In Zwijndrecht is deze week de Stichting Dutch Baroque gelanceerd, een initiatief van musicus Gerard de Wit. Daarmee gaat hij in het spoor van de oudemuziekbeweging: barokmuziek uitvoeren „zoals de componist het heeft bedoeld.”
De stamboom aan de muur in zijn woonkamer illustreert De Wits droom. Het is een genealogie van musici, te beginnen in de late middeleeuwen, via Sweelinck, de Noord-Duitse meesters, Bach en zonen en tijdgenoten via de negentiende eeuw naar de historische school van Gustav Leonhardt en Ton Koopman, en, helemaal onderaan, Gerard de Wit. Hij is de laatste Nederlandse conservatoriumleerling van Koopman.
Diens naam en die van zijn vrouw Tini Mathot vallen geregeld in het gesprek – voorbeelden en inspirators voor De Wit. „Ton zegt regelmatig: Ik ben nu 70 jaar, het is belangrijk dat de oudemuziekbeweging wordt overgedragen aan een nieuwe generatie. Ik zie het als een zegen dat ik als leerling bij hem terecht ben gekomen. Bijzonder is ook dat mensen zoals hij, Jan Nuchelmans en Wilbert Hazelzet zich aan deze nieuwe stichting willen verbinden.” Met Koopman geeft De Wit binnenkort in Spanje een uitvoering met concerten van Bach en Vivaldi voor vier op twee klavecimbels.
En ook hijzelf slaagt erin de oudemuziekvonk te laten overspringen op jongeren. „Een leerling van mij heeft als eindwerkstuk voor het gymnasium een klavecimbel gebouwd. Iedereen verklaarde hem natuurlijk voor gek. Hij kwam bij mij de maten opnemen van mijn Kroesbergen-klavecimbel. Maar hij heeft het voor elkaar gekregen, heel bijzonder! Ik heb zijn klavecimbel ingespeeld op het gymnasium, en kreeg toen die stamboom als bedankje. Dat zou, zei de leraar, al een profielwerkstuk op zichzelf kunnen zijn.”
Topdocenten
De Stichting Dutch Baroque richt zich op muziek uit de barok – de periode 1600 tot 1750. Ze wordt aangestuurd door een bestuur en bestaat uit diverse ensembles: een barokorkest, een koor, een jeugdkoor en een academie – alle getooid met klinkende namen: Baroque Orchestra, Vocal Consort, Junior Singers en Baroque Academy.
„In de stichting komen dingen samen die ik al heb gedaan”, zegt artistiek leider Gerard de Wit. „Het orkest, het professionele onderdeel, bestaat onder anderen uit vrienden die ik ken van het conservatorium. Ook heb ik contact met diverse conservatoria om goede spelers te vinden. Vocal Consort is een voortzetting van Camerata Musicale. De Junior Singers concerteren op projectbasis en repeteren met mijn vrouw Johanneke en Johanna van Rees, zij werken aan stemvorming, muziektheorie en presentatie. En met de Baroque Academy willen we lessen aanbieden van gekwalificeerde topdocenten, mensen met wie je, behalve op het conservatorium, niet zomaar in aanraking komt.”
Financiering
Een nieuwe ambitieuze stichting – is dat financieel haalbaar, nu Nederland sterk bezuinigt op cultuur? De Wit relativeert. „Financiële problemen waren er al in de tijd van Bach, en je ziet ze in onze tijd ook bij topmusici. Onze inkomsten zijn vooral gebaseerd op entrees bij concerten en sponsoring door bedrijven. We willen ons niet afhankelijk maken van de overheid. Als ik zie hoeveel mensen er nu al achter het concept staan, geloof ik erin. Musici willen werk en gaan niet meer voor de hoofdprijs. We kijken per project wat de mogelijkheden zijn. Er is geen vast verdienmodel.”
En vist een stichting als Ars Musica niet in dezelfde vijver? Op de vraag of het lukt voldoende onderscheidend te zijn, wijst De Wit op het specialisme. „Wij beperken ons tot de oude muziek. Ars Musica bijvoorbeeld werkt met moderne instrumenten, wij met historische: een traverso (houten dwarsfluit), een barokhobo (zonder kleppen), een barokviool (met darmsnaren). Je bent met andere instrumenten en dus ook met andere mensen bezig.”
Die aandacht voor de historische uitvoeringspraktijk vraagt veel onderzoek, verzekert hij. „Ik verdiep me graag in onderwerpen om de muziek beter te interpreteren. Duitsland, Frankrijk, Engeland, ze hadden allemaal een eigen manier van versieren. Sweelinck schreef een speciale vingerzetting voor. Of neem de Valotti-stemming, een manier van instrumenten stemmen in de late achttiende eeuw. Die is door Bach niet gebruikt, want toen bestond die stemming nog niet. Terwijl die wel algemeen wordt geaccepteerd en gebruikt! Ook componeren vind ik een belangrijk onderdeel. Ik componeer zelf in oude stijl. Er zijn veel musici om me heen die geen noot schrijven. Voor mij ligt componeren in het verlengde van musiceren, zodat je zelf die muzikale taal ook spreekt.”
Van modernere uitvoeringen van oude muziek is De Wit niet gecharmeerd. „Bach op piano? Ik geloof niet dat hij dat mooi gevonden zou hebben. Bach heeft de piano van zijn tijd gekend – dat was de pianoforte. Via Frederik de Grote kwam hij ermee in aanraking. Maar hij hield het instrument op afstand. Als hij die piano al niet mooi vond, denk ik dat hij de huidige piano ook niet mooi zou hebben gevonden.”
Zondag
Met de nieuwe stichting wil De Wit niet alleen Bach, maar ook onbekendere componisten zoals Bruhns, Kuhnau, Graupner, Fasch en Agricola naar voren halen. „Dit jaar hebben we diverse concerten gepland. Zo gaan we met Vocal Consort zingen in de gereformeerde gemeente van Gouda. Dan zal ook mijn vijfde psalmenbundel worden gepresenteerd.”
Dat juist de concertpraktijk op zondag bloeit, weet De Wit, maar daarover is hij helder. „Heel eenvoudig: de stichting geeft geen concerten op zondag. Het kan ook niet, omdat ik als musicus werkzaam ben in de erediensten. Maar als je denkt aan Bachs tijd, waarin muziek een waardevol deel van de liturgie was, denk ik: Was ik maar in die tijd geboren.”
En als er een uitnodiging komt van het Concertgebouw om op zondag te concerteren? „Ik gebruik die dag graag om me te verdiepen in en te verbinden met het Leven.”
Johannes Passion
Op 14 maart vindt het presentatieconcert van de Stichting Dutch Baroque plaats met een uitvoering van de Johannes Passion in de Oude Kerk van Zwijndrecht. Kaarten voor dit debuutconcert zijn te koop via de website van de stichting en in de kerk voor aanvang van het concert.