Een blad, een bloem, een steen. Van de simpele schoonheid van de natuur genoot John Muir (1838-1914) met volle teugen. De beroemdste natuurbeschermer van Amerika –die woensdag honderd jaar geleden stierf– wordt wel de ”vader van de nationale parken” genoemd.
Een fabrieksongeval in 1867 verandert het leven van de 28-jarige John Muir drastisch. Terwijl hij aan het werk is, treft een stuk gereedschap zijn oog. Muir brengt zes weken in een verdonkerde kamer door in angst of hij zijn zicht wel terug zal krijgen.
Zijn ziekbed geeft hem de kans om na te denken. Hij verandert. Als uitvinder timmert Muir aan de weg en wordt hij zelfs een genie genoemd, maar hij besluit een andere levensweg te kiezen. „Ik zei al mijn mechanische uitvindingen vaarwel, vastbesloten om de rest van mijn leven te wijden aan de studie van de uitvindingen van God (de natuur, MK).” Over zijn verandering: „God moet ons soms bijna doden om ons lessen te leren.”
Muir start met een wandeling van maar liefst 1600 kilometer van Kentucky naar Florida „over de wildste en minst betreden paden.” In dezelfde periode begint hij een dagboek. Als ‘huisadres’ op het binnenblad schrijft hij: „John Muir, aarde – planeet, universum.”
Na een zeereis bereikt hij in 1868 San Francisco. Aan een willekeurige timmerman vraagt hij de kortste en snelste weg om de chaotische stad te verlaten. Deze reageert verbaasd: „Waar wil je heen?” „Overal waar het wild is”, antwoordt Muir. Hij gaat oostwaarts de stad uit.
Van 1868 tot 1874 leeft hij –soms maanden achtereen– midden in de ruige natuur van Yosemite Valley. In een houten, zelfgebouwde hut slaapt Muir terwijl de kikkers onder de vloer kwaken. Hij verkent de omgeving en krijgt les van de „universiteit van de wildernis”, zoals hij dat zelf noemt. In 1972 schrijft Muir in een brief – na terugkomst in Yosemite Valley: „Toen ik bij de vallei aankwam, leken alle rotsen spraakzaam, en meer beminnelijk dan ooit. Ze zijn beste vrienden, en hebben warm bloed dat gutst door hun granieten vlees; en ik hou van ze met een liefde versterkt door de lange en nauwe omgang. (...) Ik (...) baadde in de heldere rivier, slenterde over de weilanden, sprak met de rotspartijen, en speelde met de dennen.”
In het natuurgebied verzorgt hij als gids tochten voor gasten van een nabijgelegen hotel. Sommige toeristen vinden hem een „geboren gek.” De Britse schrijfster Theresa Yelverton, die Yosemite ook bezoekt, raakt echter met hem bevriend. In haar boek ”Zanita: A Tale of the Yo-Semite” schrijft ze over Muir, onder de naam Kenmuir. Tijdens een onweersbui zou hij hebben gezegd: „O, dit is groots! Dit is magnifiek! Luister naar de stem van de Heere! Hoe Hij spreekt in de verhevenheid van Zijn macht en glorie!”
In Yosemite Valley schrijft Muir journalen vol met gedetailleerde studies over met name de geologie van de vallei. Hij bestudeert planten en dieren die er leven en beleeft van alles. Zo „berijdt” hij een lawine. Over die ervaring vertelt hij: „Elia’s reis in een wagen van vuur kon nauwelijks spannender zijn geweest.”
In de wilde natuur van Californië krijgen de ideeën van Muir over de natuur vorm. Jeanne Carr –zijn hartsvriendin– legt voor hem contacten, zodat Muir zijn ideeën kan publiceren tot in New York aan toe. Hij gaat voor een tijd in de bewoonde wereld, in San Francisco, wonen.
