ontvangen gratis onderwijs.
Er ontstaan problemen als een „extreem moslimgezin” eist dat twee van hun kinderen ook kosteloos les krijgen. Bovendien wordt Bhatti ervan beschuldigd dat hij moslims wil bekeren. „Dat was helemaal niet mijn doel”, zegt de oud-directeur. Hij weigert een door moslims opgestelde verklaring te tekenen waarin staat dat hij niet zal laten merken dat hij christen is.
Na diverse bedreigingen verkoopt Bhatti in 1999 zijn school, verlaat Pakistan en vraagt in Nederland asiel aan. Hij woont vier maanden in een asielzoekerscentrum (azc) in de regio Den Haag en verhuist dan naar het azc in Dronten, waar ook zijn vrouw en kinderen arriveren. Daar woont het gezin totdat het in 2004 een verblijfsvergunning krijgt. Bhatti besluit in de polder te blijven en betrekt een huis in Dronten. Het gezin sluit zich er aan bij de gereformeerde kerk vrijgemaakt.
Broer gedood
De vluchteling begint begin twee toko’s met Pakistaanse producten, in Dronten en Amstelveen. Daarnaast besteedt hij veel tijd aan het werk voor twee stichtingen die landgenoten in Pakistan en daarbuiten ondersteunen (zie ook artikel boven aan de pagina). In 2014 verkoopt hij de winkels om zich volledig op het toenemende werk voor deze organisaties te kunnen richten. Op dit moment heeft vooral de ondersteuning van Pakistaanse christelijke asielzoekers voor hem prioriteit. Zo bezoekt hij regelmatig afgewezen asielzoekers die in detentiecentra wachten op uitzetting.
In 2013 wordt een broer van Bhatti, die ook protestants is geworden, in Pakistan gedood. „Hij was pastor in Lahore. Toen hij op zijn motorfiets een van z’n kinderen naar school bracht, is hij doodgeschoten. Wie er precies achter de aanslag zat, weet ik niet. Mijn broer was al meer dan eens telefonisch bedreigd vanuit islamitische hoek.”
Over de impact die de dood van zijn broer op hem heeft, laat Bhatti niet veel los. Wel geeft hij aan boos te zijn op de politie, die „niets heeft gedaan met de aangifte van mijn broer na bedreigingen.” Intussen heeft hij ook zorgen om familieleden die nog in Pakistan wonen, onder wie zijn ouders. „Alle christenen in Pakistan lopen gevaar.”
Blasfemiewet
Bhatti wijst erop dat de in de loop der jaren aangescherpte blasfemiewet christenen steeds meer in het nauw brengt. „Veel christenen kunnen niet lezen en schrijven en hebben een eenvoudige baan als schoonmaker. Als ze een krant op de grond leggen waarin een Korantekst staat, kunnen ze al van blasfemie worden beschuldigd en de doodstraf krijgen. Als christen ben je heel kwetsbaar.”
Sinds de dood van zijn broer zegt Bhatti zich er extra van bewust te zijn dat hij elke dag als christen wil leven en zijn tijd wil benut- ten om aandacht te vragen voor de gevaren waarin Pakistaanse geloofsgenoten zich bevinden. „Vanuit deze kamer ben ik daar dagelijks druk mee. Ik doe wat ik kan voor mijn landgenoten. Mijn hart ligt nog steeds in Pakistan.”
„Te weinig aandacht voor situatie Pakistaanse christenen”
Armoede en laaggeletterdheid, maar vooral gevaar vanwege hun geloofsovertuiging. Daarmee hebben christenen in Pakistan te maken, zegt Sylvester Bhatti. De Pakistaanse vluchteling uit Dronten, die in 1999 naar Nederland kwam (zie het artikel hieronder), zet zich door middel van twee stichtingen fulltime in voor zijn landgenoten.
