Van der Staaij en Van Raak over goed en kwaad in de politiek
Waar draait het om in de politiek? Om wetten en moties, om verkiezingen en formaties, om winst en verlies. Maar bovenal gaat het op het Binnenhof over ethiek. Wat is voor een politicus eigenlijk goed en wat kwaad? Uit welke bronnen put hij zijn moraal? En welke richting moet het volgens hem op met Nederland? Vandaag het slot van een drieluik.
De markt is de mammon van onze tijd
Ronald van Raak (45), SP, acht jaar Kamerlid. Religie: rooms-katholiek.
Het kwaad
„Wereldwijd gezien bestaat het grote kwaad natuurlijk uit aanslagen, zoals die van deze week in Parijs. Zulke bewuste terreuracties maken de meest duistere tekorten zichtbaar die schuilgaan in de mens. Bij het kwaad in de Nederlandse politiek denk ik vooral aan de hooghartigheid die de manier van leidinggeven van veel kabinetten in de afgelopen decennia heeft gekenmerkt. Dat is een soort van kwaad dat vooral voortkomt uit het overschatten van de mens.
Nederland runnen als een bedrijf was onder meer de stijl van de paarse kabinetten-Kok. Wij, managers, lossen praktische problemen op; dat was het idee van de paarse ministers. Gesteund door D66, ChristenUnie en SGP trekt het kabinet-Rutte II die lijn volop door. Lopen de zorgkosten uit de hand? Geen probleem; we bedenken wel even een wet die de vrije artsenkeuze inperkt. Kijk, burger, voortaan onderscheiden we drie polissen: a, b en c. Verzekeraars brengen die op de markt en u mag kiezen. Geweldig toch?
Het is een extreme variant van het verlichtingsdenken dat de politiek de oplossing voor de grote vragen waarmee we als samenleving worstelen op zo’n manier kan overlaten aan de markt. Burgers zijn niet te reduceren tot consumenten, die alle voor hen gecreëerde keuzes rustig op een rij zetten en dan in vrijheid kiezen. Dat is een misvatting. De realiteit is namelijk dat uitgerekend dit marktdenken tot nu toe voortdurend tot allerlei uitwassen heeft geleid. Kijk eens hoeveel bestuurders van banken, woningcorporaties, scholengemeenschappen of zorginstellingen zichzelf de afgelopen jaren te kijk hebben gezet als graaiers en gokkers met extreme bonussen of riskante fusies en overnames. Ze verwaarloosden het algemeen belang, plaatsten zichzelf boven de gemeenschap en gingen voor de snelle winst.
Het marktdenken stimuleert het maatschappelijk middenveld tot speculatief en risicovol gedrag. Het is dus een probleem en zeker geen oplossing. Mooier dan de paus het laatst in Brussel deed, kan ik het niet zeggen: De markt is de mammon van onze tijd.”
Mijn ideaal
„Veel bewindspersonen, ook die van dit kabinet, roepen graag dat ze voor hun beleid actief naar draagvlak hebben gezocht. Meestal bedoelen ze dan dat ze ergens aan het begin van een wetgevingsproces even een consultatieronde hebben ingelast, waarin burgers hun mening mochten geven. Minister Schippers van Volksgezondheid deed dat nog niet zo lang geleden in het kader van haar bezuinigingsbeleid. Dat heeft natuurlijk niets te maken met echte inspraak of burgerparticipatie. Ziekenhuizen gaan failliet of moeten belangrijke afdelingen sluiten. En de minister roept: Ik luister naar de burger, want ik heb een antifraude- en verspillingsmeldpunt ingesteld.
Mijn ideaal is een samenleving waarin niet de markt of de overheid, maar burgers zelf de organisatie en de koers van maatschappelijke organisaties in de publieke sector kunnen bepalen. Daarin hebben we nog een lange weg te gaan. In de gezondheidszorg zie ik het her en der van de grond komen. Denk maar aan kleinschalige thuiszorgorganisaties, zoals Buurtzorg Nederland. Of aan zorgcoöperaties waarin dorpsraden, gemeenten, woningcorporaties en zorgverzekeraars samen realiseren dat een belangrijke voorziening zoals een verzorgingshuis voor een kleine dorpskern behouden blijft.”