Ondertussen roept de natuur van Yosemite Valley. Maar als hij in 1874 –na negen maanden afwezigheid– terugkeert, voelt hij dat het er anders is. „Dit hoofdstuk van mijn leven is klaar”, schrijft hij aan Carr vanuit Yosemite. „Ik voel me hier een vreemdeling.” De inmiddels 36-jarige natuurvorser heeft een nieuwe levensroeping: strijden voor natuurbehoud. Op die manier predikt hij immers niet enkel voor een handvol toeristen „het evangelie van de bergen”, zoals Muirs biograaf Bonnie Gisel het noemt.
In 1878 geeft Muir –na aandringen van met name Carr– zijn zwervende leven in de wildernis helemaal op. Hij trouwt met Louisa Strentzel en vestigt zich in Oakland (Californië).
Met tomeloze energie zet Muir zich in voor het behoud van wildernissen, zoals Yosemite Valley. „De strijd voor natuurbehoud moet eindeloos doorgaan. Het is onderdeel van de universele strijd tussen goed en kwaad”, aldus de natuurbeschermer. Zijn artikelen staan in gerenommeerde bladen. Hij verwerft landelijke bekendheid met zijn verslagen en verhalen over de natuur. Het is niet zonder effect. In 1890 –na veel lobbywerk– neemt het Amerikaanse Congres een wet aan: Yosemite Valley is een nationaal park. En er volgen er meer. In 1892 volgt de oprichting van de Sierra Club, tegenwoordig een van de grootste en invloedrijkste milieuorganisaties ter wereld.
Muir schrijft in zijn boek ”The American Forests” (1901) dat alleen de Amerikaanse regering de bijzondere natuur in de VS kan behouden voor toekomstige generaties. „God heeft voor deze bomen gezorgd, Hij heeft ze gered van droogte, ziekte, lawines, en duizend stormen en overstromingen. Maar Hij kan ze niet redden van dwazen – alleen Uncle Sam kan dat doen.”
In 1903 bezoekt president Theodore Roosevelt het park. Muir neemt hem mee op een driedaagse trektocht en overtuigt hem daar, zoals veel historici geloven, van zijn ideeën over natuurbeheer.
Niet alleen de levende mammoetbomen in de Californische bossen kunnen op Muirs steun rekenen, maar ook de dode, gefossiliseerde bomen van Arizona. Petrified Forest is in gevaar: fortuinzoekers blazen de versteende bomen op met dynamiet om bijzondere kristallen te vinden. Muir klimt na zijn bezoek aan Arizona in 1905 in de pen. De lijntjes richting Roosevelt zijn inmiddels kort. Het gevolg: Petrified Forest wordt in 1906 een nationaal monument.
Net als de voorvechter van natuurbehoud rustig van zijn oude dag kan gaan genieten, hoort hij in 1906 over plannen voor een stuwdam binnen de grenzen van Yosemite National Park. Ondanks een felle strijd is hij niet in staat om de plannen tegen te houden. Over zijn tegenstanders schrijft hij in het boek ”The Yosemite” (1912): „Deze tempelvernietigers (Muir zag Yosemite Valley als heiligdom, MK) (...) lijken een perfecte minachting voor de natuur te hebben, en in plaats van het opheffen van hun ogen naar de God van de bergen, slaan ze die op naar de almachtige dollar.”
In 1913 keurt het Congres de bouw van de stuwdam goed. Een jaar later overlijdt Muir aan een longontsteking op de leeftijd van 76 jaar. Zijn activiteiten leiden uiteindelijk in 1916 tot de oprichting van de National Park Service, voor een betere bescherming van de nationale parken. Een resultaat waar de ”vader van de nationale parken” blij mee geweest zou zijn.
Levensloop John Muir
1838. John Muir komt ter wereld in Dunbar, Schotland.
1849. Verhuizing naar Wisconsin in de Verenigde Staten. Johns vader is strenggelovig (Restoration Movement). Op 11-jarige leeftijd kan John driekwart van het Oude Testament en het hele Nieuwe Testament uit zijn hoofd opzeggen. De opvoeding is dictatoriaal. Zweepslagen volgen om het minste of geringste.
1860. Studie botanie en geologie aan de universiteit van Wisconsin.
1867. John lijkt op weg om een veelbelovende uitvinder te worden, maar kiest na een bedrijfsongeval een andere weg: hij gaat de natuur in.