Bhatti vertelt dat de meeste christenen in Pakistan tot het arme deel van de bevolking behoren en dat ruim de helft analfabeet is. In 2006 richt hij The Saviour’s Welfare op, een stichting voor ontwikkelingswerk. Deze biedt 150 kinderen in de sloppenwijk Khaliq Nagar in de miljoenenstad Lahore gratis onderwijs en dagelijks een warme maaltijd. Ook is er een plek waar vijftig ouderen terechtkunnen om te eten, een spelletje te doen en naar christelijke films te kijken. Verder krijgen dagelijks ruim dertig patiënten medische zorg in een gezondheidscentrum.
Bhatti heeft geen plannen om het werk uit te breiden. „Kerken en christelijke scholen lopen in Pakistan steeds meer risico op aanslagen. We hadden eerst één bewaker bij de school, nu twee. Wat we hebben, probeer ik in stand te houden, maar uitbreiding heeft nu geen prioriteit.”
Op dit moment richt Bhatti zich vooral op hulp aan Pakistaanse christenasielzoekers in Nederland en daarbuiten. Hij is voorzitter van de Nederlandse tak van PECA (Pakistaanse Europese Christelijke Alliantie), die hun belangen behartigt en meer bekendheid wil geven aan de risico’s die christenen in Pakistan lopen. Veel Pakistaanse christenen vluchtten de afgelopen jaren naar Sri Lanka en Thailand. Tijdens hun asielprocedure krijgen ze geen onderdak.
Bhatti huurde enkele woningen in Sri Lanka, waar nu zo’n 150 Pakistanen verblijven en voedsel krijgen. Daarnaast biedt hij steun aan nog ruim vijf Pakistanen die zelf woonruimte vonden. Telefonisch en via Skype biedt hij geloofsgenoten in zowel Sri Lanka als Thailand hulp in hun asielprocedure. Het baart hem grote zorgen dat Thailand van plan is honderden Pakistaanse christenen terug te sturen naar hun land.
Bhatti vindt dat Nederlandse kerken en christenen te weinig aandacht hebben voor de risico’s die christenen in Pakistan lopen. Hij werkte mee aan de vorig jaar aan minister Koenders overhandigde SGP-nota ”Een ongemakkelijke waarheid”, over geloofsvervolging. Op zondag bezoekt hij van tijd tot tijd een kerkdienst in de wijde regio rond zijn woonplaats –Urk, Kampen, IJsselmuiden, Nunspeet, Almere– en probeert hij na afloop de kerkenraad te spreken. „Bellen of een brief schrijven, werkt niet. Daarom ga ik erheen.” Het blijkt lastig steun te krijgen voor zijn werk. Blij is Bhatti met contacten met de gereformeerde gemeente in Nunspeet, waar een ontmoeting met het gezin A. van Engelen na een kerkdienst leidde tot intensieve samenwerking. Adrie van Engelen is nu actief als ambassadeur van PECA.
Asielzoekers uit Pakistan
Uit cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) blijkt dat vorig jaar 183 Pakistanen in Nederland hun eerste asielverzoek indienden, 23 meer dan het jaar ervoor. Onder hen zijn christenen die zeggen in hun land gevaar te lopen vanwege hun geloof.
Sinds januari worden de Pakistaanse christenen officieel als „risicogroep” aangemerkt. Op grond van een ambtsbericht van eind november stelde toenmalig staatssecretaris Teeven dat er in Pakistan „een toename is van het aantal mensenrechtenschendingen waar christenen het slachtoffer van zijn geworden.” Dat wil niet zeggen dat christelijke asielzoekers uit Pakistan automatisch een verblijfsver-gunning krijgen. Van belang blijft vooral dat ze aantonen dat ze persoonlijk gevaar lopen. Sommige Pakistaanse christenen krijgen geen vluchtelingenstatus. Een deel van hen duikt onder uit angst voor uitzetting.
In de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors staat Pakistan zowel dit jaar als vorig jaar op de achtste plaats. Afgelopen maand kwamen op een zondag bij aanslagen op twee Pakistaanse kerken in de Lahore 21 mensen om het leven. De verantwoordelijkheid voor de aanslagen is opgeëist door de taliban.