Mijn bronnen
„In de Amsterdamse Krijtberggemeente, die wordt bediend door de paters jezuïeten en waarvan ik lid ben, wisselen we regelmatig van gedachten over de vraag Wie Jezus was. Ik zie Hem als de grote Gelijkmaker, Die de bestaande orde trotseerde toen Hij Zich inzette voor de armen en verdrukten van die tijd. Jezus noemt de naastenliefde als de kern van Zijn gebod. Dat raakt aan de gulden regel ”Behandel anderen zoals je zelf behandeld wilt worden”, die je ook bij andere grote denkers aantreft en die ook voor mijn politieke handelen de leidraad is.
Mijn ideologie of bron is overigens niet primair religieus bepaald. SP-politici vinden elkaar in een gemeenschappelijk mens- en maatschappijbeeld. Tegenover het illusoire beeld van de rationele mens die in vrijheid kan kiezen wat voor hem of haar het beste is, plaatsen wij het beeld van de afhankelijke mens die onzeker is en vertrouwen zoekt in de ander. Dat mensbeeld roept zowel bij gelovigen als bij ongelovigen en zowel bij atheïsten als christenen breed herkenning op.”
De wereld
„De VVD-intellectuelen Van Hees, Van Schie en Van de Velde stelden vorig jaar: „Het neoliberalisme bestaat niet.” Ze schreven dat in het boek ”Neoliberalisme. Een politieke fictie”, dat afgelopen september verscheen. Misschien ben ik te optimistisch, maar onwillekeurig denk je dan toch terug aan de Den Uyl-lezing van 1995, waarin Kok riep dat de PvdA zijn ideologische veren moest afschudden. Veel sociaaldemocratische uitgangspunten van de PvdA zijn sindsdien bij het grofvuil beland. Ik hoop dat de uitspraak van Van Schie ook voor de VVD het moment markeert waarop de partij afscheid begint te nemen van de neoliberale ideologie
Een periode van 25 jaar neoliberalisme en marktwerking heeft in Nederland zeker haar tol geëist. Toch blijven opinieonderzoeken uitwijzen dat een meerderheid van de Nederlanders een Nederland wil waarin de inkomensverschillen niet al te groot zijn, burgers naar elkaar omkijken en gezamenlijk voorzieningen realiseren. Dat geeft mij enthousiasme en hoop.
Veelbelovend is natuurlijk ook dat we het als SP bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen en de daaropvolgende coalitieonderhandelingen goed hebben gedaan. Lokaal kunnen SP-bestuurders het verschil maken. Dat blijkt onder meer in Amsterdam, dat onder leiding van SP-wethouder Vliegenthart een stevige impuls heeft gegeven aan het armoedebeleid voor sociale minima.”
Ten diepste is het kwaad liefdeloosheid
Kees van der Staaij (46), SGP, zestien jaar Kamerlid. Religie: protestants (lid Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland).
Het kwaad
„Het grootste kwaad in de maatschappij is dat mensen van God los raken en zelf gaan bepalen wat goed en wat kwaad is. De profeet Jesaja waarschuwde daar al voor: „Wee degenen die het kwade goed heten en het goede kwaad.” Ik zie dit momenteel gebeuren. Wie het klassieke huwelijk verdedigt, wordt verketterd als iemand die schandalig discrimineert. En wie het leven in de moederschoot beëindigt, heet hulpvaardig en barmhartig. Dat is een totale omkering van waarden.
Nog even en je moet als oudere gaan motiveren waarom je nog verder wilt leven. Overdreven? Nou, als de een zegt: Ik ben een last voor mijn kinderen en een kostenpost voor de samenleving, geef mij maar een spuitje; kan de impliciete of expliciete vraag al snel zijn: Waarom doe jíj dat eigenlijk ook niet? Waar haal jij het recht vandaan om gewoon door te leven?
Duisternis licht noemen en licht duisternis leidt tot verschrikkelijke dingen. Dat 30.000 keer per jaar een compleet mini-mensje in de baarmoeder wordt gedood, is een van de ernstigste mensenrechtenschendingen van na de Tweede Wereldoorlog, zei iemand. En daar ben ik het wel mee eens.
Het kortste wat je van het kwaad kunt zeggen, is dat het liefdeloosheid is. Christus leerde ons God lief te hebben boven alles en onze naaste als onszelf. Als die liefde ontbreekt, krijgt het kwaad vrij spel.”
Mijn ideaal
„Mijn grote ideaal is –en dat klinkt misschien raar– om als politicus een kléíne bijdrage te leveren, maar dan wel heel vasthoudend, aan het beteugelen van wat verkeerd is en aan het versterken van wat goed is. Een goede samenleving is doorademd van geloof, hoop en liefde. Geloof heeft met zingeving te maken, hoop met perspectief, en liefde met relaties.