1868. Inspiratie in de natuur van Yosemite Valley (Californië). Begin van strijd voor natuurbehoud.
1890. Een wetsvoorstel wordt aangenomen in het Amerikaanse Congres: Yosemite National Park en Sequoia National Park zijn een feit.
1914. Muir sterft aan een longontsteking.
Nalatenschap
Hoe groot Muirs plaats als natuurbeschermer was in de Verenigde Staten, is te zien aan het eerbetoon aan hem. Muir is vaak vernoemd.
Op 9 januari 1908 wees president Theodore Roosevelt een gebied in Californië aan als nationaal monument. Hij wilde het Kent Monument noemen, ter ere van de persoon die het land aan de overheid had geschonken. Kent drong er echter op aan dat het naar John Muir zou worden genoemd. Roosevelt schreef terug: „MY DEAR MR KENT: By George! you are right.” Muir was zowel bevriend met Roosevelt als met Kent.
Muir Woods National Monument bevat 97 hectare aan oerbossen met kwetsbare kustmammoetbomen, de Sequoia sempervirens, de hoogste bomen ter wereld.
Naar Muir zijn ook twee bergen in Californië (onder andere Mount Muir), een gletsjer in Alaska (Muir Glacier), een viertal wandelpaden in verschillende staten (waaronder de beroemde John Muir Trail van 340 kilometer in de Sierra Nevada), een strand bij San Francisco (Muir Beach), een berghut, scholen, ziekenhuizen, parken en zelfs een asteroïde vernoemd.
Verder zijn naar Muir genoemd: een mineraal (Muiriet), een muis, een vogel, een vlinder en een miljoenpoot (alle in hun Latijnse namen).
Muirs portret stond op postzegels in 1964 en 1998 en verscheen in 2005 ook op een munt (state quarter) in Californië.
Citaten
„De bergen roepen, ik moet gaan.”
„Tussen elke twee dennenbomen is er een deur naar een nieuwe manier van leven.”
„We zijn in de bergen en zij zijn in ons, door in ons enthousiasme te ontsteken, door elke zenuw te laten trillen en elke porie en cel te vullen.”
„Er is iets in de glans van een bloem wat de grootste opscheppers van de schepping stil kan maken.”
„Het heidendom van de beschaving heeft over het algemeen de natuur, de poëzie, en alles wat geestelijk is verwoest.”
„Geen van de natuurlijke landschappen is lelijk, zolang ze wild zijn.”
„Blijf dicht bij het hart van de natuur (...) en beklim, eens in de zoveel tijd, een berg of breng een week in het bos door. Was uw geest schoon.”
„Ik leef er alleen voor om mensen te verleiden om te kijken naar de lieflijkheid van de natuur.”
Schepping als God
Zijn iconische baard en scherpe pen gaven John Muir de faam van een profeet en apostel van de natuur. Hoewel hij –mede door de afkeer van zijn dictatoriale vader– niets moest hebben van christelijke dogma’s, bleef hij diepreligieus. Zijn boeken en artikelen zijn doorspekt met verwijzingen naar God. Het is evenwel geen christendom waarin God centraal staat, maar eerder Gods schepping. Over dogma’s zei Muir: „Ik heb nooit geprobeerd om geloofsbelijdenissen (...) op te geven, ze gingen uit eigen beweging weg, zonder enig besef van verlies achter te laten.”
Muir geloofde dat de natuur de mens dichter bij het goddelijke bracht. In zijn werk is ongerepte natuur dan ook bijna synoniem voor God. Zo zegt hij in zijn dagboek op 26 juni 1875: „Geen synoniem voor God is zo perfect als schoonheid. Zoals te zien in het beeldhouwwerk van de bergen door de gletsjers (...) alles is schoonheid!
Hoe hij –op een soms wonderlijke manier– met de natuur omging, beschrijft hij in zijn dagboek: „Als ik een nieuwe plant ontdekte, ging ik ernaast zitten voor een minuut of een dag, om met hem kennis te maken en te horen wat hij moest vertellen. (...) Ik vroeg de keien die ik ontmoette waar ze vandaan kwamen en waar ze naartoe gingen.”