In de politiek ben je vaak slechts met de uiterlijke kant van de dingen bezig, met wetgeving vooral. Maar het bestrijden van schrijnende eenzaamheid bijvoorbeeld? Daar kun je als politicus weinig in betekenen. Wij kunnen wel iets aan de koopkracht doen, maar die even noodzakelijke arm om de schouder, dat gaat de competentie van de politiek te boven. Wij komen vaak niet verder dan onkruid wieden, bagger scheppen uit de haven om die een beetje bevaarbaar te houden.
Toch doe ik daar niet laatdunkend over. De Schotse puritein William Guthrie schreef ooit: „U kunt niet leven zonder de wereld te beïnvloeden of door hem beïnvloed te worden. U maakt hem beter, of hij maakt u slechter.””
Mijn bronnen
„Iedereen weet dat ik mijn normen uit de Bijbel haal. Ja, soms bemoeilijkt dat het debat, namelijk als seculiere politici zeggen: Ik erken jouw bron niet, we zijn uitgepraat. Toch leg ik me daar niet te snel bij neer. Soms is het mogelijk met nog andere argumenten te komen die wél aansluiten bij het denkkader van je tegenstander. Als bij abortus de vrije keuze zo belangrijk is, is er bij jonge meisjes dan wel écht sprake van een vrije keuze?
Ik wil de ander niet te gemakkelijk weg laten komen. Zo vind ik het slap als iemand redeneert: Jij bent op grond van de Bijbel tegen abortus; als seculier ben ík dus automatisch vóór abortus. Waarom zou dat zo zijn? De ander heeft ook de plicht zich rekenschap te geven waarom hij vindt dat je een foetus wél mag doden. Eigenlijk heerst er in de politiek, gemiddeld genomen, best veel denkarmoede.
De Bijbel verbinden met politiek, is niet makkelijk. Op fractievergaderingen trekken we daar regelmatig tijd voor uit.
We hebben twee routes. Soms zoeken we vanuit de actualiteit, bijvoorbeeld de begroting van Sociale Zaken, naar Bijbelse gegevens. Maar die aanpak kán tot een trechtervisie leiden. Daarom doen we het soms bewust omgekeerd. Pas lazen we Openbaring 21. Naar aanleiding daarvan dachten we na over de vraag: Wat betekent dat nu, dat de koningen der aarde heerlijkheid en eer in het nieuwe Jeruzalem zullen brengen? Heeft ons politieke werk, hoe klein en marginaal ook, misschien toch blijvende betekenis?
Als ik in debatten de Bijbel probeer na te spreken, doe ik dat met onderscheid. Hoe duidelijker de Bijbel over een thema is, hoe duidelijker ook ik ben. Neem de opvang van uitgeprocedeerden. Een christen mag nooit zeggen: Laat hen maar op straat zwerven, ik trek de gordijnen dicht. Het zijn medemensen die in nood zijn! Anderzijds: voor de overheid ligt dit niet zo eenduidig. Want voor zij het weet ondergraaft zij, door mensen te helpen die weigeren om innerlijk de knop om te zetten, haar eigen beleid. Over zo’n onderwerp kan ik dus niet zomaar in termen van goed en kwaad spreken.”
De wereld
„Mij hoor je niet zeggen dat de wereld de laatste jaren alleen maar slechter is geworden. Zeker, enerzijds zie ik een afschuwelijke ontmenselijking, bijvoorbeeld in het optreden van IS, dat iedereen die buiten de groep valt als ongedierte beschouwt dat uitgeroeid moet worden. Tegelijkertijd zijn er opmerkelijke tekenen van hoop. Onze wereld is een in zonden gevallen wereld, die tegelijkertijd toch Góds wereld is. Je ziet een onvoorstelbare seksuele verwording, maar ook tegenbewegingen. Toen ik in 1998 in de Tweede Kamer kwam, waren SGP, GPV en RPF de enige partijen die ten strijde trokken tegen privébezit van kinderporno. Nu kan niemand zich meer voorstellen dat dit ooit gezien werd als een stuk privéruimte waar anderen niets mee te maken hebben.
Ooit bezocht ik in Bogota, de hoofdstad van Colombia. een project van een partnerorganisatie van Woord en Daad. Midden in een vreselijke wijk, waar de politie niet durfde komen, had men een schooltje neergezet, gaf men kinderen christelijk onderwijs en schreef men op de muur: „God is liefde.” Dat is toch geweldig?”